ECLI:NL:RBUTR:2012:BX9674

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
9 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/655756-12 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door twee of meer verenigde personen in supermarkt met insluiting en braak

In de zaak tegen de verdachte, die betrokken was bij een brutale inbraak in een supermarkt in Delft, heeft de rechtbank op 9 oktober 2012 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij het weg te nemen goed onder zijn bereik was gebracht door middel van braak. De inbraak vond plaats in de nacht van 15 op 16 augustus 2011, waarbij een aanzienlijk geldbedrag van € 75.478,26 werd gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een mededader de supermarkt is binnengekomen tijdens openingstijden en dat hij de mededader heeft geholpen zich in de meterkast op te sluiten. Na sluitingstijd heeft de ingesloten mededader de alarmkabels doorgeknipt en de toegang tot de supermarkt geopend, waarna de inbraak werd uitgevoerd. De rechtbank heeft de bewijsvoering, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen, als overtuigend beschouwd. De verdachte heeft geen verantwoording afgelegd voor zijn aanwezigheid in de supermarkt en zijn rol in de inbraak. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van de inbraak en heeft een gevangenisstraf van één jaar opgelegd, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte, die een strafblad heeft en geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/655756-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 oktober 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1993] te [geboorteplaats]
wonende te [adres], [woonplaats]
raadsman mr. E.H. Bokhorst, advocaat te Veenendaal
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 24 september 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Daarna is het onderzoek ter terechtzitting gesloten op 25 september 2012, waarbij de uitspraakdatum is bepaald op 9 oktober 2012.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 15 augustus 2011 tot en met 16 augustus 2011 met anderen in de Plus supermarkt te Delft heeft ingebroken.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij onder meer op het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
De raadsman is van mening dat niet bewezen kan worden dat degene die zou zijn ingesloten in de meterkast van de Plus supermarkt in Delft daar hulp bij heeft gehad en als dat al zo zou zijn, dat niet bewezen kan worden dat verdachte degene was die hierbij hulp heeft verleend.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe het volgende.
De vindplaatsvermeldingen van de onderstaande bewijsmiddelen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van een (zaaks)dossier, zoals bijvoorbeeld p. 1 van Einddossier, Algemeen, map 1 of p. 1 van 09Delftplus, oftewel pagina 1 van het dossier 09Delftplus (zaak 1) met dossiernummer PL0910-2012087226, tenzij anders is vermeld. De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
Voor zover er sprake is van het bestaan van beeldmateriaal in de vorm van camerabeelden, zijn deze beelden ook door de rechtbank bekeken.
Onderzoek 09Doega11
Op 30 oktober 2011 werd onder leiding van een officier van justitie van het arrondissementsparket Utrecht een onderzoek gestart onder de naam 09Boni11, naar aanleiding van een aangifte waaruit bleek dat men kennelijk voorbereidingshandelingen trof voor een overval op de supermarkt Boni, gevestigd in Utrecht. In het kader van dit onderzoek werden op vordering van een officier van justitie en met machtiging van de rechter-commissaris van het arrondissement Utrecht, diverse telefoons getapt. Gedurende het onderzoek bleek uit de afgeluisterde gesprekken in combinatie met de paallocaties en het door het team ingestelde onderzoek, dat in dat onderzoek in beeld gekomen personen zich kennelijk tevens bezig hielden met het plegen van insluipingen en (dak)inbraken in onder andere supermarkten. Daarnaast bleek dat de verdachten die in onderzoek 09Boni11 naar voren kwamen, deel uit maakten van een criminele jeugdgroep uit de stad Utrecht waarnaar op 27 september 2011 een onderzoek was gestart onder de naam 09Doega11. Derhalve werd besloten het onderzoek naar deze insluipingen en (dak)inbraken voort te zetten onder de naam 09Doega11.
Modus Operandi
Door het onderzoeksteam 09Doega11 zijn meer dan 20 feiten, gepleegd op locaties verspreid door heel Nederland, in behandeling genomen. Uit het onderzoek naar deze zaken kwam naar voren bleek dat de daders een min of meer vaste werkwijze hanteerden om een inbraak c.q. kluiskraak te plegen. Deze vaste werkwijze, de modus operandi, kenmerkte zich onder meer door een voorverkenning, de insluiting van een mededader, en door de verdere uitvoering van de inbraak.
