parketnummer: 16/600238-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 februari 2012
[verdachte],
geboren op [1966] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Amsterdam.
Raadsman mr. B.J. Tieman, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 20 juni 2011, 2 september 2011, 24 november 2011 en 10 februari 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 10 maart 2011 geprobeerd heeft twee politieagenten te doden, dan wel geprobeerd heeft hun zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door onder andere met een ijzeren staaf in de richting van hun hoofden en/of lichaam te slaan of zwaaien en voorts hen heeft bedreigd.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en bedreiging en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
De officier van justitie is van mening dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de ten laste gelegde poging tot doodslag.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank op basis van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen niet tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde poging tot doodslag.
De verdediging refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en de bedreiging.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag en bedreiging en baseert zich daarbij op de navolgende feiten en omstandigheden.
[slachtoffer 1], buitengewoon opsporingsambtenaar van de gemeente Stichtse Vecht en [slachtoffer 2], surveillant van politie, wijkteam Maarssen, hebben – zakelijk weergeven – verklaard dat zij op 10 maart 2011 in Maarssen, tijdens een gesprek met de stiefvader en moeder van verdachte, verdachte aan zagen komen lopen. Verdachte pakte een stalen pijp en kwam op hen af lopen. Verdachte zei: “Wat bekeuring”. Verdachte bracht zijn armen met de pijp boven zijn hoofd naar achteren. Verdachte maakte vervolgens met de stalen pijp een slaande beweging in hun richting waarbij de stalen pijp op ongeveer 20 centimeter langs hun gezichten suisde. Verdachte zou hen zeker geraakt hebben als zij hierop niet gereageerd hadden of hun hoofd niet naar achteren hadden gebracht. Verdachte riep meerdere malen: “Ik maak jullie dood”. Verdachte pakte één voor één hun fietsen en gooide deze in hun richting. Verdachte liep naar zijn woning en riep: “Ik doe het wel anders./Ik ga wat anders pakken.” De moeder van verdachte riep tegen hen dat verdachte zijn speer ging pakken. Kort daarop is verdachte door collega’s aangehouden.
In de gang van de woning zijn vervolgens een speer en eerder genoemde stalen pijp aangetroffen. De pijp is ca 94,5 centimeter lang en weegt 1140 gram. De speer heeft een totale lengte van 1,85 meter; het aan weerszijden vlijmscherpe metalen speergedeelte heeft een lengte van 35 centimeter.
Mw. [moeder verdachte], moeder van verdachte, heeft verklaard – zakelijk weergeven – dat [verdachte] (hiermee doelt zij op verdachte) heel erg boos was en een ijzeren staaf van de grond pakte en daarmee de agenten sloeg. Verdachte pakte een fiets op en gooide die naar de agenten.
De verdachte heeft verklaard dat hij uit zijn karretje een stalen pijp heeft gepakt en dat hij de agenten wilde wegjagen. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij een woordenwisseling met de politie kreeg en op dat moment een woedeaanval had en doorsloeg. Na het gooien met de fietsen is hij naar binnen gegaan. In de gang van zijn woning staat een speer.
Poging tot doodslag
De rechtbank leidt uit de verklaringen van verbalisanten af dat verdachte met de stalen pijp zeer dicht langs de hoofden van verbalisanten is gegaan, zo dicht dat het voor de moeder van verdachte kennelijk leek dat de verbalisanten door verdachte met de stalen pijp geraakt werden, zoals de moeder heeft verklaard. Dat verdachte niet een of beide verbalisanten op het hoofd heeft geraakt is een gevolg van het feit dat de verbalisanten hun hoofd naar achteren hebben gebracht.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat, mede gelet op het gewicht en de lengte van de stalen pijp, de uiting van verdachte “Ik maak jullie dood”, de beweging die verdachte met de stalen pijp heeft gemaakt en de omstandigheid dat verdachte onder de mededeling “ik ga wat anders pakken” zijn woning in ging alwaar een speer in de gang stond, het (voorwaardelijke) opzet van verdachte kennelijk gericht was op de dood van verbalisanten.
De rechtbank acht eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte fietsen in de richting van verbalisanten heeft gegooid. Zoals hierna onder 5.1 zal worden overwogen kan dit deel van de bewezenverklaring evenwel niet ook aan de kwalificatie van poging tot doodslag bijdragen, zodat verdachte voor wat betreft dat deel zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 10 maart 2011 te Maarssen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] (buitengewoon opsporingsambtenaar van de gemeente Stichtse Vecht) en [slachtoffer 2] (surveillant van politie, wijkteam Maarssen) van het leven te beroven, met dat opzet,
- terwijl hij, verdachte, zich op zeer korte afstand van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bevond, met een stalen pijp een slaande beweging heeft gemaakt in de richting van het hoofd van die [slachtoffer 1] en het hoofd van die [slachtoffer 2] en (vervolgens)
- fietsen in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gegooid;
en
op 10 maart 2011 te Maarssen, [slachtoffer 1] (buitengewoon opsporingsambtenaar van de gemeente Stichtse Vecht) en [slachtoffer 2] (surveillant van politie, wijkteam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
- terwijl hij, verdachte, zich op zeer korte afstand van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bevond, met een stalen pijp een slaande beweging gemaakt in de richting van het hoofd van die [slachtoffer 1] en het hoofd van die [slachtoffer 2] en (vervolgens)
- fietsen in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gegooid enf
- (daarbij) voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "ik maak jullie dood".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Ten aanzien van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag is de rechtbank van oordeel dat, anders dan bij een klap op het hoofd met een ijzeren staaf, er geen aanmerkelijke kans aanwezig was dat de verbalisanten -of één van hen- ten gevolge van het gooien van fietsen en/of ten gevolge van eventueel daardoor op te lopen letsel, zou komen te overlijden. Deze bewezenverklaarde gedraging kan dan ook niet bijdragen aan de kwalificatie poging tot doodslag, zodat de rechtbank verdachte ten aanzien van dit deel van de bewezenverklaring zal ontslaan van alle rechtsvervolging.
