RECHTBANK ARNHEM zittinghoudende te Utrecht
parketnummer: 05/700768-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 augustus 2012
[verdachte],
geboren op [1977] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman mr. J.C.C.M. Brand, advocaat te Westervoort.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 3 augustus 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 4 mei 2012 tot en met 10 mei 2012 [Aangever] heeft gestalkt, dan wel geprobeerd heeft die [Aangever] te dwingen om met hem, verdachte, in contact te treden.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van de primair ten laste gelegde belaging. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat verdachte op geen enkel moment direct contact met aangever [Aangever] (hierna: [Aangever]) heeft gehad. Voorts ontbrak bij verdachte het opzet om opzettelijk inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van aangever en had verdachte niet het oogmerk om deze te dwingen iets te doen of te laten. Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden van het primair ten laste gelegde. De raadsman refereert zich ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer PL 078H 2012052798. De door de rechtbank in de voetnoten aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
Verdachte heeft verklaard dat hij in de maand mei van 2012 meerdere keren de rechtbank in Arnhem heeft gebeld en dat hij tegen de telefoniste heeft gezegd dat hij iemand te spreken wilde krijgen. Tijdens die gesprekken heeft hij geschreeuwd tegen de telefoniste, lelijke woorden gebruikt en van alles geroepen. Het is mogelijk dat hij daarbij woorden heeft gebruikt als: “dat hij [Aangever] binnen tien minuten wilde spreken en dat hij anders naar de woning van die [Aangever] zou gaan”.
Hij heeft eenmaal een naam op “Google” opgezocht en vervolgens een naam en telefoonnummer gevonden. Het zou kunnen dat dit de gegevens van [Aangever] waren.
[Aangever] heeft aangifte gedaan tegen verdachte. In de aangifte komt naar voren dat de dochter van verdachte door de rechtbank Arnhem uit huis is geplaatst en verblijft op een voor verdachte geheim adres. De zittingen waarop de zaak van de dochter van verdachte behandeld wordt zijn, door het agressieve gedrag van verdachte, aangemerkt als risicozittingen. Verdachte probeert er achter te komen waar zijn dochter verblijft en belt de rechtbank steeds vanaf hetzelfde nummer: [nummer]. Eind april 2012 nam de frequentie van de telefonische contacten van verdachte met de rechtbank Arnhem toe, werden de periodes tussen de contacten korter en werden deze steeds agressiever van aard. In één van die gesprekken uitte verdachte de bedreiging dat hij de president van de rechtbank Arnhem fysiek letsel zou toebrengen.
Aangever heeft, in zijn hoedanigheid van sectorvoorzitter civiel bij de rechtbank Arnhem, eenmaal een klacht van verdachte schriftelijk beantwoord. Vanaf dat moment richtte verdachte zich in zijn contacten op aangever. Verdachte gaf in telefoongesprekken en e-mails aan dat hij aangever wilde spreken. Op 9 mei 2012 vernam aangever van een collega dat verdachte meerdere keren had gebeld en aangever wilde spreken. Verdachte had in één van deze gesprekken een telefoonnummer genoemd in combinatie met [woonplaats], de woonplaats van aangever. Het door verdachte genoemde telefoonnummer herkende aangever als dat van zijn huistelefoon. Aangever heeft daarop, ten gevolge van gevoelens van onveiligheid, met zijn gezin zijn woning verlaten. Op 10 mei 2012 belde verdachte met de telefooncentrale van de rechtbank Arnhem. Verdachte wilde [Aangever] binnen tien minuten aan de telefoon hebben. Als dit niet zou gebeuren dreigde verdachte dat hij, verdachte, naar diens huis gaan. Op 9 en 10 mei 2012 is het vaste privé-nummer van aangever zeven maal gebeld en is er één voicemailbericht ingesproken. Al deze telefoontjes en het ingesproken voicemailbericht zijn afkomstig van het nummer [nummer]. Verdachte heeft de voicemail ingesproken van aangever. Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [nummer] op naam van verdachte staat.
[Aangever] heeft op 10 mei 2012 klacht gedaan van stalking/belaging en wenst daarmee een strafrechtelijk onderzoek en vervolging van verdachte.
Uit de bij het Palies van Justitie te Arnhem opgenomen en uitgewerkte telefoongesprekken volgt dat verdachte op 4 mei, 9 mei en 10 mei 2012 telefonisch contact heeft gehad met een centralist van het Paleis van Justitie. Verdachte zegt meermalen dat hij [Aangever] wil spreken en dat, wanneer hij hem niet te spreken krijgt, hij [Aangever] thuis zal bellen of thuis heeft gebeld. In de gesprekken op 9 en 10 mei 2012 noemt verdachte het privé-telefoonnummer en de woonplaats van [Aangever]. In het tweede gesprek op 10 mei 2012 zegt verdachte “dat de heer [Aangever] nog tien minuten de tijd heeft om aan de telefoon te komen, zo niet, dat hij dan naar [woonplaats] gaat fietsen en dat [Aangever] hem dan te woord gaat staan.
Bewijsoverwegingen.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan stalking van [Aangever]. Het feit dat verdachte geen rechtstreeks contact met [Aangever] heeft gehad, doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af.
Verdachte heeft in een korte tijd op een agressieve en dwingende manier diverse malen geprobeerd om, via het Paleis van Justitie, telefonisch [Aangever] te spreken te krijgen. Verdachte belde steeds frequenter en de inhoud van de contacten werd steeds agressiever en dwingender, niet in de laatste plaats omdat verdachte er blijk van gaf over de privé-gegevens van [Aangever] te beschikken. Hij heeft vervolgens zeven maal rechtstreeks gebeld naar het privénummer van [Aangever] en diens voicemail ingesproken. De rechtbank acht gelet op het vorenstaande, de aard van de contacten en de pogingen daartoe, de invloed daarvan op de persoonlijke levenssfeer van [Aangever], de intensiteit, duur en frequentie zo ernstig dat voldaan is aan het vereiste van stelselmatigheid ter zake de belaging.
Dat de gedragingen van verdachte een inbreuk waren op de persoonlijke levenssfeer van [Aangever] blijkt uit het feit dat deze met zijn gezin, uit gevoelens van onveiligheid, zijn woning heeft verlaten. Gevoelens van onveiligheid die geobjectiveerd ook bij aangever mochten zijn. Immers verdachte heeft tegen de telefonistes van het Paleis van Justitie gezegd dat hij over de privé-gegevens van aangever beschikte en hem ook daadwerkelijk privé telefonisch benaderd.
De rechtbank is van oordeel dat het opzet van verdachte, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelingen en de impact die die handelingen ook heeft gehad op het privéleven van [Aangever], er op gericht was om inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van [Aangever]. De rechtbank leidt dit af uit de indringende manier waarop verdachte zich in de telefoongesprekken heeft geuit, door aan te geven dat hij zal blijven bellen, het noemen van de woonplaats en het privénummer van [Aangever] en het vervolgens verleggen van zijn contacten met de rechtbank naar het bellen van het privénummer van [Aangever].
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, gelet op de aard en strekking van de gesprekken met de rechtbank Arnhem en het aantal keren dat hij het privénummer van [Aangever] heeft gebeld, het oogmerk had om op die manier [Aangever] te dwingen om hem, verdachte, te woord te staan.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 4 tot en met 10 mei 2012 te Arnhem en/of [woonplaats] en/of Nijmegen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [Aangever] (sectorvoorzitter civiel bij de Rechtbank Arnhem), met het oogmerk die [Aangever] te dwingen iets te doen, immers heeft hij verdachte
– zakelijk weergegeven -:
- meermalen gebeld naar het Paleis van Justitie te Arnhem, waarbij hij de telefoniste telkens op dreigende en/of agressieve toon en/of wijze heeft gezegd dat hij voornoemde [Aangever] wenste te spreken en
- naar het Paleis van Justitie gebeld en vervolgens een aldaar werkzame telefoniste toegevoegd dat hij voornoemde [Aangever] binnen tien minuten wilde spreken en dat hij anders naar de woning van die [Aangever] zou gaan, waarbij hij, verdachte, die telefoniste de woonplaats en het telefoonnummer van die [Aangever] heeft genoemd en
- meermalen gebeld naar het privé-telefoonnummer van die [Aangever] en
- de voice-mail van die [Aangever] ingesproken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
belaging.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft zich over de persoon van verdachte laten voorlichten door J.M.J.F. Offermans, psychiater, die op 26 juli 2012 een rapport heeft uitgebracht.
Uit dit rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van ADD, van een pervasieve ontwikkelingsstoornis (PDD-NOS), misbruik dan wel afhankelijkheid van verschillende middelen en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens met vooral paranoïde en narcistische kenmerken. Volgens de deskundige zijn deze psychische problematiek en beperkingen van sterke invloed geweest op het tenlastegelegde. Geadviseerd wordt om verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt de voormelde conclusies over en maakt deze tot de hare.
Nu uit de rapportage of anderszins niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit, is verdachte strafbaar.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
een gevangenisstraf van 120 dagen, met aftrek, waarvan 23 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daarbij de bijzondere voorwaarden:
- verplicht reclasseringscontact, ook als dat inhoudt dat verdachte zich aan een meldingsgebod dient te houden en zal deelnemen aan een ambulante behandeling;
- een contactverbod ten aanzien van [Aangever].
Daarnaast vordert de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de duur van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk te stellen aan de tijd die verdachte tot aan de zitting in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan de eis van de officier van justitie.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan stalking van [Aangever]. Het handelen van verdachte heeft een grote impact op [Aangever] en zijn gezin gehad. [Aangever] en zijn gezin hebben op enig moment uit angstgevoelens hun huis verlaten. Voorts werden zij door de politie beveiligd en werden er extra veiligheidsmaatregelen genomen, onder andere in de vorm van een noodknop die [Aangever] bij zich moest dragen. Verdachte heeft destijds op geen enkel moment stilgestaan bij de impact die zijn handelen op het leven van [Aangever] had. Daarbij betrekt de rechtbank dat [Aangever] niet anders dan zijn werk deed en enkel heeft gereageerd op een door verdachte ingediende klacht. Daarop heeft verdachte een inbreuk gepleegd op de persoonlijke levenssfeer van [Aangever] en zijn gezin.
De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Verdachte heeft ter zitting de indruk gewekt oprecht spijt te hebben van hetgeen hij heeft gedaan en de gevolgen die dat heeft gehad voor [Aangever] en diens gezin.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
De psychiater Offermans heeft aangegeven dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en een ziekelijke stoornis en dat verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Zonder behandeling is de kans dat verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan (soortgelijke) delicten groot. De deskundige adviseert begeleiding van verdachte door de Reclassering Nederland en behandeling van verdachte bij een FPK (Kairos of De Waag).
Uit het reclasseringsadvies omtrent verdachte d.d. 2 augustus 2012, opgemaakt door M. Kip, reclasseringswerker, volgt dat verdachte zijn emoties niet in de hand heeft. Wanneer hij iets voelt, reageert hij daar gelijk op, al dan niet met verbale agressie. Verdachte komt tijdens gesprekken over als een intelligent persoon, hetgeen tegelijkertijd zijn valkuil is, omdat daardoor meer van hem verwacht wordt dan hij kan. Verdachte heeft ten gevolge van zijn problematiek geen werk. Verdachte staat welwillend tegenover hulpverlening, echter vanwege zijn problematiek valt hij bij de reguliere hulpverlening uit.
De reclassering adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact met daarbij een meldings- en behandelgebod.
De rechtbank neemt voornoemde conclusies en advies over en maakt deze tot de hare.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij bereid is mee te werken aan begeleiding door de reclassering en een behandeling bij Kairos. Hij ziet zelf in dat hij hulp nodig heeft en heeft vanuit zijn detentie al contact met Kairos gelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van 120 dagen zoals die door de officier van justitie is geëist passend en geboden. De rechtbank zal echter, gelet op het belang van verdachte bij een zo spoedig mogelijke aanvang van zijn begeleiding en behandeling, het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf beperken tot de tijd (87 dagen) die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf maakt de noodzakelijke behandeling en begeleiding van verdachte mogelijk en dient tevens te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig maakt aan het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank acht het daarnaast gewenst dat verdachte gedurende het eerste jaar van de proeftijd geen contact mag hebben en/of zoeken met het slachtoffer [Aangever].
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie tot dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden af. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte zich in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis reeds aan voornoemde bijzondere voorwaarden dient te houden tot aan het moment dat het vonnis in de onderhavige zaak onherroepelijk is geworden.
Derhalve is de rechtbank van oordeel dat de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden geen toegevoegde waarde heeft.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 285b van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
belaging;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 33 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd (één van) de bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, adviesunit Arnhem-Nijmegen, ook als dat inhoudt dat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd bij de reclassering zal melden en blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit nodig acht;
- dat verdachte zich zal laten behandelen voor zijn problematiek bij de Forensisch Psychiatrische Polikliniek Kairos, of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
* gedurende het eerste jaar van zijn proeftijd op geen enkele wijze, direct noch indirect,
- ook niet via het Paleis van Justitie in Arnhem - contact zal zoeken en/of opnemen met [Aangever];
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, mr. J.P. Killian en mr. V. van Dam, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 augustus 2012.