Voorverkenning:
Uit de afgeluisterde gesprekken in combinatie met de gegevens voortkomend uit de historische printgegevens en in combinatie met de beschikbaar gestelde beelden van de diverse supermarkten, bleek dat een inbraak over het algemeen voorafgegaan werd door één of meerdere voorverkenningen.
Een voorverkenning werd over het algemeen uitgevoerd door twee tot vier personen. Een voorverkenning was kennelijk bedoeld om te onderzoeken of het betreffende pand geschikt was voor een inbraak c.q. insluiping. Uit de incidenten die door het onderzoeksteam werden onderzocht bleek dat de verdachten bij deze voorverkenning met name op zoek waren naar het magazijn, kennelijk om vast te kunnen stellen waar de alarmkabels van het alarm zich bevonden. Dit gezien het feit dat bij iedere (geslaagde) inbraak de alarmkabels waren gesaboteerd. Daarnaast bleek uit onderzoek van een bij een verdachte in beslag genomen computer dat op de site Google naar diverse supermarkten door heel Nederland was gezocht.
Insluiting:
Nadat een voorverkenning was gedaan vond over het algemeen een insluiting plaats. Eén van de personen liet zich insluiten in de meterkast of magazijnruimte van het betreffende pand. Vervolgens werd door deze persoon gewacht tot de winkel was gesloten en al het personeel van de betreffende winkel het pand had verlaten. Daarna, al dan niet op (telefonische) aanwijzingen van een ander, knipte of zaagde deze persoon de alarmkabels door, kennelijk om te voorkomen dat er een alarm af zou gaan. Gedurende de tijd dat de persoon ingesloten was in het betreffende pand terwijl het personeel daar nog aanwezig was, werd het pand van buitenaf door één of meerdere personen vermoedelijk in de gaten gehouden. Dit is onder meer af te leiden uit diverse telefooncontacten met de ingesloten persoon. Tevens bleek dat de mededaders veelal op afstand wachtten totdat duidelijk was dat het alarm onklaar was en er kennelijk geen gevaar voor betrapping meer was. Uit de geslaagde inbraken/kluiskraken werd duidelijk dat de ingesloten persoon het pand na het doorknippen van de alarmkabels verliet. Enkele uren later werd de inbraak/kluiskraak dan afgemaakt, waarbij gebruik werd gemaakt van professioneel gereedschap.
Inbraak:
Nadat het alarm was uitgeschakeld en hierop niet door de beveiliging en/of politie werd gereageerd vond het vervolg van de inbraak plaats. Uit het onderzoek is gebleken dat dit vermoedelijk op de volgende manier gebeurde. De dader die ingesloten was knipte/zaagde de alarmkabels door, kwam uit de meterkast/magazijn ruimte, rende enkele malen door het pand (kennelijk om te onderzoeken of het alarm daadwerkelijk was uitgeschakeld), opende de nooddeur en zorgde dat die van buitenaf te openen was en verliet het pand. Na enkele uren maakten de daders de inbraak/kluiskraak af, al dan niet inclusief een (poging tot) kluiskraak. Daarnaast is gebleken dat men tijdens de inbraak kennelijk gebruik maakte van personen die buiten op de uitkijk stonden om de medeverdachten die in het pand met de inbraak bezig waren tijdig te kunnen waarschuwen indien de politie en/of beveiliging ter plaatse zou komen. Voor de communicatie onderling werd daarbij onder andere gebruik gemaakt van portofoons, terwijl de mobiele telefoons dan kennelijk waren uitgeschakeld.
Beeldherkenning
In het onderzoek 09Doega11 bevinden zich in de meeste deelonderzoeken processen-verbaal van herkenning van een of meer verdachten die werden herkend van (foto’s van) camerabeelden gemaakt op de plaats delict. In de ‘Aanvulling op het Einddossier’ zijn processen-verbaal van bevindingen opgenomen met daarin een nadere toelichting door de betreffende verbalisanten op de totstandkoming van de herkenningen. Over de herkenningen en de omstandigheden waaronder de herkenningen tot stand zijn gekomen en de wijze waarop processen-verbaal zijn opgemaakt is bij de rechter-commissaris voorts de teamleider van het onderzoek 09Doega11, [getuige 1], als getuige gehoord.
