ECLI:NL:RBUTR:2012:BX9634

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
9 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/655406-12; 16/512497-10 (tul) [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doega-zaak: Inbraak in supermarkt met gebruik van voorverkenning en insluiting

In de Doega-zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 9 oktober 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een inbraak in de supermarkt Dirk van den Broek in Hoofddorp. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen in de nacht van 26 op 27 november 2011 een voorverkenning heeft uitgevoerd en vervolgens de inbraak heeft gepleegd. De modus operandi van de daders bestond uit een zorgvuldige voorbereiding, waaronder het insluiten van een mededader in de supermarkt om het personeel te observeren en het alarm uit te schakelen. De rechtbank heeft verschillende bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen van verbalisanten, als betrouwbaar beoordeeld. De verdachte werd herkend op beelden en zijn telefoon werd gelokaliseerd in de buurt van de plaats delict tijdens de inbraak. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij het weg te nemen goed onder zijn bereik is gebracht door middel van braak en een valse sleutel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden en heeft de voorwaardelijke werkstraf van 30 uren die eerder was opgelegd, ten uitvoer gelegd. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/655406-12; 16/512497-10 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 oktober 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats]
raadsman mr. G.A. Speelman, advocaat te Amersfoort
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 21 september 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Daarna is het onderzoek ter terechtzitting gesloten op 25 september 2012, waarbij de uitspraakdatum is bepaald op 9 oktober 2012.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 26 november 2011 tot en met 27 november 2011 met anderen in de Dirk van den Broek te Hoofddorp heeft ingebroken.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De officier van justitie heeft daartoe, kort samengevat, gewezen op:
- de gevolgde modus operandi in deze zaak en in de andere zaken in het onderzoek Doega,
- de gedane herkenningen, die door verbalisanten die verdachte reeds kenden zijn gedaan en die zij betrouwbaar acht,
- het vastgestelde telefoongebruik door verdachte en medeverdachten,
- de gemaakte tijdlijn naar aanleiding van telecomanalyse en bewakingsbeelden,
- de in dit onderzoek relevante getapte telefoongesprekken en
- de processen-verbaal van stemherkenning betreffende de medeverdachten.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij onder meer op het ontbreken van overtuigend bewijs. De raadsman is van mening dat het koppelen van een telefoonnummer aan verdachte op onjuiste grond is gebeurd en al helemaal niet betekent dat verdachte in bezit was van dit telefoonnummer ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit. Voorts is de raadsman van mening dat de processen-verbaal van herkenning onbetrouwbaar zijn en dat nergens anders de betrokkenheid van verdachte uit blijkt. De verdediging verzoekt verdachte vrij te spreken van het hem tenlastegelegde.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe het volgende.
De vindplaatsvermeldingen van de onderstaande bewijsmiddelen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van een (zaaks)dossier, zoals bijvoorbeeld ‘p. 1 van Einddossier, Algemeen, map 1’ of ‘p. 1 van 09Delftplus’ (oftewel pagina 1 van het dossier 09Delftplus (zaak 1) met dossiernummer PL0910-2012087226), tenzij anders is vermeld. De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
Voor zover er sprake is van het bestaan van beeldmateriaal in de vorm van camerabeelden, zijn deze beelden ook door de rechtbank bekeken.
Onderzoek 09Doega11
Op 30 oktober 2011 werd onder leiding van een officier van justitie van het arrondissementsparket Utrecht een onderzoek gestart onder de naam 09Boni11, naar aanleiding van een aangifte waaruit bleek dat men kennelijk voorbereidingshandelingen trof voor een overval op supermarkt Boni, gevestigd in Utrecht. In het kader van dit onderzoek werden op vordering van een officier van justitie en met machtiging van de rechter-commissaris van het arrondissement Utrecht, diverse telefoons getapt. Gedurende het onderzoek bleek uit de afgeluisterde gesprekken in combinatie met de paallocaties en het door het team ingestelde onderzoek, dat in dat onderzoek in beeld gekomen personen zich kennelijk tevens bezig hielden met het plegen van insluipingen en (dak)inbraken in onder andere supermarkten. Daarnaast bleek dat de verdachten die in onderzoek 09Boni11 naar voren kwamen, deel uit maakten van een criminele jeugdgroep uit de stad Utrecht waarnaar op 27 september 2011 een onderzoek was gestart onder de naam 09Doega11. Derhalve werd besloten het onderzoek naar deze insluipingen en (dak)inbraken voort te zetten onder de naam 09Doega11.
