ECLI:NL:RBUTR:2012:BX7348

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
24 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600264-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf met omzetting naar een werkstraf

In de zaak met parketnummer 16/600264-10 heeft de rechtbank Utrecht op 24 augustus 2012 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De officier van justitie had gevorderd de tenuitvoerlegging van de aan de veroordeelde opgelegde straf, die eerder bestond uit een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Tijdens de zitting op 10 augustus 2012 zijn de officier van justitie, de veroordeelde, zijn raadsman mr. P.G.M. Lodder, en reclasseringswerker N. Bastiaan gehoord. De veroordeelde heeft aangegeven dat hij recent een arbeidscontract heeft en bereid is mee te werken aan de begeleiding van de reclassering en een behandeling bij De Waag.

De reclassering heeft echter geconstateerd dat de veroordeelde zich niet aan de gemaakte afspraken heeft gehouden en adviseert om de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel ten uitvoer te leggen. De officier van justitie heeft haar vordering gewijzigd en verzocht om verlenging van de proeftijd met één jaar. De rechtbank heeft geconstateerd dat de veroordeelde meerdere afspraken met de reclassering niet is nagekomen, ondanks eerdere waarschuwingen. Gezien de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde en zijn toezegging om nu wel mee te werken, heeft de rechtbank besloten om de proeftijd met één jaar te verlengen en een deel van de gevangenisstraf om te zetten in een werkstraf van 240 uur.

De rechtbank heeft de beslissing genomen met inachtneming van de artikelen 14f en 14g van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank benadrukt dat dit de allerlaatste kans is voor de veroordeelde en dat hij zich moet houden aan de voorwaarden die zijn gesteld door de reclassering. De beslissing is genomen door de rechters V. van Dam, M.A.A.T. Engbers en D.A.C. Koster, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Parketnummer: 16/600264-10
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging ex artikel 14g van het wetboek van strafrecht.
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats] (Sierra Leone),
GBA adres: [woonplaats], [adres],
verblijvende: Zeewolde, Witbaan 54,
heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van een aan veroordeelde opgelegde straf. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1 De procedure
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- een gewaarmerkt extract van het vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank d.d. 1 juli 2010, waarbij de veroordeelde is veroordeeld tot – kort
gezegd – een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften
en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, unit
Utrecht, ook als dit inhoudt behandeling bij FPP Kairos te Apeldoorn of een
andere soortgelijke instelling en deelname aan de gedragsinterventie CoVa
danwel CoVa+;
- een kennisgeving als bedoeld in artikel 366a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering;
- een voortgangsverslag d.d. 6 april 2012 van de Reclassering Nederland;
- een tweetal adviezen tenuitvoerlegging respectievelijk d.d. 3 mei 2012 en d.d. 30 juli 2012 van de Reclassering Nederland, opgemaakt door N. Bastiaan, reclasseringswerker, waaruit blijkt dat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarde heeft gehouden;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 7 mei 2012.
Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 10 augustus 2012, waarbij zijn gehoord de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman, mr. P.G.M. Lodder, alsmede N. Bastiaan, reclasseringswerker.
2 De beoordeling
Op grond van het onderzoek ter zitting, alsmede gelet op de inhoud van voormelde stukken afkomstig van de Stichting Reclassering Nederland d.d. 6 april 2012, 3 mei 2012 en 30 juli 2012 is onder meer gebleken dat de veroordeelde meerdere – al dan niet in persoon – gemaakte afspraken met de reclassering niet is nagekomen, ook niet nadat hij hiervoor een officiële waarschuwing had gekregen. Voorts is gebleken dat de veroordeelde zijn afspraken met De Waag niet is nagekomen, ondanks het feit dat hij door de reclassering meerdere malen kort voor de betreffende afspraken nog aan die afspraken is herinnerd.
Veroordeelde heeft ter zitting aangegeven dat hij sinds kort een arbeidscontract heeft en na twee jaar zijn dochtertje weer mag zien. Hij is nu wel bereid mee te werken aan de begeleiding van de reclassering en een behandeling bij De Waag, ook als dat betekent dat hij daarvoor vrije dagen op zal moeten nemen.
Mw. N. Bastiaan heeft ter zitting het advies van de reclassering toegelicht. Zij heeft – kort gezegd - aangegeven dat de reclassering verdere invulling van het toezicht niet geïndiceerd acht, gelet op het moeizame verloop van de begeleiding en het ontbreken van motivatie bij veroordeelde. De reclassering adviseert de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel ten uitvoer te leggen. Indien de rechtbank van oordeel zou zijn dat veroordeelde toch begeleiding en behandeling nodig heeft, dan zal de Reclassering Nederland deze maatregel uitvoeren.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting haar vordering gewijzigd, in die zin dat zij thans vordert de proeftijd met één jaar te verlengen.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de lakse en gemakzuchtige houding van veroordeelde ten opzichte van het niet nakomen van gemaakte afspraken, de vele inspanningen van de reclassering om er voor te zorgen dat veroordeelde zijn afspraken wel na zou komen, de nieuwe politiecontacten van veroordeelde en met name gelet op het feit dat veroordeelde zeer recent (1 augustus 2012) wederom – zonder tegenbericht - niet op een gemaakte afspraak is verschenen, een volledige tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in de rede ligt.
De rechtbank zal echter, gelet op de persoonlijke omstandigheden van veroordeelde en zijn toezegging om nu wel zijn volledige medewerking aan de begeleiding en behandeling te geven, hier niet toe over gaan.
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging ten dele toewijzen, voor een deel groot 4 maanden en zal deze omzetten in een werkstraf van 240 uur.
De rechtbank merkt hierbij op dat, alles afwegende, een hogere werkstraf passend en geboden zou zijn. Nu hiertoe de wettelijke grondslag ontbreekt, zal de rechtbank het toe te wijzen deel van de gevangenisstraf beperken tot 4 maanden.
De rechtbank zal voor het overige deel van de voorwaardelijk opgelegde straf, inclusief de destijds opgelegde bijzondere voorwaarden, de proeftijd met één jaar verlengen.
De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat veroordeelde zich terdege realiseert dat dit zijn allerlaatste kans is en dat hij zijn afspraken met de Reclassering Nederland stipt na dient te komen en zijn behandeling bij De Waag, of een soortgelijke instelling, dient aan te vangen, deze behandeling dient te blijven volgen en hieraan zijn volledige medewerking dient te verlenen.
De rechtbank gaat er daarbij voorts vanuit dat de officier van justitie, al dan niet via de reclassering, de vinger aan de pols zal houden voor wat betreft de strikte naleving van de bijzondere voorwaarden door veroordeelde.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14f en 14g van het Wetboek van Strafrecht.
3 De beslissing
De rechtbank:
- gelast de tenuitvoerlegging van voornoemde gevangenisstraf voor een deel groot 4 maanden.
- de rechtbank zal de veroordeelde echter in plaats daarvan gelasten een werkstraf te verrichten voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis;
- verlengt voor het overige de proeftijd met één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. V. van Dam, voorzitter, mr. M.A.A.T. Engbers en
mr. D.A.C. Koster, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier G. van Engelenburg en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 augustus 2012.