ECLI:NL:RBUTR:2012:BX1356

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
15 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-655449-12
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake winkeldiefstallen met grote hoeveelheden cosmetica

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 15 juni 2012, is de verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats, beschuldigd van vijf winkeldiefstallen waarbij grote hoeveelheden cosmetica zijn weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in een korte periode schuldig heeft gemaakt aan deze diefstallen, wat heeft geleid tot aanzienlijke schade en overlast voor de benadeelden. De verdachte was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en bevond zich nog in een proeftijd, wat de rechtbank heeft meegenomen in haar overwegingen.

De rechtbank oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was om de maatschappij te beschermen tegen de overlast die de verdachte veroorzaakte. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden. De verdediging had verzocht om een straf gelijk aan de tijd die de verdachte al in voorarrest had doorgebracht, maar de rechtbank zag geen aanleiding om hiervan af te wijken.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf van één maand gevangenisstraf, opgelegd bij arrest van het Gerechtshof te Arnhem, eveneens toegewezen. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/655449-12; 21/004878-09 (vordering tenuitvoerlegging) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 juni 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1961] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting voor Vrouwen Nieuwersluis,
raadsvrouw mr. E.C. van Gijselaar, advocaat te Haarlem.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 1 juni 2012. Verdachte is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Wel is verschenen haar gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte ten aanzien van feit 1 tot en met 4:
zich telkens schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal, waarbij zij grote hoeveelheden cosmetica producten / make-up heeft weggenomen.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de haar onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank ten aanzien van de onder feit 1, 2 en 3 en de onder feit 4 ten laste gelegde winkeldiefstal bij het [bedrijf 1] te Amersfoort tot een bewezenverklaring kan komen. De onder 4 ten laste gelegde winkeldiefstal bij het [bedrijf 1] te Leusden kan naar de mening van de verdediging niet wettig en overtuigend bewezen worden. Verdachte dient daarvan vrijgesproken te worden.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de navolgende feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstallen.
Ten aanzien van feit 1:
[aangever 1] heeft namens het [bedrijf 1], gelegen aan de [adres] te [woonplaats], aangifte gedaan van diefstal, gepleegd op 21 februari 2012, van een grote hoeveelheid make-up met ongeveer een waarde van € 369,78. Aangeefster heeft verklaard dat zij een mevrouw bij de make-up bakken zag staan. Zij herkende deze vrouw als [verdachte] die vaker diefstallen heeft gepleegd. Op de beelden van de bewakingscamera zag aangeefster dat de vrouw wegliep richting de uitgang. Bij de uitgang heeft aangeefster de vrouw aangesproken, waarop de vrouw met aangeefster mee terug liep naar het kantoor. Vervolgens heeft aangeefster de camerabeelden teruggekeken en gezien dat de vrouw make-up in haar tas stopte. Daarna is geconstateerd dat er in de geprepareerde tas van de vrouw voor € 369,78 aan make-up van het [bedrijf 1] zat.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in zijn proces-verbaal gerelateerd dat op de beelden van de beveiligingscamera van het [bedrijf 1] aan de [adres] te [woonplaats] is te zien dat verdachte op 21 februari 2012 bij de schappen staat waar make-up spullen liggen en meerdere malen iets uit een schap pakt en in haar tas stopt. Verbalisant ziet dat verdachte in de richting van de uitgang loopt en dat tegelijkertijd een medewerkster van [bedrijf 1] de verdachte tegemoet loopt. Op de camerabeelden is de op 21 februari 2012 aangehouden verdachte [verdachte] te zien.
Ten aanzien van feit 2:
[aangever 1] heeft namens het [bedrijf 1], gelegen aan de [adres] te [woonplaats], aangifte gedaan van diefstal, gepleegd op 16 februari 2012, van een grote hoeveelheid make-up. Op de beelden van de bewakingscamera heeft een collega van aangeefster gezien dat een vrouw, die zij herkende vanwege eerdere winkeldiefstallen uit de winkel, op 16 februari 2012 make-up spullen in haar tas stopte en vervolgens richting de uitgang loopt en de winkel verlaat zonder te betalen.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in zijn proces-verbaal gerelateerd dat op de beelden van de beveiligingscamera van het [bedrijf 1] aan de [adres] te [woonplaats] is te zien dat verdachte op 16 februari 2012 dicht bij een schap met make-up spullen staat en meerdere malen iets uit een schap pakt en in haar tas stopt. Op de camerabeelden is de op 21 februari 2012 aangehouden verdachte [verdachte] te zien.
Ten aanzien van feit 3:
[aangever 2] heeft namens het [bedrijf 1], gelegen aan de [adres] te [woonplaats], aangifte gedaan van diefstal, gepleegd op 22 december 2011, van een grote hoeveelheid make-up. Op de beelden van de bewakingscamera heeft aangeefster gezien dat ze weer heeft toegeslagen bij de make-up.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in zijn proces-verbaal gerelateerd dat op de beelden van de beveiligingscamera van het [bedrijf 1] aan de [adres] te [woonplaats] is te zien dat verdachte op 22 december 2012 dicht bij een schap met make-up spullen staat en meerdere malen iets uit een schap pakt en in haar tas stopt. Op de camerabeelden is de op 21 februari 2012 aangehouden verdachte [verdachte] te zien.
Ten aanzien van feit 4:
- betreffende het [bedrijf 1] te Amersfoort:
[aangever 2] heeft namens het [bedrijf 1], gelegen aan de [adres] te [woonplaats], aangifte gedaan van diefstal, gepleegd op 20 december 2011, van een grote hoeveelheid make-up. Op de beelden van de bewakingscamera heeft aangeefster gezien dat een vrouw make-up in haar tas stopt en hiermee de winkel heeft verlaten zonder te betalen.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in zijn proces-verbaal gerelateerd dat op de beelden van de beveiligingscamera van het [bedrijf 1] aan de [adres] te [woonplaats] is te zien dat verdachte op 20 december 2011 bij een schap met make-up spullen staat en meerdere malen iets uit een schap pakt en in haar tas stopt. Op de camerabeelden is de op 21 februari 2012 aangehouden verdachte [verdachte] te zien.
- betreffende het [bedrijf 1] te Leusden:
[aangever 3] heeft namens het [bedrijf 1] gelegen aan de [adres] te [woonplaats] aangifte gedaan van diefstal, gepleegd op 20 december 2011, van een grote hoeveelheid make-up. Een collega meldt haar dat er op 20 december 2011 een grote hoeveelheid make-up uit de winkel is gestolen. Die collega was aangesproken door een klant die had gezien dat een vrouw een groot aantal make-up artikelen uit de vakken had weggenomen, deze in haar tas had gedaan waarna zij de winkel had verlaten zonder deze goederen bij de kassa af te rekenen. Op de beelden van de beveiligingscamera van 20 december 2012 ziet aangeefster dat een vrouw diverse malen make-up artikelen uit een schap pakt en in haar tas stopt en de winkel verlaat zonder deze goederen af te rekenen. De districtmanager van aangeefster herkent de vrouw als degene die op 20 december 2011 in het filiaal van [bedrijf 1] aan het [adres] te Amersfoort op beelden is te zien terwijl zij daar een diefstal pleegt. De verbalisant merkt daarbij op dat het de aangifte onder proces-verbaal met nummer 2011293337 betreft (de rechtbank begrijpt dat hier de onder feit 4 ten laste gelegde winkeldiefstal bij het [bedrijf 1], gelegen aan de [adres] te [woonplaats] wordt bedoeld). Bij bespreking van de beelden van het [bedrijf 1] te Leusden door de filiaalmanagers uit de regio, wordt de vrouw op de beelden herkend als (verdachte) [verdachte].
Van de camerabeelden is een tweetal schermafdrukken gemaakt.
Verbalisant [verbalisant 2] herkent de op de schermafdrukken van de beveiligingscamera afgebeelde persoon als verdachte [verdachte].
Partiële vrijspraak
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank ten aanzien van de onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde winkeldiefstallen vast dat de in de tenlastelegging genoemde bedragen van de weggenomen artikelen zijn gebaseerd op een inventarisatie van de voorraad in de betreffende winkels. De rechtbank is van oordeel dat, nu de verdachte voor de onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde feiten buiten heterdaad is aangehouden, op basis van deze inventarisatie niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte alle in de betreffende winkels ontbrekende producten, ten waarde van de in de tenlastelegging vermelde totaalbedragen, heeft weggenomen. De rechtbank zal verdachte derhalve partieel vrijspreken van de onder feit 2 tot en met 4 genoemde bedragen.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op 21 februari 2012 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een grote hoeveelheid cosmetica producten/make-up (ter waarde van in totaal ongeveer euro 369,78), toebehorende aan het [bedrijf 1] (gelegen aan de [adres]);
ten aanzien van feit 2:
op 16 februari 2012 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid cosmetica producten/make-up toebehorende aan het [bedrijf 1] (gelegen aan de [adres]);
ten aanzien van feit 3:
op 22 december 2011 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een grote hoeveelheid cosmetica producten/make-up toebehorende aan het [bedrijf 1] (gelegen aan de [adres]);
ten aanzien van feit 4:.
op 20 december 2011 te Amersfoort en Leusden, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een grote hoeveelheid cosmetica producten/make-up toebehorende aan het [bedrijf 1] (gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en/of De [adres] te Leusden).
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
ten aanzien van feit 1, 2 en 3:
telkens: diefstal;
ten aanzien van feit 4:
diefstal, meermalen gepleegd.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte op het moment van de uitspraak in deze zaak, in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan een vijftal winkeldiefstallen, waarbij zij grote hoeveelheden make-up heeft weggenomen. Dergelijke feiten zorgen voor veel schade en overlast bij de benadeelden.
De rechtbank heeft voorts gelet op het uittreksel uit het justitiële documentatie register betreffende verdachte d.d. 19 april 2012, waaruit blijkt dat verdachte reeds meerdere malen is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten. Verdachte loopt nog in een proeftijd, hetgeen verdachte er niet van weerhouden heeft zich wederom schuldig te maken aan soortgelijke feiten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige remedie is om, in ieder geval gedurende de periode dat verdachte gedetineerd is, de maatschappij te beschermen tegen de overlast en schade die door verdachte wordt veroorzaakt.
De rechtbank ziet, gelet op de persoon van verdachte, het aantal feiten en de justitiële documentatie van verdachte geen aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, al dan niet met oplegging van de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf rekening gehouden met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf recht doet aan de door verdachte gepleegde strafbare feiten. De rechtbank zal de officier van justitie dan ook volgen in haar eis en verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden opleggen.
7. De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van een maand gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij arrest van het Gerechtshof te Arnhem d.d. 13 oktober 2010 ten uitvoer zal worden gelegd.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging gerefereerd aan het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14g, 57, 63, 310 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
- ten aanzien van feit 1, 2 en 3:
telkens: diefstal;
- ten aanzien van feit 4:
diefstal, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij het arrest d.d. 13 oktober 2010 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 21/004878-09 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten:
- een gevangenisstraf voor de duur van één maand;
Voorlopige hechtenis:
Heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.E. Somsen, voorzitter, mr. D.A.C. Koster en mr. G.D. Kleijne, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 15 juni 2012.
Mr. G.D. Kleijne is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.