ECLI:NL:RBUTR:2012:BW9414

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
7 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600852-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor aanwezigheid cocaïne en witwassen in strafzaak tegen verdachte

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1985 en woonachtig in Utrecht, heeft de rechtbank Utrecht op 7 juni 2012 uitspraak gedaan. De zaak betreft de verdenking van de verdachte op twee punten: het bezit van 93,38 gram cocaïne op 24 augustus 2011 en het witwassen van een bedrag van ongeveer 6.000 euro op dezelfde datum. De inhoudelijke behandeling van de zaak vond plaats tijdens zittingen op 2 december 2011 en 16 maart 2012, waarna de zaak op 7 juni 2012 werd voortgezet. Tijdens deze zitting hebben zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten gepresenteerd.

De officier van justitie vorderde vrijspraak, stellende dat de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De verdediging steunde deze vordering en voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de cocaïne die door de medeverdachte was aangeschaft. De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachte in overweging genomen, die stelde dat hij de cocaïne alleen had gekocht en dat de verdachte hier geen weet van had.

Na beoordeling van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlasteleggingen. De rechtbank oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de cocaïne en dat het geldbedrag niet kon worden gelinkt aan een misdrijf. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide feiten en gelastte de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte en de medeverdachte. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600852-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 juni 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1985] te [geboorteplaats]
wonende te [adres], [woonplaats]
raadsman mr. J. Zevenboom, advocaat te Almere, bepaaldelijk gevolmachtigd.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 2 december 2011 en 16 maart 2012, waarbij het onderzoek ter terechtzitting is geschorst. Ter zitting van 7 juni 2012 is de inhoudelijke behandeling van de zaak, met instemming van de officier van justitie en de verdediging, voortgezet in de stand waarin deze zich op de laatste zitting bevond. Ter zitting van 7 juni 2012 hebben de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. op 24 augustus 2011 te Utrecht, samen met een ander 93,38 gram cocaïne aanwezig heeft gehad;
2. op 24 augustus 2011 te Utrecht een bedrag van ongeveer 6.000,00 euro heeft witgewassen.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de beide ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen en heeft vrijspraak gevorderd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat op grond van wettige bewijsmiddelen onvoldoende bewezen kan worden dat verdachte zich aan de ten laste gelegde feiten heeft schuldig gemaakt.
4.2 standpunt van de verdediging
De verdediging is eveneens van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit op een passage uit de verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie, waaruit blijkt dat verdachte op geen enkele wijze op de hoogte was van het feit dat de medeverdachte in het bezit was van een hoeveelheid cocaïne. Voorts heeft de verdediging gewezen op de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] dat de rode sporttas, waarin de cocaïne is aangetroffen, van hem was, dat hij de cocaïne alleen had gekocht en dat hij niet wilde dat verdachte dit zag.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de verdediging aangevoerd dat op basis van het dossier niet bewezen kan worden verklaard dat het geld dat bij verdachte is aangetroffen middellijk of onmiddellijk afkomstig was uit een misdrijf of was bestemd voor de aankoop van drugs.
Verdachte dient van beide feiten te worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en zal hem dan ook van beide feiten vrijspreken.
De rechtbank heeft daartoe overwogen dat ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit de medeverdachte uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij de cocaïne alleen heeft gekocht en dat hij deze in zijn rode sporttas op de hotelkamer heeft gestopt. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte op de hoogte was van het feit dat de medeverdachte cocaïne had gekocht en in zijn eigen tas had gestopt. Ook overigens is niet gebleken dat verdachte op enigerlei wijze heeft geweten van de aanwezigheid van de in de tas van de medeverdachte aangetroffen cocaïne.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de rechtbank overwogen dat uit de beschikbare processtukken en uit het verhandelde ter zitting niet gebleken is dat het bij verdachte aangetroffen geldbedrag van ongeveer 6000,00 euro afkomstig was uit misdrijf.
5 De overwegingen omtrent het beslag.
5.1 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
5.2 De teruggave aan rechthebbende
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan [medeverdachte], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
6 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van 6000,00 euro;
- een geldbedrag van 10,00 euro;
- een geldbedrag van 5,00 euro en
- een geldbedrag van 4,56 euro
en gelast de teruggave aan [medeverdachte] van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
- een personenauto, merk Nissan, kleur grijs, met kenteken [kenteken], nu deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, mr. R.P. den Otter en mr. P.P.C.M. Waarts, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Nieboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 juni 2012.