De raadsman heeft de betrouwbaarheid van de gedane herkenningen gemotiveerd betwist.
De rechtbank overweegt voor wat betreft de betrouwbaarheid van de herkenningen in dit onderzoek als volgt.
De herkenningen betreffen (gezichts)herkenningen van een voor de desbetreffende getuige (in casu: telkens een verbalisant van politie) bekend gezicht. De desbetreffende verbalisanten hebben bij de gedane herkenningen steeds aangegeven dat ze de desbetreffende verdachte uit hoofde van hun werk bij de politie al kenden vóórdat ze de foto’s/bewegende beelden zagen. Ook is aangegeven hoe lang en hoe ze de herkende verdachte kenden.
De rechtbank merkt op dat in het algemeen een bekende herkennen makkelijker is dan een herinnering aan een gezicht verwoorden of een onbekende herkennen. De strenge eisen die aan een (foto)Oslo-confrontatie worden gesteld hoeven dan ook niet in gelijke mate te worden gesteld aan een herkenning van een bekende. Dat neemt echter niet weg dat ook bij herkennen fouten gemaakt kunnen worden en dat zorgvuldig gekeken dient te worden hoe en onder welke omstandigheden een herkenning tot stand is gekomen.
De rechtbank merkt allereerst op dat de waarneming en opslag van informatie in het geheugen in positieve zin wordt beïnvloed door de taak van de waarnemer en datgene wat voor hem/haar interessant is. In casu is die taak telkens de handhaving van de openbare orde en de opsporing, meer in het bijzonder in een of meer specifieke wijk(en) van de stad Utrecht, wijken waar de desbetreffende verdachten woonachtig zijn. In het onderhavige onderzoek worden diverse verdachten bovendien (veelal) door meerdere verbalisanten herkend, zodat deze herkenningen elkaar ook ondersteunen. De herkenningen zijn allemaal gedaan op basis van beelden die aan het dossier zijn toegevoegd.
De rechtbank waardeert het bewijsmiddel ‘proces-verbaal bevindingen, betreffende een beeldherkenning’, voor zover gedaan door een verbalisant die relateert dat hij/zij verdachte ‘kent’ en op beelden herkent, in beginsel dan ook als betrouwbaar. Daar waar door de verdediging een concreet en specifiek verweer ten aanzien van een herkenning is gevoerd zal de rechtbank daar bij het desbetreffende feit nader op in gaan.
Hierna zal de rechtbank, in het kader van hetgeen hierboven is overwogen, de bewijsmiddelen weergeven en nader motiveren waarom zij tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde komt.
09Delftplus
Op 24 oktober 2011 doet [aangever 1] aangifte van inbraak in de supermarkt Plus Retail West aan de Elzenlaan 1 in Delft. In de aangifte staat dat op dinsdag 16 augustus 2011, omstreeks 05.45 uur, medewerker [medewerker Plus] bij de winkel kwam om deze te openen. Hij zag dat het kastje van de alarmcode geheel van de muur was verwijderd. [medewerkster Plus] constateerde dat er meerdere plafondplaten uit het plafond waren gehaald. Dat was onder andere in het bestelkantoor op de eerste etage. De toegangsdeur van de kluisruimte, het kassakantoor, was verbroken. In de kluisruimte bleek dat de zijkant van een kluis open geslepen was. Uit deze kluis was een aanzienlijk geldbedrag weggenomen. Uit onderzoek van de politie en het onderzoek van Wesotronic bleek dat alle bedrading van het internet en de inbraakbeveiliging tijdens de inbraak was doorgeknipt. Dit is gebeurd in de meterkast.
Getuige [getuige] is eigenaar van de supermarkt Plusmarkt te Delft. Hij heeft verklaard dat op 15 augustus 2011 de winkel om 22.36 uur is afgesloten. Dat is ook het moment geweest dat het alarm erop is gezet. Het uit de kluis weggenomen bedrag wordt geschat op € 75.000,-. Het weggenomen bedrag wordt later vastgesteld op € 75.478,26.
Insluiting
In de Plusmarkt te Delft zijn camerabeelden opgenomen en veiliggesteld over de periode van zondag 14 augustus 2011 te 07.00 uur tot en met dinsdag 16 augustus 2011 te 6.00 uur.
Uit deze camerabeelden bleek dat twee manspersonen op maandag 15 augustus 2011 te 19.16 uur via de hoofdingang de nog geopende winkel in kwamen lopen. Verdachte 1, met een roze blouse, en verdachte 2, met een zwarte jas, liepen om 19.21 uur via de winkel naar het magazijn. Vervolgens liepen zij door de klapdeuren het magazijn in en, kennelijk doelbewust, in de richting van de meterkast. Dat het hier om het lopen in de richting van de meterkast gaat, leidt de rechtbank af uit de richting waarin zij lopen in combinatie met de plattegrond welke in het dossier zit. Twee minuten later, om 19.23 uur, verlaat verdachte 2 het magazijn via de klapdeuren en vervolgens de winkel via de kassa.
Verdachte 1 is dan niet meer te zien op de beelden. Hij is niet via de personeelsingang of de hoofdingang naar buiten gegaan maar kennelijk ergens in het magazijn achter gebleven.
Verdere verloop inbraak
Op de camerabeelden is te zien dat op 16 augustus 2011 te 00.08 uur een paneel boven de deur van de meterkast met een elleboog wordt verwijderd door iemand die zich achter dat paneel bevindt. Te zien is dat verdachte 1, met de roze blouse, via het ontstane gat naar buiten komt en naar beneden springt. Met een schroevendraaier in zijn hand loopt hij vervolgens via de klapdeuren van het magazijn de winkel in. Om 00.12 uur loopt hij via de nooddeur de winkel uit.
Om 01.24 uur komt verdachte 1 via diezelfde nooddeur weer naar binnen. Hij draagt nu een zwarte jas en heeft een grote reistas bij zich. Om 02.30 uur komen twee personen, met bivakmutsen op, het pand binnen. Zij nemen de gereedstaande reistas verder mee het magazijn in en pakken er een breekijzer uit. Zij forceren hiermee de toegangsdeur naar de kluisruimte en maken daar de camera onklaar. Om 03.15 uur verlaten zij de kluisruimte en lopen terug naar het magazijn. Om 03.54 uur verlaten zij de winkel.
Bovengenoemde camerabeelden zijn op 4 oktober 2011 door het programma Opsporing Verzocht uitgezonden op de Nederlandse televisie. De rechtbank constateert dat de bedoelde beelden scherp zijn en dat verdachte met onverhuld gezicht volledig in beeld is. Zowel verdachte 1 als verdachte 2 zijn vervolgens vele malen herkend.
[verbalisant 1] heeft verklaard dat hij, vanuit zijn hoedanigheid als wijkagent Utrecht Stad, wijkteam Overvecht, regelmatig contact heeft met verdachte. Hij herkent de persoon met de zwarte jas (de rechtbank begrijpt verdachte 2) op de beelden voor honderd procent als zijnde verdachte, een jongen die woont in zijn wijk. Ook meerdere andere verbalisanten, die verdachte uit hoofde van hun werk eveneens reeds kenden, hebben op de beelden verdachte herkend. (verbalisant [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 5] ). De rechtbank acht deze herkenningen betrouwbaar.
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat verdachte [verdachte] tezamen met verdachte 1 de winkel in Delft tijdens openingstijd via de hoofdingang is binnengegaan, dat zij samen het magazijn in zijn gelopen, dat zij samen ongeveer twee minuten in de buurt van de meterkast zijn geweest en dat verdachte [verdachte] vervolgens alleen de winkel heeft verlaten.
Verdachte 1 heeft zich in de meterkast opgesloten of op laten sluiten, want op beelden is te zien hoe hij de meterkast enkele uren later (om 00.08 uur op 16 augustus 2011) verlaat, via een door hem kort daarvoor verwijderd paneel boven de deur van de kast. De politie heeft ter plaatse geconstateerd dat de meterkast (de rechtbank leest: de deur van de meterkast) was afgesloten en met een sleutel moest worden geopend.
Enkele uren later, nog steeds gedurende de nachtelijke uren van 16 augustus 2011, vindt vervolgens het vervolg van de inbraak plaats, waarbij in ieder geval twee personen zichtbaar zijn op de beelden.
