ECLI:NL:RBUTR:2012:BW8033

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
22 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/601135-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en diefstal door verdachte in Utrecht

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 22 maart 2012, is verdachte [verdachte] beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling en diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 2 oktober 2011 in Utrecht, verdachte [verdachte] opzettelijk [slachtoffer] heeft mishandeld door haar tegen het achterhoofd en de rechterwang te slaan, wat resulteerde in letsel en pijn voor het slachtoffer. De rechtbank baseert deze conclusie op getuigenverklaringen en de herkenning van verdachte door verbalisanten, die hem kennen als de jongen met de bijnaam 'Gans', die ook op camerabeelden te zien was.

Daarnaast is verdachte betrokken geweest bij meerdere diefstallen bij de supermarkt Jumbo, waarbij op 13 en 24 oktober 2011 blikjes Bacardi Cola zijn weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte samen met anderen deze diefstallen heeft gepleegd, waarbij ook bedreigingen aan het personeel zijn gedaan. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de bedreiging met geweld, waardoor verdachte op dat punt is vrijgesproken.

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat verdachte op 26 oktober 2011 drie kratten Heineken bier heeft gestolen uit de Albert Heijn. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en camerabeelden als bewijs gebruikt om tot deze conclusie te komen. Verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat heeft bijgedragen aan de beslissing van de rechtbank om een gevangenisstraf op te leggen. Uiteindelijk is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 weken, met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft geen voorwaardelijke straf opgelegd, gezien de eerdere veroordelingen van verdachte en zijn weigering om mee te werken aan een reclasseringsadvies.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601135-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 maart 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1992] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
gedetineerd in het Huis van Bewaring Wolvenplein te Utrecht
raadsman mr. S. de Korte, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 maart 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: [slachtoffer] heeft mishandeld door haar meerdere malen te slaan;
feit 2: samen met een ander of anderen blikjes Bacardi heeft gestolen bij supermarkt Jumbo, waarbij supermarktpersoneel is bedreigd;
feit 3: samen met een ander of anderen blikjes Bacardi Cola heeft gestolen bij supermarkt Jumbo;
feit 4: één of meer kratten bier heeft gestolen bij de Albert Heijn;
feit 5: één of twee deuren heeft bekrast bij Welzijnsorganisatie JOU.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten. Naar het oordeel van de officier van justitie kunnen de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard en dient verdachte van deze feiten te worden vrijgesproken.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten en dient verdachte hiervoor te worden vrijgesproken. Het onder 5 ten laste gelegde feit kan naar het oordeel van de raadsman wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Ten aanzien van feit 1:
[slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat zij op 2 oktober 2011 samen met haar vriendin [vriendin slachtoffer] naar Utrecht ging. Op een gegeven moment kwamen er drie jongens bij hen staan. Er werden vervelende dingen geroepen door deze jongens. [slachtoffer] en [vriendin slachtoffer] liepen richting Holland Casino. De jongens liepen achter hen aan. Eén van de jongens kwam tegen [slachtoffer] aan staan. [slachtoffer] zei dat hij van haar af moest blijven en zij duwde hem weg. Toen zij en [vriendin slachtoffer] op de stoep gingen zitten, voelde [slachtoffer] een klap tegen haar achterhoofd. Zij weet zeker dat dit de jongen was die tegen haar aan was komen staan, omdat hij op dat moment achter haar stond. Toen zij opstond, zag zij dat deze jongen een vuist balde en haar op haar rechterwang sloeg. Zij voelde gelijk een stekende pijn en zag dat haar wang rood en dik was.
[slachtoffer] heeft de jongen die haar heeft geslagen omschreven als een jongen met dikke wenkbrauwen.
[vriendin slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat zij zag dat een jongen met hele dikke, donkere wenkbrauwen, haar vriendin een harde klap tegen het achterhoofd gaf. Toen haar vriendin opstond, zag zij dat dezelfde jongen met zijn tot vuist gebalde hand een harde klap in het gezicht van haar vriendin gaf. Zij hoorde hierbij dat één van de andere jongens riep: “Gans niet doen”. Dit was, volgens haar, kennelijk gericht tegen de jongen die zijn vriendin had geslagen.
Het is verbalisant [verbalisant 1] ambtshalve bekend dat verdachte [verdachte] de bijnaam “Gans” heeft en dat hij bijzonder dikke wenkbrauwen heeft.
Het is ook verbalisant [verbalisant 2] ambtshalve bekend dat verdachte [verdachte] de bijnaam “Gans” heeft.
Door de medewerker [Medewerker JOU] van Welzijnsorganisatie JOU is verklaard dat hij de jongen met de bijnaam “Gans” kent als [verdachte].
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] heeft geslagen. De rechtbank komt hiertoe op grond van het feit dat degene die [slachtoffer] sloeg door een van zijn vrienden werd aangesproken met “Gans”, dat deze bijnaam volgens verschillende verbalisanten behoort bij verdachte [verdachte], dat aangeefster heeft verklaard dat degene die haar sloeg dikke wenkbrauwen had en dat het bij verbalisanten bekend is dat verdachte dikke wenkbrauwen heeft. Dat laatste heeft de rechtbank ter terechtzitting ook zelf waargenomen.
Ten aanzien van feit 2:
Op 13 oktober 2011 werd er door twee personen een diefstal gepleegd bij de Jumbo aan de
Hammarskjoldhof 28 te Utrecht. Hierbij zijn toen meerdere blikjes Bacardi Cola weggenomen.
Op de camerabeelden van de diefstal zijn door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3][verdachte] en [medeverdachte] herkend als zijnde de plegers van deze diefstal. [verbalisant 3] heeft verklaard dat hij op de beelden zag dat verdachte [verdachte] meerdere malen goederen onder zijn jas stopte.
Naar het oordeel van de officier van justitie en de raadsman kan dit feit niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, nu op de camerabeelden niet te zien is dat verdachte de blikjes Bacardi Cola wegneemt. De rechtbank is, na het zien van de beelden, een andere mening toegedaan. Evenals verbalisant [verbalisant 3] ziet de rechtbank op de camerabeelden duidelijk dat door een persoon, door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] herkend als verdachte [verdachte], meerdere malen goederen onder zijn jas worden gestopt.
Bewijsoverweging
Op grond van bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met een ander, op 13 oktober 2011 meerdere blikjes Bacardi Cola heeft weggenomen bij de Jumbo te Utrecht.
Door aangever [aangever] is verklaard dat hij van zijn collega [medewerker 1 Jumbo] heeft vernomen dat verdachte [medewerker 1 Jumbo] en collega [medewerker 2 Jumbo] ten tijde van de diefstal heeft bedreigd door te roepen “Ik ga een pistool halen en schiet jullie kapot”. Voor deze bedreiging is in het dossier geen ander bewijs voorhanden dan de de auditu-verklaring van [aangever]. Nu deze verklaring, gelet op artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen, zal de rechtbank verdachte van dit gedeelte van de tenlastelegging vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3:
Op 24 oktober 2011 heeft er een diefstal plaatsgevonden in de Jumbo aan de [adres] te [woonplaats].
Een getuige zag op 24 oktober 2011 twee jongens bij de rekken Bacardi Cola staan. Zij zag dat deze jongens naar de beveiliger keken en dat ze zonder iets te betalen de winkel verlieten. Op dat moment kwam er een derde jongen aangelopen vanuit de winkel in de richting van de kassa’s. De jongen liep naar het rek met Bacardi blikjes en wilde er een paar uit pakken. Op het moment dat de beveiliger terug kwam lopen, legde de jongen de blikjes terug en wilde de winkel uit gaan. De jongen werd aangesproken door de beveiliger. Een getuige zag dat de zakken van de jongen heel vol waren en dat de jongen de winkel weer inliep, omdat hij werd tegengehouden door de beveiliger.
Beveiliger Moes zag dat twee jongens in zijn richting keken, iets weglegden en in de richting van de uitgang liepen. Hij zag dat een derde persoon goederen uit het schap pakte en onder zijn jas stopte. Deze jongen wilde de kassa’s via een gesloten kassapoortje passeren. Hij heeft de jongen tegengehouden, zodat hij de winkel niet kon verlaten. De jongen gooide twee blikjes weer terug in het vak en liep in de richting van de kaasafdeling. Uit camerabeelden blijkt hij het pand te hebben verlaten via de nooduitgang.
Later bleek er een hoeveelheid van ongeveer 10 blikjes Bacardi Cola te zijn weggenomen.
Door verbalisant [verbalisant 2] werden de camerabeelden van deze diefstal bekeken en hierop herkende hij verdachte [verdachte] onder meer aan zijn loopje als de pleger van de diefstal.
Bewijsoverweging
Op grond van bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 24 oktober 2011 meerdere blikjes Bacardi Cola heeft weggenomen bij de Jumbo te Utrecht. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze diefstal heeft gepleegd tezamen en in vereniging met een ander of anderen. Uit het dossier is niet komen vast te staan dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de andere twee jongens, die eerder de winkel hebben verlaten. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit gedeelte van de tenlastelegging.
Ten aanzien van feit 4:
Op 26 oktober 2011 zijn uit de Albert Heijn aan de [adres] te [woonplaats] drie kratten Heineken bier gestolen.
[verbalisant 2] heeft op 28 oktober 2011 de camerabeelden bekeken van deze diefstal en zag op deze beelden dat er door een persoon drie kratten bier werden weggenomen, zonder dat deze werden betaald. Op deze beelden herkende verbalisant [verbalisant 2] de hem ambtshalve bekende [verdachte] als dader.
Ter terechtzitting is verbalisant [verbalisant 2] gehoord als getuige en hij heeft toen verklaard dat hij verdachte [verdachte] herkende als de persoon die de kratten bier wegnam uit de Albert Heijn.
Bewijsoverweging
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte degene is geweest die op 26 oktober 2011 3 kratten Heineken bier heeft weggenomen bij de Albert Heijn te Utrecht.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat de officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het medeplegen van deze diefstal door verdachte. Dit is echter niet tenlastegelegd.
Ten aanzien van feit 5:
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank ook dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte ;
- de aangifte namens Welzijnsorganisatie JOU .
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 02 oktober 2011 te Utrecht, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] tegen het achterhoofd en tegen de rechterwang heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
op 13 oktober 2011 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen meer blikjes Bacardi, toebehorende aan supermarkt Jumbo;
3.
op 24 oktober 2011 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen tien blikjes Bacardi/Cola, toebehorende aan supermarkt Jumbo;
4.
op 26 oktober 2011 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen drie kratten met bier (merk Heineken), toebehorende aan supermarkt Albert Heijn;
5.
op 31 oktober 2011 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk twee deuren toebehorende aan Welzijnsorganisatie JOU heeft beschadigd, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk met een (hard / ijzeren) voorwerp krassen op die deuren te maken.
Voorzover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde feit:
mishandeling.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde feit:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van de onder 3 en 4 bewezen verklaarde feiten:
telkens: diefstal.
Ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde feit:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de tijd die verdachte inmiddels in voorlopige hechtenis zit, lang is voor het enkele feit dat bewezen kan worden verklaard. De raadsman heeft dan ook verzocht aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich in een kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan diverse misdrijven.
Verdachte heeft uit het niets op straat een meisje meermalen geslagen tegen haar hoofd.
Daarnaast heeft verdachte zich in korte tijd schuldig gemaakt aan een drietal winkeldiefstallen. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat veel overlast en financiële schade veroorzaakt bij de betrokken winkeliers. Uiteindelijk raakt dit de gehele maatschappij en verdachte dient zich hiervan rekenschap te geven.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan beschadiging van een tweetal deuren in een buurthuis. Ook hieruit blijkt nogmaals dat verdachte geen enkel respect heeft voor de eigendommen van anderen.
Verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 januari 2012 eerder wegens strafbare feiten met politie en justitie in aanraking gekomen en tot straffen veroordeeld. Gelet hierop en op de ernst van de feiten, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte een andere straf dan een gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank zal aan verdachte geen voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, nu uit het justitiële documentatieregister is gebleken dat de eerder aan verdachte opgelegde straffen telkenmale moesten worden ten uitvoer gelegd. Ook ten tijde van het plegen van deze strafbare feiten liep verdachte nog in een proeftijd. Daarnaast heeft verdachte zijn medewerking geweigerd aan het laten opstellen van een reclasseringsadvies, zodat de rechtbank thans niet over informatie beschikt die aanleiding geeft tot het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf.
De rechtbank acht alles afwegende een gevangenisstraf voor de duur van 20 weken passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank komt uit op een hogere straf dan geëist door de officier van justitie, nu zij tot een andere bewezenverklaring komt.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 57, 63, 300, 310, 311, 350 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte partieel vrij van het onder 2 tenlastegelegde deel van de tenlastelegging dat betrekking heeft op geweld dan wel bedreiging met geweld;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde feit:
mishandeling;
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde feit:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van de onder 3 en 4 bewezen verklaarde feiten:
telkens: diefstal;
Ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde feit:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 20 weken;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, mrs. M.J. Veldhuijzen en Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C.J. van der Heijden, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 maart 2012.
Mr. Y.A.T. Kruijer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.