ECLI:NL:RBUTR:2012:BX3520

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
25 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
323959 - HA RK 12-248
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzet tegen exequatur van een Poolse rechterlijke beslissing

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 25 juli 2012 uitspraak gedaan in het verzoek van Creditforce Holding B.V. tot het instellen van verzet tegen de uitvoerbaarverklaring van een Poolse rechterlijke beslissing. Het verzoek is ingediend op basis van artikel 43 van de EEX-Vo, waarbij Creditforce aanvoert dat het Poolse vonnis niet op de juiste wijze aan haar is betekend, wat in strijd zou zijn met artikel 34 lid 2 EEX-Vo. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inleidende dagvaarding die heeft geleid tot het Poolse vonnis op 17 augustus 2011 op correcte wijze en tijdig aan Creditforce is betekend. Dit betekent dat er geen sprake is van een schending van de vereisten van de EEX-Vo, aangezien de betekening van het procesinleidende stuk tijdig en correct was, ongeacht de wijze van betekening van het vonnis zelf.

De rechtbank overweegt verder dat de wijze van betekening van het vonnis alleen relevant is indien het procesinleidende stuk niet tijdig en/of op een juiste wijze is betekend. Aangezien Creditforce bekend was met de dagvaarding en ervoor heeft gekozen om niet te verschijnen, kan zij zich niet beroepen op de bepalingen van artikel 34 lid 2 EEX-Vo. De rechtbank wijst ook het beroep van Creditforce op artikel 34 lid 1 EEX-Vo af, omdat deze clausule slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden ingeroepen en in dit geval niet van toepassing is. De rechtbank concludeert dat het verzoek om intrekking of weigering van de uitvoerbaarverklaring van het Poolse vonnis wordt afgewezen en dat Creditforce als de in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 452,--.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector handel en kanton
Handelskamer
zaaknummer / rekestnummer: 323959 / HA RK 12-248
Beschikking van 25 juli 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CREDITFORCE HOLDING B.V.,
gevestigd te Houten,
verzoekster,
advocaat mr. S.A. Kruijt te Alphen aan den Rijn,
tegen
de vennootschap naar Pools recht
MLP TYCHY Sp. z o.o,
gevestigd te Pruszków (Polen),
verweerster,
advocaat mr. A. Kielczewska te ‘s-Gravenhage.
Partijen zullen hierna Creditforce en MLP genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- de mondelinge behandeling.
2. De beoordeling
2.1. Het verzoek van Creditforce strekt tot het instellen van verzet ex artikel 43 Verordening nr. 44/2001 (hierna: de EEX-Vo) tegen de beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 28 maart 2012 waarbij een in Polen gegeven rechterlijke beslissing (een door de Arrondissementsrechtbank te Warschau op 12 januari 2012 uitgesproken verstekvonnis, hierna: het Poolse vonnis) uitvoerbaar is verklaard binnen het Koninkrijk der Nederlanden.
2.2. Creditforce stelt zich op het standpunt dat de uitvoerbaarverklaring moet worden geweigerd of ingetrokken, omdat
1) het Poolse vonnis niet op een juiste wijze aan haar is betekend, hetgeen in strijd is met het bepaalde in artikel 34 lid 2 EEX-Vo,
2) het Poolse vonnis niet aan haar is betekend op een wijze die voldoet aan de rechtswaarborgen van artikel 6 EVRM, zodat tenuitvoerlegging daarvan in Nederland kennelijk strijdig is met de openbare orde in de zin van artikel 34 lid 1 EEX-Vo.
2.3. Ten aanzien van het beroep van verzoekster op artikel 34 lid 2 EEX-Vo overweegt de rechtbank als volgt. Ingevolge deze bepaling wordt een beslissing niet erkend indien het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk, niet zo tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn verdediging nodig was, aan de verweerder tegen wie verstek werd verleend, betekend of meegedeeld is, tenzij de verweerder tegen de beslissing geen rechtsmiddel heeft aangewend terwijl hij daartoe in staat was.
2.4. Tussen partijen staat vast dat de inleidende dagvaarding die heeft geleid tot het Poolse vonnis, op 17 augustus 2011 op een juiste wijze aan het adres van Creditforce in Nederland is betekend en dat die betekening voldoende tijdig was om zich in de procedure in Polen te verweren. Ter zitting heeft Creditforce aangegeven dat zij de dagvaarding kende en had kunnen verschijnen, maar ervoor heeft gekozen om dat niet te doen. Dit betekent dat niet voldaan is aan het in artikel 34 lid 2 EEX-Vo gestelde vereiste dat het procesinleidende stuk niet tijdig en/of correct betekend is, zodat een beroep op die bepaling Creditforce niet kan baten.
2.5. Dit wordt niet anders, indien - zoals Creditforce stelt - het Poolse vonnis niet op een juiste wijze aan haar zou zijn betekend. In artikel 34 lid 2 EEX-Vo gaat het niet om de betekening van het vonnis, maar om de betekening van het procesinleidende stuk. De wijze van betekening van het vonnis is alleen relevant, indien het procesinleidende stuk niet tijdig en/of op een juiste wijze is betekend. Immers, in die situatie kan het vonnis alleen nog worden erkend indien “de verweerder tegen de beslissing geen rechtsmiddel heeft aangewend terwijl hij daartoe in staat was”. Van die situatie is - gelet op het hiervoor overwogene - geen sprake. Het arrest ASML/SEMIS (Hof van Justitie 14 december 2006, C-283/05), waarop Creditforce zich beroept, is niet relevant, omdat dit arrest ziet op de, in deze zaak niet toepasselijke, tenzij-clausule van artikel 34 lid 2 EEX-Vo.
2.6. Creditforce komt naar het oordeel van de rechtbank evenmin een beroep toe op artikel 34 lid 1 EEX-Vo (strijd met de openbare orde). Deze clausule mag slechts in uitzonderlijke gevallen worden gehanteerd. Een beroep op die bepaling is in ieder geval uitgesloten, wanneer het gerezen probleem moet worden opgelost op basis van een specifieke bepaling als artikel 34 sub 2 EEX-Vo (Hof van Justitie 10 oktober 1996, C-78/95 Hendrikman/Magenta). Het door Creditforce ingenomen standpunt ziet op de eerbiediging van het recht op verdediging van de niet-verschenen verweerder. Die kwestie vindt een specifieke regeling in artikel 34 lid 2 EEX-Vo en kent de door Creditforce bepleite weigeringsgrond voor de erkenning van verstekvonnissen niet.
2.7. Het verzoek om intrekking althans weigering van de uitvoerbaarverklaring van het Poolse vonnis zal dan ook worden afgewezen.
2.8. Creditforce zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. wijst het verzoek af,
3.2. veroordeelt Creditforce in de kosten van de procedure, aan de zijde van MLP begroot op € 452,--.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.C. Heuveling van Beek en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2012.?