Modus Operandi
Door het onderzoeksteam 09Doega11 zijn meer dan 20 feiten, gepleegd op locaties verspreid door heel Nederland, in behandeling genomen. Uit het onderzoek naar deze zaken kwam naar voren dat de daders een min of meer vaste werkwijze hanteerden om een inbraak c.q. kluiskraak te plegen. Deze vaste werkwijze, de modus operandi, kenmerkte zich onder meer door een voorverkenning, de insluiting van een mededader, en door de verdere uitvoering van de inbraak.
Voorverkenning:
Uit de afgeluisterde gesprekken, in combinatie met de gegevens voortkomend uit de historische printgegevens en in combinatie met de beschikbaar gestelde beelden van de diverse supermarkten, bleek dat een inbraak over het algemeen voorafgegaan werd door één of meerdere voorverkenningen.
Een voorverkenning werd over het algemeen uitgevoerd door twee tot vier personen. Een voorverkenning was kennelijk bedoeld om te onderzoeken of het betreffende pand geschikt was voor een inbraak c.q. insluiping. Uit de incidenten die door het onderzoeksteam werden onderzocht bleek dat de verdachten bij deze voorverkenning met name op zoek waren naar het magazijn, kennelijk om vast te kunnen stellen waar de alarmkabels van het alarm zich bevonden. Dit gezien het feit dat bij iedere (geslaagde) inbraak de alarmkabels waren gesaboteerd. Daarnaast bleek uit onderzoek van een bij een verdachte in beslag genomen computer dat op de site Google naar diverse supermarkten door heel Nederland was gezocht.
Insluiting:
Nadat een voorverkenning was gedaan vond over het algemeen een insluiting plaats. Eén van de personen liet zich insluiten in de meterkast of magazijnruimte van het betreffende pand. Vervolgens werd door deze persoon gewacht tot de winkel was gesloten en al het personeel van de betreffende winkel het pand had verlaten. Daarna, al dan niet op (telefonische) aanwijzingen van een ander, knipte of zaagde deze persoon de alarmkabels door, kennelijk om te voorkomen dat er een alarm af zou gaan. Gedurende de tijd dat de persoon ingesloten was in het betreffende pand terwijl het personeel daar nog aanwezig was, werd het pand van buitenaf door één of meerdere personen vermoedelijk in de gaten gehouden. Dit is onder meer af te leiden uit diverse telefooncontacten met de ingesloten persoon.
Tevens bleek dat de mededaders veelal op afstand wachtten totdat duidelijk was dat het alarm onklaar was en er kennelijk geen gevaar voor betrapping meer was. Uit de geslaagde inbraken/kluiskraken werd duidelijk dat de ingesloten persoon het pand na het doorknippen van de alarmkabels verliet. Enkele uren later werd de inbraak/kluiskraak dan afgemaakt, waarbij gebruik werd gemaakt van professioneel gereedschap.
Inbraak:
Nadat het alarm was uitgeschakeld en hierop niet door de beveiliging en/of politie werd gereageerd, vond het vervolg van de inbraak plaats. Uit het onderzoek is gebleken dat dit vermoedelijk op de volgende manier gebeurde. De dader die ingesloten was knipte/zaagde de alarmkabels door, kwam uit de meterkast/magazijn ruimte, rende enkele malen door het pand (kennelijk om te onderzoeken of het alarm daadwerkelijk was uitgeschakeld), opende de nooddeur en zorgde dat die van buitenaf te openen was en verliet het pand. Na enkele uren maakten de daders de inbraak af, al dan niet inclusief een (poging tot) kluiskraak. Daarnaast is gebleken dat men tijdens de inbraak kennelijk gebruik maakte van personen die buiten op de uitkijk stonden om de medeverdachten die in het pand met de inbraak bezig waren tijdig te kunnen waarschuwen indien de politie en/of beveiliging ter plaatse zou komen. Voor de communicatie onderling werd daarbij onder andere gebruik gemaakt van portofoons terwijl de mobiele telefoons dan kennelijk waren uitgeschakeld.
