ECLI:NL:RBUTR:2012:BX7752
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een strafzaak met betrekking tot opiumwet en diefstal
In deze ontnemingszaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 26 juli 2012, is de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.P. Hilhorst, geconfronteerd met een vordering van de officier van justitie tot betaling van een bedrag van € 159.720,32, dat zou zijn verkregen uit strafbare feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie een kennelijke schrijffout had gemaakt in de vordering, waarbij een bedrag van € 159.920,32 werd genoemd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld en de verplichting opgelegd aan de veroordeelde om het bedrag van € 159.720,32 aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft daarbij ook overwogen dat, voor zover er in beslag genomen geldbedragen verbeurd zijn verklaard of zullen worden verklaard, deze bedragen moeten worden afgetrokken van het te betalen bedrag zodra de verbeurdverklaring onherroepelijk is.
De zaak betreft een veroordeelde die eerder was veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal. De verdediging voerde aan dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel onjuist was, en dat de veroordeelde over legale inkomsten beschikte uit zijn handel in oud ijzer en een erfenis. De rechtbank verwierp deze argumenten en concludeerde dat de veroordeelde niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen over de herkomst van de contante bedragen die in zijn bezit waren.
De rechtbank oordeelde dat de berekeningen van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals neergelegd in het proces-verbaal, juist waren en dat er geen feiten of omstandigheden waren die een afwijking van deze berekeningen rechtvaardigden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen, met inachtneming van de verbeurdverklaring van eventuele in beslag genomen bedragen, en heeft de zaak afgesloten met de vaststelling van het bedrag van € 159.720,32 als wederrechtelijk verkregen voordeel.