Overigens zijn er geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de bewezenverklaarde feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd
en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Over de geestesvermogens van verdachte is gerapporteerd door drs. I. van Asselt (GZ-psycholoog), drs. W.C.J. Kramer (psychiater), dr. D.J. Burck (GZ-psycholoog) en J.M.J.F. Offermans (psychiater). Deze gedragskundigen hebben geconcludeerd dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van een autistische stoornis, daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in de zin van zwakbegaafdheid. Volgens de deskundigen is er een evidente relatie tussen de ten laste gelegde feiten en de psychopathologie en kan de verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd worden.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank constateert dat uit de rapportages of anderszins niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen TBS met dwangverpleging.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen, welke gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met
– subsidiair – een voorwaardelijk strafdeel met daarbij de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact en eventueel een tijdelijke intramurale behandeling.
Uiterst subsidiair heeft de raadsman verzocht aan verdachte TBS met voorwaarden op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft geprobeerd een tweetal opsporingsambtenaren met een ijzeren staaf tegen het hoofd te slaan en heeft hen bedreigd. Verdachte is daarbij rakelings met de ijzeren staaf langs de hoofden van de opsporingsambtenaren gegaan. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij gezagsdragers heeft aangevallen en bedreigd. Zij moeten hun werk kunnen doen, zonder met agressie geconfronteerd te worden.
Voor wat betreft de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister betreffende verdachte d.d. 4 januari 2012, waaruit blijkt dat verdachte meerdere malen is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder soortgelijke feiten waarbij ook gezagdragers als slachtoffers waren betrokken.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de omtrent verdachte opgemaakte rapportages door de gedragskundigen: drs. I. van Asselt (GZ-psycholoog), drs. W.C.J. Kramer (psychiater), dr. D.J. Burck (GZ-psycholoog) en J.M.J.F. Offermans (psychiater).
Van Asselt en Kramer hebben in eerste instantie omtrent verdachte gerapporteerd en de terbeschikkingstelling met dwangverpleging van verdachte geadviseerd.
Verdachte is daarna op verzoek van de verdediging geobserveerd in de Forensisch Psychiatrische Kliniek te Assen, waarna Burck en Offermans, mede naar aanleiding van de bevindingen betreffende de observatie van verdachte in de FPK Assen, nader hebben gerapporteerd.
Uit de rapporten van Burck en Offermans volgt dat, gelet op de bij verdachte vastgestelde ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, een vrijwillige dan wel ambulante behandeling van verdachte niet haalbaar wordt geacht omdat binnen een dergelijk kader niet de noodzakelijke structuur en begeleiding kunnen worden geboden. Bovendien zijn eerdere pogingen in het verleden tot begeleiding en/of behandeling van verdachte door reclassering en/of GGZ mislukt.
Verdachte heeft weinig ziektebesef en ziekte-inzicht. Verdachte kan zich niet in een ander inleven, waardoor elke onenigheid of elk conflict bepaalde risico’s in zich draagt. Het recidive risico wordt door de gedragskundigen, zonder adequate behandeling en begeleiding, als hoog tot zeer hoog ingeschat.
Verdachte heeft een strak gestructureerde, beveiligde en vrij intensieve behandeling nodig om veranderingen in zijn gedragspatroon teweeg te brengen en hem wat meer inzicht in zijn ziektebeeld (en beperkingen) te verschaffen. Behandeling van verdachte dient, uit het oogpunt van bescherming en beveiliging, bij voorkeur plaats te vinden in een klinische setting waarin veiligheid en structuur geboden kunnen worden en in een leefmilieu waarin rekening gehouden kan worden met de beperkingen van verdachte. Zodra bescherming en beveiliging tegen agressief gedrag niet meer nodig zijn, kan overplaatsing naar een minder beveiligde of meer ambulante setting gerealiseerd worden.
Afgaande op de positieve ervaring van verdachte in de FPK Assen en het adviesgesprek met verdachte adviseren de deskundigen Burck en Offermans verdachte, in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden, klinisch te laten behandelen in een kliniek, zoals de FPK Assen, of een soortgelijke FPK.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen Burck en Offermans over en maakt deze tot de hare.