Beeldherkenning
In het onderzoek 09Doega11 bevinden zich in de meeste deelonderzoeken processen-verbaal van herkenning van een of meer verdachten die werden herkend van (foto’s van) camerabeelden gemaakt op de plaats delict. In de ‘Aanvulling op het Einddossier’ zijn processen-verbaal van bevindingen opgenomen met daarin een nadere toelichting door de betreffende verbalisanten op de totstandkoming van de herkenningen. Over de herkenningen en de omstandigheden waaronder de herkenningen tot stand zijn gekomen en de wijze waarop processen-verbaal zijn opgemaakt is bij de rechter-commissaris voorts de teamleider van het onderzoek 09Doega11, [getuige 1], als getuige gehoord.
De raadsman heeft de betrouwbaarheid van de gedane herkenningen gemotiveerd betwist.
De rechtbank overweegt voor wat betreft de betrouwbaarheid van de herkenningen in dit onderzoek als volgt.
De herkenningen betreffen (gezichts)herkenningen van een voor de desbetreffende getuige (in casu: telkens een verbalisant van politie) bekend gezicht. De desbetreffende verbalisanten hebben bij de gedane herkenningen steeds aangegeven dat ze de desbetreffende verdachte uit hoofde van hun werk bij de politie al kenden vóórdat ze de foto’s/bewegende beelden zagen. Ook is aangegeven hoe lang en hoe ze de herkende verdachte kenden.
De rechtbank merkt op dat in het algemeen een bekende herkennen makkelijker is dan een herinnering aan een gezicht verwoorden of een onbekende herkennen. De strenge eisen die aan een (foto)Oslo-confrontatie worden gesteld hoeven dan ook niet in gelijke mate te worden gesteld aan een herkenning van een bekende. Dat neemt echter niet weg dat ook bij herkennen fouten gemaakt kunnen worden en dat zorgvuldig gekeken dient te worden hoe en onder welke omstandigheden een herkenning tot stand is gekomen.
De rechtbank merkt allereerst op dat de waarneming en opslag van informatie in het geheugen in positieve zin wordt beïnvloed door de taak van de waarnemer en datgene wat voor hem/haar interessant is. In casu is die taak telkens de handhaving van de openbare orde en de opsporing, meer in het bijzonder in een of meer specifieke wijk(en) van de stad Utrecht, wijken waar de desbetreffende verdachten woonachtig zijn. In het onderhavige onderzoek worden diverse verdachten bovendien (veelal) door meerdere verbalisanten herkend, zodat deze herkenningen elkaar ook ondersteunen. De herkenningen zijn allemaal gedaan op basis van beelden die aan het dossier zijn toegevoegd.
De rechtbank waardeert het bewijsmiddel ‘proces-verbaal bevindingen, betreffende een beeldherkenning’, voor zover gedaan door een verbalisant die relateert dat hij/zij verdachte ‘kent’ en op beelden herkent, in beginsel dan ook als betrouwbaar. Daar waar door de verdediging een concreet en specifiek verweer ten aanzien van een herkenning is gevoerd zal de rechtbank daar bij het desbetreffende feit nader op in gaan.
Hierna zal de rechtbank, in het kader van hetgeen hierboven is overwogen, de bewijsmiddelen weergeven en nader motiveren waarom zij tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde komt.
09Hoofddorp
Voorverkenning en herkenning verdachte
Op donderdag 24 november 2011 te 17.45 uur wordt op de Keizer Karelweg in Amstelveen een personenauto van het merk Skoda met kenteken [kenteken] staande gehouden. In de auto zitten vier personen: persoon 1, persoon 2, persoon 4 en [verdachte]. Ze verklaarden dat ze iemand op gingen halen van Schiphol, ze wisten geen vluchtnummer en aankomsttijd. Tijdens de staandehouding zag de politie in het voertuig een paar handschoenen, zwarte sportschoenen en een zwarte jas liggen.
Nog geen twee uur later (19.43 respectievelijk 19.44 uur) komen dezelfde vier personen in twee groepjes van twee de supermarkt Dirk van den Broek te Hoofddorp binnen.