Verdachte heeft desgevraagd geen verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid in het magazijn van de Plus-supermarkt in Delft de avond en relatief kort vóórdat daar werd ingebroken. Gelet op het feit dat verdachte woonachtig is in Utrecht, enkele uren voordat een inbraak wordt gepleegd in een supermarkt in Delft daar is, dan ook in gezelschap is van degene die in de meterkast de winkelsluitingstijd heeft afgewacht om een inbraak mogelijk te maken, gegeven het feit dat verdachte met de medeverdachte zich in het magazijn van de supermarkt heeft begeven en daar alléén (met achterlating van de medeverdachte) weer uit is gekomen en vervolgens de winkel heeft verlaten zonder medeverdachte, en gegeven het feit dat verdachte hier geen enkele verklaring voor heeft willen geven terwijl die situatie vraagt om een antwoord,
gelet op al deze feiten en omstandigheden duidt de rechtbank dit handelen van verdachte aldus dat verdachte op 14 augustus 2011 verdachte 1 geholpen heeft bij de insluiting in de meterkast in de supermarkt in Delft. In het licht van de hierboven beschreven modus operandi ziet de rechtbank de insluiting in de meterkast als een uitvoeringshandeling van de inbraak. Iemand helpen zich ongezien in te sluiten in een meterkast van een supermarkt duidt op wetenschap bij diegene omtrent het oogmerk van de ingeslotene. Deze handeling kwalificeert de rechtbank dan ook als een nauwe en bewuste samenwerking aan de inbraak, gepleegd door een of meer (andere) personen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
(deelonderzoek 09Delftplus)
in de periode van 15 augustus 2011 tot en met 16 augustus 2011 te Delft, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een supermarkt (gevestigd aan de Elzenlaan 1) heeft weggenomen een grote hoeveelheid geld (75.478,26 euro), toebehorende aan Plus Retail West, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door braak, door
- zich in te laten sluiten in de meterkast van die supermarkt na sluitingstijd en nadat het personeel van die supermarkt was vertrokken
- het doorknippen van de kabels van de beveiligingsinstallatie van die supermarkt en
- het openzetten van een (nood)deur van die supermarkt en het betreden van die supermarkt via die (nood)deur en
- het openbreken van de deur van het kassakantoor van die supermarkt en
- het openslijpen van een kluis in dat kassakantoor.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt om vrijspraak.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een zeer brutale inbraak in een supermarkt. De inbraak is op geraffineerde en professionele manier uitgevoerd, waarbij veel schade is aangericht en waarbij een groot geldbedrag is buitgemaakt. Verdachte heeft daarmee te kennen gegeven geen enkel respect voor het eigendom van anderen te hebben en zijn eigen materiële wensen boven de belangen van anderen te stellen. Feiten, zoals door verdachte gepleegd, hebben een grote impact op de getroffen eigenaren en het personeel van de supermarkt en brengen gevoelens van onveiligheid te weeg in de samenleving. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het door verdachte gepleegde feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële duur rechtvaardigt, uit oogpunt van genoegdoening aan de slachtoffers en de samenleving, alsook uit oogpunt van generale en speciale preventie.
In de persoon van de verdachte heeft de rechtbank, ondanks zijn nog jonge leeftijd, geen reden voor matiging van de straf gevonden. Verdachte heeft reeds twee maal eerder een vermogensmisdrijf gepleegd en heeft dus een strafblad. Dit werkt niet in zijn voordeel. Hetzelfde geldt voor het feit dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor hetgeen hij heeft gedaan. Hij heeft een berekenende proceshouding aangenomen.
Verdachte heeft geen werk en geen opleiding en heeft aangegeven niet open te staan voor begeleiding vanuit de reclassering. De rechtbank acht het dan ook niet opportuun en zonde van de daarmee gemoeide gemeenschapsgelden om verdachte desondanks een verplicht reclasseringstoezicht op te leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een straf zoals door de officier van justitie gevorderd gerechtvaardigd. De rechtbank zal een deel daarvan in voorwaardelijke vorm opleggen, dit om verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst nog meer strafbare feiten te plegen
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van één jaar, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, mr. M.A.A.T. Engbers en
mr. M.A.E. Somsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Groot-Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 oktober 2012.