De officier van justitie heeft er ter zitting melding van gemaakt dat de reclassering in een telefonisch contact heeft aangegeven, in aansluiting op een klinische behandeling, mogelijkheden te zien voor begeleiding en behandeling van verdachte.
De rechtbank acht alles afwegende, gelet op de problematiek van verdachte, het strafblad van verdachte, de ernst van de feiten en de door de gedragskundigen uitgebrachte adviezen, klinische behandeling in een beveiligde en gestructureerde setting geboden. Het opleggen van een dergelijke behandeling, zoals de raadsman van verdachte (subsidiair) heeft bepleit als onderdeel van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel acht de rechtbank niet gepast. Dit biedt te weinig waarborgen dat de klinische en beveiligde behandeling ook daadwerkelijk van de grond zal komen en zal worden gecontinueerd, gelet op het gebrek aan ziekte-inzicht en het daarmee verband houdende gebrek aan intrinsieke motivatie. De rechtbank acht derhalve terbeschikkingstelling van verdachte noodzakelijk. De rechtbank realiseert zich dat het opleggen hiervan een zeer verstrekkende maatregel is. Zonder behandeling vormt verdachte echter een gevaar voor de veiligheid van anderen, terwijl behandeling anders dan in het kader van een tbs maatregel niet tot de mogelijkheden behoort.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- op de gepleegde misdrijven is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld, dan wel behoort tot het misdrijf omschreven in artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
Andere dan de hier bovengenoemde eisen stelt de wet uitdrukkelijk niet.
De rechtbank zal, nu de gedragskundigenBurck en Offermans daar ruimte voor zien, de voor verdachte minst vergaande variant van de terbeschikkingstellingmaatregel aan verdachte opleggen onder de in de beslissing te noemen voorwaarden.
Reclassering Nederland heeft in haar rapport van 31 mei 2011 een meervoudig advies geformuleerd, onder meer ook inhoudende een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Hoewel de rechtbank thans niet beschikt over een voorwaardenrapport van de reclassering, acht de rechtbank zich in staat de noodzakelijke voorwaarden te formuleren, temeer nu de hierboven vermelde deskundigen zich uitgebreid hebben uitgelaten over de voor verdachte noodzakelijke behandeling. Bovendien heeft verdachte zich bereid verklaard zich te houden aan door de rechtbank te formuleren voorwaarden, ook indien dit betekent dat hij moet worden opgenomen in een kliniek. Mede bepalend daarbij acht de rechtbank tevens de mededeling van de officier van justitie ter zitting dat de reclassering heeft aangegeven mogelijkheden te zien voor begeleiding en behandeling van verdachte, in aansluiting op een klinische behandeling. Daarnaast acht de rechtbank een nadere aanhouding van de zitting teneinde een voorwaardenrapport op te doen stellen, gelet op de duur die verdachte thans in afwachting is van een beslissing, niet in het belang van verdachte, noch in dat van de samenleving.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lagere straf. Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden opleggen.
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen voorwerpen te onttrekken aan het verkeer.
De raadsman heeft geen standpunt geformuleerd betreffende de in beslag genomen voorwerpen.
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat de feiten zijn begaan met behulp van de metalen buis.
De speer behoort aan verdachte toe en is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36c, 36d, 38, 38a, 45, 55, 57, 63, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- ontslaat verdachte ten aanzien van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag van alle rechtsvervolging voor wat betreft de bewezenverklaarde gedraging van het gooien van fietsen;
- verklaart dat het bewezen verklaarde voor het overige de volgende strafbare feiten oplevert:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd
en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 15 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast de terbeschikkingstelling van verdachte en stelt daarbij de navolgende voorwaarden:
- de ter beschikking gestelde zal zich -zolang deze instelling c.q. kliniek dit nodig acht- laten opnemen en behandelen in een inrichting, te weten de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) in Assen, of een soortgelijke FPK, of op een Forensisch Psychiatrische Afdeling, gedurende de termijn van de terbeschikkingstelling of zoveel korter als de inrichting in overleg met de reclassering wenselijk acht.
De ter beschikking gestelde zal zich hierbij behandelbaar en begeleidbaar opstellen;
- de ter beschikking gestelde gedraagt zich naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland en stelt zich hierbij begeleidbaar en bemiddelbaar op;
- de ter beschikking gestelde zal, indien de behandelaars van de FPA of FPK-instelling en de reclassering dit nodig achten, meewerken aan een ambulante behandeling na afloop van de klinische opname;
- de ter beschikking gestelde werkt te zijner tijd mee aan een nabehandeling en een resocialisatieplan zoals dat door zijn behandelaars en de reclassering wordt geïndiceerd;
- de ter beschikking gestelde geeft toestemming aan de reclassering om met relevante derden te overleggen en informatie uit te wisselen;
- de ter beschikking gestelde onthoudt zich van het plegen van strafbare feiten.
- draagt de Reclassering Nederland op verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- een metalen buis;
- een speer.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.E. Somsen, voorzitter, mr. M.A.A.T. Engbers en mr. D.A.C. Koster, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 februari 2012.
Mr. M.A.E. Somsen en mr. M.A.A.T. Engbers zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.