De personen 1, 2 en 4 worden elk door meerdere verbalisanten herkend. Persoon 3 wordt door meerdere verbalisanten herkend als zijnde [verdachte], verdachte. Op de camerabeelden is te zien dat de vier personen elkaar ontmoeten in een gangpad en hier met elkaar staan te praten. Te zien is dat om 19.53 uur [verdachte] en persoon 4 samen de supermarkt Dirk van den Broek verlaten en dat om 19.56 uur persoon 1 en persoon 2 samen de supermarkt Dirk van den Broek verlaten. Voorts is te zien dat om 20.03 uur persoon 1 en persoon 2 bij de achteringang van het magazijn staan en naar binnen kijken door de geopende deur. Te zien is dat om 20.14 uur persoon 1 en persoon 2 via de achteringang het magazijn van de supermarkt betreden, waarna persoon 1 de deur van de meterkast opent en naar binnen gaat. Te zien is dat persoon 2 blijft wachten tot persoon 1 weer naar buiten komt. Te zien is dat persoon 1 na enige tijd weer naar buiten komt en dat persoon 1 en persoon 2 via de achteringang het magazijn weer verlaten.
Verbalisant [verbalisant 1] herkent de persoon aangeduid als dader 3 als zijnde [verdachte]. De rechtbank constateert dat de foto’s en beelden op grond waarvan de herkenning is gedaan , scherp zijn en dat verdachte met onverhuld gezicht volledig in beeld is. [verbalisant 1] verklaart dat hij [verdachte] in het verleden meerdere malen heeft aangesproken, gecontroleerd dan wel aangehouden en dat hij hem op de beelden herkent aan zijn postuur, lichaamshouding en gelaat. Verdachte is ook door meerdere andere verbalisanten ([verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 5] ) herkend op het beeldmateriaal. De rechtbank acht deze herkenningen betrouwbaar, mede gelet op de samenhang met de andere bewijsmiddelen.
Bezien in verband met de bovenomschreven modus operandi en het feit dat er in de nacht van 26 op 27 november een inbraak in deze supermarkt heeft plaatsgevonden, is de rechtbank op basis van de hiervoor weergegeven redengevende feiten en omstandigheden van oordeel dat door verdachte op 24 november 2011 samen met drie andere personen een voorverkenning in de supermarkt Dirk van den Broek is gedaan voor een later te plegen inbraak.
Insluiting, inbraak
Op camerabeelden is te zien dat op 26 november 2011 om 19.33 uur dezelfde persoon 1 en persoon 2 als van de voorverkenning samen met een ander, persoon 5, via de achteringang het magazijn van de supermarkt betreden. Op de beelden is te zien dat persoon 1 zich laat insluiten in de meterkast en dat persoon 2 samen met persoon 5, de meterkast kennelijk op slot doet en dat beide personen via de achteringang van het magazijn weer vertrekken.
Uit de aangifte en onderzoek op de plaats delict is gebleken dat in de supermarkt zich een meterkast bevindt en dat deze meterkast van buitenaf is af te sluiten met een schuif aan de bovenzijde.
Voorts is op de beelden te zien dat persoon 2 en persoon 5 de achteringang van het magazijn betreden en dat persoon 2 een breekijzer onder zijn jas heeft. Te zien is dat persoon 2 en persoon 5 in het magazijn worden betrapt door een personeelslid van de supermarkt en dan, na even met het personeelslid gepraat te hebben, vervolgens om 19.41 uur de achteringang van het magazijn verlaten.
Vervolgens is op camerabeelden te zien dat op 27 november 2011 om 00.13 uur een man (persoon 1) de meterkast uitkomt en het magazijn in loopt. Om 2.01 uur opent hij een deur van de achteringang van het magazijn. Te zien is dat om 4.15 uur drie personen in de richting van de achteringang van het magazijn lopen. Zij trekken onderweg daar naar toe handschoenen aan en zetten bivakmutsen op. Tenslotte is op de beelden te zien dat vanaf de achteringang van het magazijn vier personen met een aantal zakken met vermoedelijk daarin de buit weglopen richting de openbare weg.
Op 27 november 2011 doet [aangever 1] namens Dirk van den Broek aangifte van inbraak in de winkel Dirk van den Broek aan de Markenburg 97 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer. Aangever heeft verklaard dat op 26 november 2011 omstreeks 20.45 uur alles in en aan het pand intact en afgesloten was. Het alarm is geactiveerd en op
27 november 2011 omstreeks 07.15 uur werd ontdekt dat er was ingebroken. Aangever kwam in de winkel en zag een grote ravage. Aan de buitenzijde van het pand was geen braakschade. Aangever vertelt vervolgens wat hij op de veilig gestelde videobeelden heeft gezien. Dit komt overeen met de hierboven vermelde beschrijving van die beelden.
