parketnummer: 16/604077-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 juni 2012
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 1 juni 2012, waarbij de officier van justitie en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, primair op neer dat verdachte als beginnend bestuurder, door roekeloos of erg onvoorzichtig te rijden, met meer dan de maximaal toegestane hoeveelheid alcohol in zijn bloed en een veel hogere snelheid dan ter plaatse is toegestaan, een ongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen. Subsidiair is het verwijt dat verdachte als beginnend bestuurder een auto heeft bestuurd met een te hoog bloedalcoholgehalte en dat verdachte met een veel hogere snelheid dan ter plaatse is toegestaan een aanrijding heeft veroorzaakt en daardoor de veiligheid van het verkeer in gevaar heeft gebracht.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, ten aanzien van het primair tenlastegelegde, zeer onvoorzichtig heeft gereden en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2. Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij als beginnend bestuurder op 2 april 2011 een ongeval heeft veroorzaakt terwijl harder reed dan ter plaatste toegestaan en onder invloed was van alcohol.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank baseert zich daarbij op de navolgende feiten en omstandigheden:
Op zaterdag 2 april 2011 omstreeks 22.36 uur vond te Benschop op de [adres] een ongeval plaats. Bij dit ongeval waren twee personenauto’s betrokken: een grijze Volkswagen Golf, met het kenteken [kenteken], bestuurd door verdachte [verdachte] en een Nissan Qashqai, met het kenteken [kenteken], bestuurd door [slachtoffer]. In de Nissan zat voorts [betrokkene 1]. Het voertuig van verdachte is achterop het voertuig van [slachtoffer] gebotst.
[slachtoffer] is na het ongeval overgebracht naar het ziekenhuis, waar is geconstateerd dat hij onder andere een zware hersenschudding, diverse schaafwonden, diverse kneuzingen en licht aangezichtletsel had. Uit de geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] volgt dat er sprake was van een verminderde functie van de nek alsmede van het aanspannen en een verdikking van de monnikskap- en halsspieren. Voorts is er een vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letstel in de vorm van aandoening van het ruggemerg en hersenstam bij whiplashtrauma. Uit de aanvullende verklaring blijkt dat hij in november 2011 nog slechts 25% van zijn normale werkzaamheden kan uitvoeren, nog steeds last van zijn hoofd en nek heeft en dat zijn korte termijn geheugen is aangetast. De verwachting is dat hij hiervan op lange termijn zal herstellen, maar hoe lang dat zal duren is niet duidelijk. Uit de ter zitting voorgehouden slachtofferverklaring van [betrokkene 1], echtgenote van [slachtoffer], volgt dat ten tijde van de zitting de gezondheid van haar man grotendeels nog niet verbeterd is. Mede gelet op het bepaalde in artikel 82, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, merkt de rechtbank het letsel van [slachtoffer] aan als zwaar lichamelijk letsel.
Op 26 oktober 2010 is voor het eerst een rijbewijs aan verdachte afgegeven.
Bij bepaling van het alcoholgehalte in het bloed van verdachte is een hoeveelheid van 2,15 milligram ethanol per milliliter bloed vastgesteld.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 2 april 2011 met zijn Volkswagen Golf over de [adres] te Benschop reed en achterop een andere auto is gereden. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij onder invloed was van alcohol. Hij had bier en wodka gedronken.
De rechtbank stelt op grond van het bovenstaande vast dat verdachte zich, als beginnend bestuurder, schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 8, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, op grond waarvan het een beginnend bestuurder niet is toegestaan om te rijden met een hoeveelheid van meer dan 0,2 milligram ethanol per milliliter bloed.
De [adres] te Benschop bestaat ter plaatste van het ongeval uit één rijbaan, welke door middel van een dubbele doorgetrokken streep in twee rijstroken is verdeeld en is bestemd voor verkeer in twee richtingen. De rijbaan wordt aan beide zijden besloten door een berm. Ter plaatse bedraagt de maximaal toegestane snelheid voor motorvoertuigen 80 km/u.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat het grijze voertuig met hoge snelheid in kwam rijden op het voorste voertuig. Getuige schat de snelheid van het grijze voertuig op 160 km/u. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de snelheid van de achterste auto veel hoger was dan de snelheid van de voorste auto. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met een snelheid van ongeveer 150 km/u reed terwijl hij ter plaatse goed bekend was en wist dat er een maximumsnelheid van 80 km/u gold.
De rechtbank acht op grond van vorenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ten tijde van het ongeval met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 80 km/u, heeft gereden.
[slachtoffer] heeft verklaard dat de auto achter hem uitweek naar de linker weghelft, kennelijk met de bedoeling om hem in te halen.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat beide voertuigen hem tegemoet kwamen rijden en dat het achterste voertuig iets zijn richting opkwam, waardoor hij het vermoeden kreeg dat deze auto de voorste auto wilde inhalen.
De hiervoor genoemde bewijsmiddelen en vastgestelde feiten en omstandigheden wijzen naar het oordeel van de rechtbank uit dat verdachte, terwijl hij in hoge mate onder invloed van alcohol verkeerde, met een veel hogere snelheid dan ter plaatse is toegestaan heeft gereden en heeft getracht in te halen terwijl dat ter plaatse niet is toegestaan. Vervolgens is verdachte met die veel te hoge snelheid achterop de auto van [slachtoffer] gebotst. Door deze botsing heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel bekomen.
