ECLI:NL:RBUTR:2012:BW4343

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
30 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-655335-12
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugshandelzaak na beoordeling van bewijs en procesorde

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1971 in de Bondsrepubliek Duitsland en gedetineerd in Utrecht, heeft de rechtbank Utrecht op 30 maart 2012 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van drugshandel, met name de verkoop en het vervoer van cocaïne, MDMA, hennep en hasjiesj in de periode van 6 tot en met 21 januari 2012. Tijdens de zitting op 27 maart 2012 werden de standpunten van de officier van justitie en de verdediging gepresenteerd. De tenlastelegging werd gewijzigd, en de verdediging voerde aan dat er onrechtmatigheden waren bij de inverzekeringstelling van de verdachte, wat zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De rechtbank oordeelde echter dat de inverzekeringstelling rechtmatig was en verwierp dit verweer.

De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had gepleegd, met name het vervoer van drugs op 6 januari 2012. De verdediging betwistte dit en wees op tegenstrijdigheden in het dossier, waaronder de mogelijkheid dat een medeverdachte drugs in de kluis had geplaatst zonder dat de verdachte hiervan op de hoogte was. De rechtbank concludeerde dat de alternatieve scenario's van de verdediging niet weerlegd konden worden door het bewijs en dat er onvoldoende bewijs was voor een veroordeling.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, terwijl de officier van justitie ontvankelijk werd verklaard in de vervolging. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank Utrecht, met mr. S. Wijna als voorzitter, en is openbaar gemaakt op 30 maart 2012.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/655335-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 maart 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1971] te [geboorteplaats] (Bondsrepubliek Duitsland),
wonende te [woonplaats], [adres],
gedetineerd voor deze zaak te Utrecht, Huis van Bewaring Wolvenplein,
raadsman mr. N.P. van Dijk, advocaat te Amersfoort.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 27 maart 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
Ter terechtzitting is de tenlastelegging gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering zoals door de officier van justitie is gevorderd. Deze is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. in of omstreeks de periode van 6 januari 2012 tot en met 21 januari 2012 te Utrecht een (grote) hoeveelheid cocaïne en MDMA bevattende drugs heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd.
2. in of omstreeks de periode van 6 januari 2012 tot en met 21 januari 2012 te Utrecht een hoeveelheid hennep en hasjiesj heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van de officier van justitie heeft de raadsman ter zitting aangevoerd dat de procesorde voorafgaande aan de terechtzitting dermate is geschaad dat dit zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er rond de inverzekeringstelling van zijn client onrechtmatigheden hebben plaatsgevonden. Voorts maakte een - in zijn visie ontlastend deel - van het proces-verbaal geen deel uit van de stukken waarvan het gerechtshof kennis heeft kunnen nemen bij de behandeling van het hoger beroep op het bevel gevangenhouding.
De rechtbank is hieromtrent van oordeel dat de rechter-commissaris heeft geoordeeld dat de inverzekeringstelling rechtmatig heeft plaatsgevonden en dat tegen deze beslissing geen hoger beroep mogelijk is. Op deze beslissing kan derhalve niet worden teruggekomen, zodat de rechtbank dit verweer verwerpt. De rechtbank acht ook overigens geen termen aanwezig om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem tenlaste-gelegde heeft gepleegd met dien verstande dat zij van oordeel is dat verdachte op 6 januari 2012 de in de gewijzigde tenlastelegging genoemde hoeveelheid drugs heeft vervoerd. Zij baseert zich daarbij op de inhoud van het dossier, in het bijzonder de bewijsmiddelen die zij in het door haar overgelegde schriftelijk requisitoir heeft aangehaald.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op tegenstrijdigheden en hiaten in het dossier, zoals verwoord in de door de raadsman overgelegde pleitnotitie. De raadsman heeft in het bijzonder aangevoerd dat niet is uit te sluiten dat de (gewezen) medeverdachte [medeverdachte 1] buiten het zicht van verdachte vóór of nadat verdachte zijn plastic tas met vuile was in de kluis had geplaatst, een tas met drugs in hetzelfde kluisje heeft geplaatst. Ook is niet uit te sluiten dat de tas van verdachte door een medewerker van NS Ticket en Service is vastgemaakt aan reeds aanwezige bagage van derden die op enig moment in het kantoor is gebracht.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de door verdachte aangevoerde alternatieve scenario’s, die de rechtbank niet onaannemelijk voorkomen, niet weerlegd kunnen worden door bewijsmiddelen. De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd en zal hem dan ook van beide feiten vrijspreken.
5. De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten;
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Wijna, voorzitter, mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn en
mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van drs. M.G.M. van Rijnstra, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 30 maart 2012.