Op zondag 27 november 2011 omstreeks 00.13 uur is een melding binnen gekomen van storing in het alarm. Op dat moment is op de videobeelden te zien dat de man die zich had laten insluiten in de meterkast, de meterkast uitkomt. Te zien is dat hij met een soort portofoon door de winkel loopt. Aangever zag dat er in de meterkast een kabel van een telefooncentrale die alarmmeldingen doorgeeft was doorgeknipt. Aangever zag ook dat sirenes van de muur en plafond waren afgeslagen. Aangever heeft geconstateerd dat alle sigaretten, scheermesjes en batterijen waren weggenomen uit een afgesloten kast, mogelijk geopend met een sleutel. Hij zag dat de deur naar het kaskantoor opengebroken was. Dit is ook op videobeelden te zien. In het kaskantoor was een kast opengebroken, waar de sleutels lagen van de sigarettenautomaat. Ook is geprobeerd met een sleutel de grote kluis te openen. Er is een camera vernield in het kaskantoor, de kast waar de recorders staan is opengebroken en een computerkast, versterker, terminal en twee routers zijn weggenomen. Een bijlage met de weggenomen goederen is opgenomen in het dossier, ondermeer inhoudende een geldbedrag van 9.298 euro.
Op 14 februari 2012 is een Lyca SIM-kaart in de fouillering van [verdachte] aangetroffen en in beslag genomen. Het telefoonnummer behorend bij deze SIM-kaart is: +31[telefoonnummer] (verder aangeduid als: *3762).
Op 24 november 2011 omstreeks 17.45 uur straalt het nummer *3762 een paallocatie aan in Oude Meer. Dit is in overeenstemming met de locatie en het tijdstip waar [verdachte] als inzittende van een auto is staande gehouden door de politie.
De rechtbank is van oordeel dat bovenstaande feiten erop wijzen dat het telefoonnummer *3762 behoort bij verdachte [verdachte] en dat hij dit nummer reeds op 24 november 2011 in gebruik had. De rechtbank verwerpt dan ook het terzake door de verdediging gevoerde verweer.
Op 26 november 2011 straalt het nummer *3762 vanaf 23.07 uur de zendmast aan in de Hannie Schaftstraat in Hoofddorp. Dit duurt tot 27 november 2011 om 5.09 uur.
Verdachte heeft bij de politieverhoren en tijdens de terechtzitting van 21 september 2012 de gelegenheid gehad om uitleg te geven op vragen over de bovengenoemde bevindingen en verbanden die op zijn betrokkenheid wijzen, maar hij heeft ervoor gekozen om zich te beroepen op zijn zwijgrecht. De blote ontkenning van verdachte, dat hij niet in Hoofddorp is geweest en niet betrokken is geweest bij de inbraak, kan echter naar het oordeel van de rechtbank niet volstaan.
Verdachte, die in Utrecht woonachtig is, is op 24 november 2011 betrokken geweest bij de voorverkenning in Hoofddorp en zijn telefoon is in de nachtelijke uren van 27 november 2012, toen de inbraak gepleegd werd, in de buurt van de plaats delict in Hoofddorp geweest. Nu verdachte geen controleerbare en plausibele verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn telefoon op de plaats delict op het tijdstip van de inbraak, gaat de rechtbank ervan uit dat het verdachte is geweest die in de nacht van 26 en 27 november 2012 zijn telefoon bij zich heeft gehad en dus op de plaats delict is geweest.
Derhalve is verdachte zowel betrokken geweest bij de voorverkenning als bij de uitvoering van de inbraak.
Op grond van bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte schuldig is aan het medeplegen van de inbraak.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
(deelonderzoek 09Hoofddorp)
in de periode van 26 november 2011 tot en met 27 november 2011 te Hoofddorp, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in supermarkt Dirk van den Broek (gelegen aan de Markenburg 97) heeft weggenomen sigaretten en scheermesjes en batterijen en een geldbedrag (ongeveer 9300,- euro) en een versterker en twee routers, toebehorende aan supermarktketen Dirk van den Broek, waarbij verdachte en/of zijn mededaders de weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en een valse sleutel (te weten het openbreken van de deur naar het kaskantoor van die supermarkt en braak op een kast in dat kaskantoor en het met een uit dat kaskantoor weggenomen sleutel openen van de automaat met sigaretten).
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of een valse sleutel.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt om vrijspraak.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer brutale inbraak in een supermarkt die op geraffineerde en professionele manier is uitgevoerd, waarbij veel schade is aangericht en waarbij voor een groot geldbedrag aan artikelen is gestolen. Verdachte heeft daarmee te kennen gegeven geen enkel respect voor het eigendom van anderen te hebben en zijn eigen materiële belangen boven die van anderen te stellen. Feiten, zoals door verdachte gepleegd, hebben een grote impact op de getroffen eigenaren en het personeel van de supermarkt en brengen gevoelens van onveiligheid teweeg in de samenleving. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het door verdachte gepleegde feit een gevangenisstraf van substantiële duur rechtvaardigt, uit oogpunt van genoegdoening aan de slachtoffers en de samenleving, alsook uit oogpunt van generale en speciale preventie. De rechtbank heeft eerder de voorlopige hechtenis opgeheven op grond van artikel 67a lid 3 Sv. Met die beslissing heeft de rechtbank zich de ruimte willen laten om een (fors) deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Ter terechtzitting is echter gebleken dat verdachte de tijd na de opheffing van zijn voorlopige hechtenis niet heeft benut om zijn leven op de rails te krijgen. Hij heeft nog steeds geen werk en volgt nog steeds geen opleiding, hoewel het nieuwe schooljaar reeds is begonnen. Verdachte heeft daarnaast te kennen gegeven niet open te staan voor reclasseringstoezicht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een voorwaardelijk strafdeel niet aan de orde is.
In de persoon van de verdachte heeft de rechtbank, ondanks zijn nog jonge leeftijd, geen reden voor matiging van de straf gevonden. Verdachte is reeds eerder veroordeeld voor een vermogensmisdrijf en heeft dus een strafblad. Dit werkt niet in zijn voordeel. Hetzelfde geldt voor het feit dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor hetgeen hij heeft gedaan. Hij heeft een berekenende proceshouding aangenomen.
Alles afwegende acht de rechtbank een straf zoals in het dictum van dit vonnis vermeld passend en geboden. Deze straf is in overeenstemming met straffen die in soortgelijke zaken en onder vergelijkbare omstandigheden worden opgelegd en wijkt om die reden af van de eis van de officier van justitie.
7 Het beslag
7.1 De verbeurdverklaring
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen goederen verbeurd zullen worden verklaard. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen goederen terug kunnen naar verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de in de bijlage II genoemde in beslag genomen voorwerpen moeten worden verbeurdverklaard, nu het bewezen verklaarde feit is begaan en voorbereid met behulp van deze dan wel soortgelijke voorwerpen. De rechtbank merkt daarbij het volgende op. Het is op basis van het dossier niet mogelijk om met betrekking tot elk onder verdachte in beslag genomen voorwerp concreet te bepalen of het dat specifieke voorwerp is geweest met behulp waarvan het bewezen verklaarde feit is begaan of voorbereid. Gelet evenwel op de vergelijkbare aard van de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, afgezet tegen de wijze waarop het bewezen verklaarde feit is voorbereid en uitgevoerd -waarbij communicatiemiddelen een belangrijke rol hebben gespeeld-, is de rechtbank van oordeel dat de verbeurdverklaring ten aanzien van alle in beslag genomen voorwerpen heeft te gelden.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke werkstraf van 30 uren die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kinderechter van 25 februari 2011 ten uitvoer zal worden gelegd en zal worden omgezet in een gevangenisstraf voor de duur van 15 dagen.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en komt derhalve niet toe aan de bespreking van een eventuele tenuitvoerlegging.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. Tot omzetting van de werkstraf in een gevangenisstraf zal de rechtbank niet overgaan, nu daarvoor de wettelijke grondslag ontbreekt.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14g, 33, 33a, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of een valse sleutel.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van acht maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1 tot en met 4 (bijlage II);
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van de kinderrechter d.d. 25 februari 2011 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/512497-10 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten 30 uren werkstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, mr. M.A.A.T. Engbers en
mr. M.A.E. Somsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Groot-Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 oktober 2012.