ECLI:NL:RBUTR:2012:BX9153

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
4 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/711406-11, 16/711498-11, 16/711513-11, 17/711777-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot ontslag uit gijzeling getuige in strafzaak met verschoningsrecht

Op 2 oktober 2012 werd een getuige, geboren in 1965, in gijzeling gesteld door de rechter-commissaris in een strafzaak tegen haar zoon, verdachte 3. De rechtbank Utrecht oordeelde dat de getuige zich terecht op haar verschoningsrecht beroept, zoals vastgelegd in artikel 217 van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel stelt dat bloed- of aanverwanten in de rechte lijn zich kunnen verschonen van het geven van getuigenis of het beantwoorden van bepaalde vragen. De rechtbank heeft op 4 oktober 2012 besloten dat de getuige per direct uit gijzeling moet worden ontslagen, omdat het verschoningsrecht absoluut is en niet afhankelijk van de inhoud van de vragen die aan de getuige zijn gesteld.

De procedure begon met de gijzeling van de getuige, die op 3 oktober 2012 door de rechtbank werd gehoord in aanwezigheid van haar advocaat, mr. C.N.M.G. Starmans, en de officier van justitie, mr. A.M.F. van Veghel. De rechter-commissaris had eerder vastgesteld dat de getuige zonder wettige grond had geweigerd te antwoorden op vragen. De rechtbank benadrukte dat het verschoningsrecht ook geldt in zaken van medeverdachten, en dat de getuige niet verplicht kan worden om vragen te beantwoorden die mogelijk belastend zijn voor haar zoon.

De beslissing van de rechtbank is genomen in raadkamer en is ondertekend door de oudste rechter en de griffier. De griffier was echter buiten staat om de beslissing mede te ondertekenen. De rechtbank heeft hiermee een belangrijke uitspraak gedaan over het recht van getuigen om zich te verschonen in strafzaken, wat de bescherming van familieleden in juridische procedures onderstreept.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummers: 16/711406-11, 16/711498-11, 16/711513-11, 17/711777-11
Bevel tot ontslag uit gijzeling getuige ex artikel 223 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing van de rechtbank te Utrecht, in raadkamer vergaderd, in de strafzaken tegen:
[verdachte 1]
geboren op [1982] te [geboorteplaats]
wonend: Z.v.w.o.v.h.t.l.
raadsman: mr. M.J. van Weerden
[verdachte 2]
geboren op [1981] te [geboorteplaats]
wonend: Z.v.w.o.v.h.t.l.
raadsman: mr. W.J. Ausma
[verdachte 3]
geboren op [1984] te [geboorteplaats]
wonend: [adres]
raadsman: mr. S. Schuurman
[verdachte 4]
geboren op [1978] te [geboorteplaats]
wonend: [adres]
raadsman: mr. L. de Leon
1 De procedure
De procedure blijkt onder meer uit het volgende.
Op 2 oktober 2012 is de getuige [getuige], geboren op [1965], en wonend in[woonplaats], in aanwezigheid van haar advocaat, mr. C.N.M.G. Starmans, en de officier van justitie in bovengenoemde strafzaken, mr. A.M.F. van Veghel, gehoord door de rechter-commissaris.
De rechter-commissaris is van oordeel geweest dat de getuige tijdens dit verhoor bij herhaling zonder wettige grond heeft geweigerd te antwoorden op de aan haar gestelde vragen.
De rechter-commissaris heeft, omdat zij dit in het belang van het onderzoek dringend noodzakelijk achtte, bevolen de getuige in gijzeling te stellen totdat de rechtbank daaromtrent heeft beslist.
De rechter-commissaris heeft binnen vierentwintig uren nadat de gijzeling is aangevangen verslag aan de rechtbank gedaan.
Binnen twee keer vierentwintig uren na dat verslag dient de rechtbank te beslissen of de getuige in gijzeling zal worden gehouden of daaruit zal worden ontslagen.
In dat kader heeft de rechtbank op 3 oktober 2012 de getuige [getuige] gehoord, in aanwezigheid van haar advocaat, mr. C.N.M.G. Starmans, en de officier van justitie in bovengenoemde strafzaken, mr. A.M.F. van Veghel. Zowel de advocaat als de officier van justitie hebben pleitaantekeningen overgelegd.
2 De beoordeling
Artikel 217, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering bepaalt het volgende: “Van het geven van getuigenis of van het beantwoorden van bepaalde vragen kunnen zich verschoonen: des verdachten of mede-verdachten bloed- of aanverwanten in de rechte lijn.”
Op grond van artikel 217 van het Wetboek van Strafvordering heeft de getuige [getuige] dan ook een (zogenoemd) absoluut verschoningsrecht in de strafzaak van haar zoon [verdachte 3], waar zij zich uitdrukkelijk op beroept.
Het verschoningsrecht van artikel 217 van het Wetboek van Strafvordering bestaat ook in de zaken van medeverdachten. Achtergrond van die bepaling is dat wat in de zaak van de medeverdachten worden verklaard, ook effect kan hebben in de zaak tegen de desbetreffende verwant.
Dat de getuige bij een eerdere gelegenheid wel een verklaring heeft afgelegd, doet niet af aan haar verschoningsrecht ten overstaan van de rechter-commissaris of ter terechtzitting. Van verwerking van het recht zich te verschonen kan geen sprake zijn.
Het verschoningsrecht vormt een wettelijke grond voor de getuige om de haar gestelde vragen niet te beantwoorden. Daarbij is, gelet op het absolute karakter van dat recht, niet relevant dat de vragen niet rechtstreeks betrekking zouden hebben op haar zoon, zoals door de officier van justitie is gesteld. Dit betekent dat de getuige uit gijzeling zal moeten worden ontslagen.
Hetgeen door de advocaat en de officier van justitie voor het overige is aangevoerd behoeft derhalve geen bespreking meer.
3 De beslissing
De rechtbank beveelt dat de getuige [getuige] per direct uit gijzeling zal worden ontslagen.
Deze beslissing is genomen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mr. E.A. Messer en mr. D.A.C. Koster, rechters, bijgestaan door mr. P.A.B. Kleemans als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 4 oktober 2012.
Deze beslissing is ondertekend door de oudste rechter en de griffier.
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.