ECLI:NL:RBUTR:2012:BW9405
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor witwassen en veroordeling ter zake van bezit cocaïne
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1981 en wonende te Utrecht, heeft de Rechtbank Utrecht op 7 juni 2012 uitspraak gedaan. De zaak betrof de verdenking van het bezit van cocaïne en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 augustus 2011 in Utrecht 93,38 gram cocaïne aanwezig had en dat hij een geldbedrag van ongeveer 1.825 euro had witgewassen. Tijdens de zittingen op 2 december 2011 en 16 maart 2012 is het onderzoek ter terechtzitting geschorst, waarna de inhoudelijke behandeling op 7 juni 2012 is voortgezet. De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.
De officier van justitie achtte het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gebaseerd op het aantreffen van cocaïne in de bagage van de verdachte en zijn bekennende verklaring. Voor het onder 2 ten laste gelegde feit, het witwassen, vorderde de officier van justitie vrijspraak. De verdediging stelde dat het geld afkomstig was uit legale bronnen en dat de verdachte niet schuldig was aan het witwassen. De rechtbank oordeelde dat het onder 1 ten laste gelegde feit bewezen was, maar sprak de verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit, omdat niet was aangetoond dat het geld uit misdrijf afkomstig was.
De rechtbank legde een gevangenisstraf op van negentig dagen, maar omdat de verdachte al honderd dagen in voorlopige hechtenis had gezeten, werd hij niet opnieuw van zijn vrijheid beroofd. De rechtbank heeft de teruggave van in beslag genomen geldbedragen gelast, aangezien deze niet vatbaar waren voor verbeurdverklaring. De beslissing is gebaseerd op artikel 10 van de Opiumwet, en de rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven.