ECLI:NL:RBUTR:2012:BW9414
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor aanwezigheid cocaïne en witwassen in strafzaak tegen verdachte
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1985 en woonachtig in Utrecht, heeft de rechtbank Utrecht op 7 juni 2012 uitspraak gedaan. De zaak betreft de verdenking van de verdachte op twee punten: het bezit van 93,38 gram cocaïne op 24 augustus 2011 en het witwassen van een bedrag van ongeveer 6.000 euro op dezelfde datum. De inhoudelijke behandeling van de zaak vond plaats tijdens zittingen op 2 december 2011 en 16 maart 2012, waarna de zaak op 7 juni 2012 werd voortgezet. Tijdens deze zitting hebben zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten gepresenteerd.
De officier van justitie vorderde vrijspraak, stellende dat de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De verdediging steunde deze vordering en voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de cocaïne die door de medeverdachte was aangeschaft. De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachte in overweging genomen, die stelde dat hij de cocaïne alleen had gekocht en dat de verdachte hier geen weet van had.
Na beoordeling van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlasteleggingen. De rechtbank oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de cocaïne en dat het geldbedrag niet kon worden gelinkt aan een misdrijf. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide feiten en gelastte de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte en de medeverdachte. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken.