ECLI:NL:RBUTR:2012:BX5090
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een hennepzaak
In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Utrecht op 26 juli 2012 uitspraak gedaan over de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde, die betrokken was bij hennephandel. De rechtbank oordeelde dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals neergelegd in het proces-verbaal, juist was. De veroordeelde had niet aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat zou zijn om aan de betalingsverplichting te voldoen. De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 33.589,00, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank baseerde haar oordeel op de betrokkenheid van de veroordeelde bij de hennephandel en de bevindingen uit het strafdossier, waaronder de resultaten van het onderzoek naar de hennepkwekerij. De verdediging voerde aan dat de vordering gematigd moest worden, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. De rechtbank benadrukte dat de vrijspraak voor het aanwezig hebben van hennep niet in de weg stond aan de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de feiten waarvoor wel was veroordeeld. De rechtbank concludeerde dat de berekeningen van het Openbaar Ministerie voldoende onderbouwd waren en dat de veroordeelde had nagelaten om een alternatieve berekening te presenteren. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.