parketnummer: 16/655425-12 (minderjarig); 16/710504-11 (vordering tenuitvoerlegging)[P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 augustus 2012
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman mr. E.H. Bokhorst, advocaat te Veenendaal.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 3 augustus 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Gelet op de wijze waarop het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden, mede naar aanleiding van de daarbij door de officier van justitie en de verdediging nadrukkelijk ingenomen standpunten, is de rechtbank van oordeel dat de tenlastelegging gelezen en begrepen dient te worden als bestaande uit een deel dat ziet op de periode waarin verdachte minderjarig was, respectievelijk op de periode dat verdachte meerderjarig was.
Voor wat betreft de periode dat verdachte minderjarig was komt de verdenking er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 17 september 2011 tot en met 21 december 2011 gehandeld heeft in cocaïne en/of heroïne.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde feit en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het aan verdachte ten laste gelegde. Verdachte dient derhalve daarvan vrijgesproken te worden. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is. Derhalve dient bewijsuitsluiting te volgen van al hetgeen dat na de aanhouding van verdachte is verkregen. Voorts blijkt uit het dossier niet dat de onder verdachte in beslag genomen Nokia-gsm vóór 12 februari 2012 bij verdachte in gebruik was. Tevens dienen de getuigenverklaringen van [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] van het bewijs te worden uitgesloten.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer PL0940/2012-037499B. De door de rechtbank in de voetnoten aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
4.3.1. Verweren
4.3.1.1. De aanhouding van verdachte
De raadsman heeft aangevoerd dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is, nu er geen enkele aanleiding was om aan te nemen dat het aangetroffen etui van verdachte was. Verbalisanten hebben niet waargenomen waar het etui vandaan kwam. Het is niet uit te sluiten dat het etui van een ander, bijvoorbeeld één van de door verdachte genoemde fietsers, afkomstig was. Derhalve dient bewijsuitsluiting te volgen van hetgeen verkregen is na de aanhouding van verdachte. Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden.
De rechtbank overweegt dat verdachte zittend op zijn scooter in het donker op een parkeerplaats werd aangetroffen. Het licht van de scooter was gedoofd. Voorts werd er een etui aangetroffen vlakbij de plaats waar verdachte stond, voordat hij in de richting van verbalisanten liep. Het aangetroffen etui was droog, terwijl het op een natte ondergrond had gelegen. In het etui zijn vervolgens 25 in plastic verpakte witte en bruine bolletjes aangetroffen, waarvan men op dat moment vermoedde dat deze heroïne en/of cocaïne bevatten. De verbalisanten hebben op dat moment, anders dan verdachte (volgens zijn verklaring ter zitting), geen andere personen in de buurt gezien.
Verdachte heeft bij de politie, de rechter-commissaris en in raadkamer geen verklaring afgelegd die aanleiding gaf voor nader onderzoek naar de feiten en omstandigheden kort voor en ten tijde van zijn aanhouding. Verdachte verklaart eerst ter zitting, bijna een half jaar na dato, over de aanwezigheid van fietsers.
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er op 16 februari 2012 voldoende aanleiding was om verdachte aan te houden.
De rechtbank overweegt voorts dat indien, zoals door de verdediging is betoogd, reeds één of meer andere personen kort voor of op het moment van aanhouding van verdachte ter plaatse was of waren, wat van dit betoog overigens ook zij, dit niet af doet aan de rechtmatigheid van de aanhouding.
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
4.3.1.2. De Nokia telefoon van verdachte
De raadsman heeft aangevoerd dat de telefoonlijst, zoals deze zich in het dossier bevindt, willekeurig is geknipt en geplakt, nu deze alleen maar uitgaande gesprekken bevat. Daarnaast heeft men willekeurig namen neergezet op de lijst.
Voorts blijkt, aldus de raadsman, uit het dossier niet dat de telefoon vóór 12 februari 2012 in gebruik was bij verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij de telefoon pas op 12 februari 2012 heeft gekocht en op de lijst staat, voor wat betreft de periode vóór 12 februari 2012, ook een ander telefoonnummer. Derhalve is het mogelijk dat de telefoonnummers van de door de politie achterhaalde gebruikers al in de telefoon stonden voordat verdachte deze had aangeschaft.
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat het overzicht van gevoerde gesprekken en sms-berichten uit de telefoon van verdachte volledig is. Uit de lijst volgt dat verdachte de ene keer de beller en de ander keer de ontvanger is geweest van de gevoerde gesprekken en/of sms-berichten. De lijst geeft derhalve een overzicht van de telefoongesprekken en sms-berichten van en naar verdachte en niet alleen van uitgaand telefoonverkeer.
De rechtbank is voorts van oordeel dat op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat er willekeurig namen op deze lijst zijn vermeld of dat in de betreffende lijst geknipt en/of geplakt is. De verdediging heeft dit betoog niet nader geconcretiseerd of door middel van een onderbouwing aannemelijk gemaakt.
De rechtbank constateert voorts dat de in het proces-verbaal genoemde contacten zijn aangetroffen op de simkaart van de Nokia telefoon en (daarom) niet afkomstig zijn uit het geheugen van de telefoon zelf. De rechtbank acht het derhalve niet aannemelijk dat de betreffende contacten van een andere persoon zijn dan verdachte, die de contacten op zijn telefoon zou hebben opgeslagen, zoals door verdachte betoogd.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte regelmatig van telefoonnummer wisselde.
Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat dealers in harddrugs in de regel over meerdere telefoons beschikken en/of met regelmaat van telefoon(nummer) wisselen.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen telefoon en de daarin aangetroffen simkaart, ook vóór 12 februari 2012, eigendom van en in gebruik was bij verdachte.
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
4.3.1.3. De getuigen
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen afgelegd door de getuigen [getuige 1], [getuige 3] en [getuige 2] uitgesloten dienen te worden van het bewijs. Het is, aldus de verdediging, niet na te gaan of deze verklaringen herhalingen zijn van hetgeen de getuigen door de politie is voorgehouden, of dat het hun eigen woorden zijn. De politie heeft de verklaringen teveel gestuurd, aldus de verdediging.
De rechtbank overweegt dat niet gebleken is dat voornoemde getuigen er enig belang bij hebben om een voor verdachte belastende verklaring af te leggen. De getuigen hebben een voor zichzelf belastende verklaring afgelegd door aan te geven dat zij harddrugs kopen bij een dealer. De getuigen hebben bovendien onafhankelijk van elkaar verdachte herkend van een aan hen getoonde foto van verdachte, als zijnde een dealer bij wie zij harddrugs kochten. Dit wordt voorts ondersteund door het gegeven dat de betrokken getuigen allen voorkomen op de contactenlijst van de simkaart uit de Nokia gsm van verdachte. Voorts is niet gebleken dat de getuigen tijdens hun verhoren door de politie gestuurd zijn, dan wel dat hen woorden in de mond zijn gelegd.
De rechtbank acht de verklaring van de getuigen derhalve betrouwbaar en is van oordeel dat deze voor het bewijs gebezigd kunnen worden.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
4.3.2. De bewijsmiddelen
Op 16 februari 2012 omstreeks 19.25 uur zagen de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat op het parkeerterrein aan de [adres] te Amersfoort een persoon (verder te noemen: verdachte) op een scooter zat. De scooter stond met gedoofde lichten enkele meters van de ingang van het parkeerterrein. Verdachte liep met de scooter aan de hand in de richting van de verbalisanten. Verdachte legitimeerde zich als [verdachte]. Verbalisant [verbalisant 1] liep naar de plaats waar verdachte op zijn scooter zat voordat zij hem aanspraken. Een meter van de kant van de weg trof verbalisant vervolgens een zwart etui aan. Het etui lag op de natte bladeren, maar het etui zelf was droog. In het etui bevonden zich vijfentwintig witte plastic bolletjes en tien bruine plastic bolletjes. In de fouillering van verdachte werden verder een gsm, merk Nokia, en een geldbedrag (zes biljetten van € 5,00, zes biljetten van € 10,00 en drie biljetten van €20,00) aangetroffen.
Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut volgt dat de 35 bolletjes, welke zijn aangetroffen in het zwarte etui, tien bruine bolletjes heroïne met een totaalgewicht van 2,07 gram en vijfentwintig witte bolletjes cocaïne met een totaalgewicht van 4,33 gram, betreffen.
Op 16 februari 2012 ziet en hoort verbalisant [verbalisant 3] dat er continu ingebeld wordt op de onder verdachte in beslag genomen Nokia gsm. Op een gegeven moment verschijnt er in het scherm: “[getuige 1] [telefoonnummer]”. Verbalisant herkent de naam in combinatie met het nummer, als zijnde [getuige 1], een hem ambtshalve bekende harddruggebruiker. In de tijd dat de telefoon bij verbalisant lag wordt er in totaal 23 keer ingebeld.
Met de onder verdachte in beslag genomen Nokia is in de periode van 19 januari 2012 tot en met 16 februari 2012 een groot aantal telefoongesprekken (752) gevoerd en zijn veel sms-berichten (178) verstuurd en/of ontvangen, waarbij achtereenvolgens gebruik is gemaakt van de telefoonnummers [telefoonnummer] (tot en met 12 februari 2012) en [telefoonnummer] (vanaf 12 februari 2012) , waaronder contacten met ambtshalve bekende harddruggebruikers. Met een aantal van deze personen, waaronder [getuige 2] en [getuige 3] is vervolgens contact opgenomen.
Op de simkaart afkomstig uit de Nokia-gsm van verdachte staat een ingekomen sms-bericht met de tekst: “gappie slechte donker zou andere halen”. Het bericht is op 16 februari 2012 ontvangen en is afkomstig van [naam], welke naam in de contactenlijst van de simkaart voorkomt.
[getuige 1] wonende te [woonplaats], [getuige 2] wonende te [woonplaats] en [getuige 3] wonende te [woonplaats], herkennen de persoon op de aan hen getoonde foto van verdachte als de persoon van wie zij drugs kochten. Zij betaalden verdachte een tientje voor een bolletje cocaïne.
[getuige 1] heeft verklaard dat hij op 16 februari 2012 verschillende van zijn dealers had gebeld, waaronder de dealer met het telefoonnummer [telefoonnummer] (De rechtbank begrijpt: het telefoonnummer waarvan verdachte vanaf 12 februari 2012 gebruik heeft gemaakt.). Hij kocht sinds een maand of vier drie keer per week cocaïne bij verdachte. De bolletjes cocaïne bewaarde verdachte altijd in een zwart leren etui. Voorts was verdachte in deze periode vaker van telefoonnummer gewisseld.
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gedeald in cocaïne en heroïne.
De rechtbank acht, gelet op de verklaring van getuige [getuige 1], wettig en overtuigend bewezen dat verdachte vanaf 17 oktober 2011 heeft gedeald.
4.4. De bewezenverklaring
Het op de betekende tenlastelegging onder 1 ten laste gelegde feit ziet op een periode waarin verdachte zowel minderjarig als meerderjarig was. Ten tijde van het onder 2 ten laste gelegde feit was verdachte meerderjarig. Dit indachtig heeft de officier van justitie in zijn requisitoir apart gerequireerd voor wat betreft het deel dat ziet op de periode dat verdachte minderjarig was. De raadsman van verdachte heeft op gelijke wijze in zijn pleidooi verweer gevoerd.
Het onderhavige vonnis heeft betrekking op het deel van de onder feit 1 ten laste gelegde periode waarin verdachte minderjarig was. Voor wat betreft het deel van het onder feit 1 ten laste gelegde met betrekking tot de periode dat verdachte meerderjarig was, en voor feit 2 is, onder hetzelfde parketnummer, apart vonnis gewezen.
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op tijdstippen in de periode van 17 oktober 2011 tot en met 21 december 2011 in het arrondissement Utrecht, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd,
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd in de periode waarin verdachte minderjarig was. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een werkstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen jeugddetentie.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de werkstraf te matigen, dan wel deels voorwaardelijk op te leggen, gelet op de zesdaagse werkweek van verdachte en de opleiding die verdachte binnenkort wil gaan volgen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich gedurende een periode schuldig gemaakt aan het dealen van harddrugs. Verdachte is daarmee medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen veroorzaakt. Daarbij is van belang dat heroïne en cocaïne stoffen zijn die sterk verslavend werken en schadelijk zijn voor de gezondheid. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat verslaafden vaak vermogensdelicten plegen om in hun gebruik te kunnen voorzien. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
De rechtbank rekent het verdachte bovendien aan dat hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij op 21 oktober 2011 door de kinderrechter is veroordeeld. Verdachte liep vanwege deze veroordeling in een proeftijd. De rechtbank acht het een zorgelijke ontwikkeling dat verdachte, terwijl hij in een proeftijd liep, wederom strafbare feiten heeft gepleegd. De waarschuwing die hij destijds heeft gekregen en de dreiging van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf hebben hem er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten.
Op 31 mei 2012 is er door de Reclassering Nederland een advies uitgebracht. Mw. J. Tenic, reclasseringwerkster bij Bureau Jeugdzorg, heeft ter zitting het advies van de reclassering nader toegelicht.
De officier van justitie is bij zijn eis uitgegaan van een bewezenverklaring van een periode vanaf 17 september 2011. Nu de rechtbank een kortere periode bewezen acht, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank acht, alles afwegende en rekening houdend met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, een werkstraf van 60 uur passend en geboden.
7. De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van één week jeugddetentie die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kinderrechter d.d. 21 oktober 2011 ten uitvoer zal worden gelegd. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat deze straf zal worden omgezet in een werkstraf van 14 uur, subsidiair 7 dagen jeugddetentie.
De verdediging heeft verzocht de proeftijd te verlengen met één jaar.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zal de rechtbank verdachte in de gelegenheid stellen een werkstraf van 14 uur te verrichten in plaats van de opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77k, 77m, 77n, 77dd, 77gg van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10 Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot:
- een werkstraf van 60 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 30 dagen;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 21 oktober 2011 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/710504-11 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten 1 week jeugddetentie;
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen jeugddetentie zal worden vervangen door een werkstraf van 14 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 7 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van Dam, voorzitter en tevens kinderrechter, mr. D.A.C. Koster en mr. G.D. Kleijne, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 augustus 2012.
Mr. G.D. Kleijne is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.