Verdachte heeft, gelet op het vorenstaande en de ter plaatse geldende omstandigheden, met zijn rijgedrag onaanvaardbare risico’s genomen en deze welbewust aanvaard. Alles overwegende, in onderling verband en samenhang bezien, is het rijgedrag van verdachte naar het oordeel van de rechtbank zonder meer als roekeloos aan te merken.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Primair
op 2 april 2011 te Benschop, in de gemeente Lopik, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder (Beginnend Bestuurder) van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de [adres], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, terwijl hij verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank,met het door hem bestuurde voertuig te rijden met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 80 kilometer per uur en daarbij het door hem bestuurde voertuig niet tot stilstand te (kunnen) brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en vervolgens in botsing te komen met de voor hem, verdachte, rijdende auto, waardoor de bestuurder van laatstgenoemde auto, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 derde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Primair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, en terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden en terwijl degene die schuldig is aan dit feit verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, derde lid van deze wet.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaar, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs van verdachte ingehouden is geweest.
6.2. Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de strafmaat.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft op roekeloze wijze een auto bestuurd en een verkeersongeval veroorzaakt waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Ook de echtgenote heeft rechtstreeks nadelige gevolgen van het ongeval gehad. Het leed dat bij [slachtoffer] en zijn echtgenote is veroorzaakt is groot. Nu, ruim een jaar na het ongeval, kampt hij nog steeds met de lichamelijke en psychische gevolgen van het ongeval, waarvan een deel mogelijk blijvend is.
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte gelet op het uittreksel uit het justitieel documentatie register d.d. 19 april 2012 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Verdachte is onder meer in 2009 tweemaal veroordeeld voor het rijden onder invloed, waaronder eenmaal als beginnend bestuurder, hetgeen verdachte er kennelijk niet van weerhouden heeft opnieuw onder invloed van alcohol te gaan rijden. Verdachte heeft er ter zitting blijk van gegeven dat hij zich nu realiseert welke gevolgen het ongeval op het leven van de slachtoffers heeft.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij diverse problemen heeft.. Zijn sociale netwerk in Nederland is zeer beperkt. Hij heeft een kind maar de relatie met de moeder daarvan is beëindigd. Hij had werk maar is nu werkloos en het is voor hem moeilijk om werk te vinden. Verdachte ziet in dat hij zonder begeleiding en hulp van de reclassering zijn leven niet op orde kan krijgen. Verdachte geeft aan dat hij denkt dat hij depressief is. Voorts heeft verdachte op de zitting aangegeven dat hij, in verband met zijn problematische alcoholgebruik, inmiddels een afspraak heeft gemaakt bij Tactus verslavingszorg.
Nu de rechtbank bewezen acht dat de verdachte roekeloos heeft gereden, en in zoverre tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, doet de door de officier van justitie gevorderde straf naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal daarom aan verdachte een hogere straf opleggen dan die door de officier van justitie is gevorderd.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Voor het door schuld veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van roekeloos handelen en de verdachte in ernstige mate onder invloed van alcohol verkeerde en waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, wordt volgens de oriëntatiepunten die de rechtbank hanteert als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur en een ontzegging van de bevoegdheid om motorvoertuigen te besturen voor de duur van enkele jaren opgelegd. Gelet op de persoon van de verdachte, zijn persoonlijke omstandigheden en het tijdsverloop tussen het ongeval en het moment waarop de zaak door het openbaar ministerie ter zitting is aangebracht, ziet de rechtbank echter aanleiding om van voornoemde oriëntatiepunten af te wijken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van zes maanden passend en geboden is. De rechtbank zal een deel van die straf, te weten drie maanden, voorwaardelijk opleggen. Met het voorwaardelijk deel wordt beoogd verdachte er van te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan strafbare feiten. De rechtbank verbindt hieraan tevens een aantal bijzondere voorwaarden om verdachte zo de hulp te bieden die hij nodig heeft. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een werkstraf van 140 uur opleggen.
Voorts volgt de rechtbank, mede gelet op de documentatie van verdachte, de officier van justitie in haar eis ten aanzien van twee jaar ontzegging van de rijbevoegdheid.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Primair: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, en terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden en terwijl degene die schuldig is aan dit feit verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, derde lid van deze wet;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd (een van) de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
* zich binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden op het kantoor van de reclassering Nederland, regio Midden-Oost Nederland, locatie Zutphen, gevestigd aan de Houtwal 16 d, 7201 ES Zutphen, telefoonnummer 0575 -58 27 44.
* zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen hem gegeven door of namens de Reclassering Nederland, Regio Midden Oost Nederland ook als dat inhoudt dat verdachte:
- zal deelnemen en meewerken aan een behandeling bij Tactus Verslavingszorg of een soortgelijke instelling;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 140 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 70 dagen;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaar;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging;
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, mrs. M.A.E. Somsen en G.D. Kleijne, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 15 juni 2012.
Mr. Kleijne is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.