ECLI:NL:RBUTR:2012:BW0816

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
7 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
308410 - HA ZA 11-1262
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van de dertiende penning in verband met de overdracht van economische eigendom van onroerend goed

In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit meerdere personen en erven, een verklaring voor recht dat gedaagden de dertiende penning over de koopprijs van een perceel grond aan hen verschuldigd zijn. De dertiende penning, die 11% van de koopprijs bedraagt, is een eeuwenoud recht dat vervalt op 1 januari 2015. De grond was economisch eigendom van gedaagden, maar juridische levering was pas in 2015 mogelijk. Eisers stelden dat gedaagden, ondanks het ontbreken van juridische eigendom, toch de dertiende penning verschuldigd waren.

De rechtbank oordeelde dat de dertiende penning pas verschuldigd is na juridische eigendomsoverdracht. De rechtbank volgde het uitgangspunt dat partijen ervan uitgingen dat de dertiende penning pas verschuldigd is na juridische levering. De eisers konden niet aantonen dat gedaagden de dertiende penning verschuldigd waren, omdat de juridische eigendom niet was overgedragen. De rechtbank verwierp ook de stelling van eisers dat gedaagden misbruik van recht hadden gemaakt door de juridische levering uit te stellen om de dertiende penning te vermijden. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van eisers niet toewijsbaar waren en veroordeelde hen in de proceskosten.

Het vonnis werd uitgesproken op 7 maart 2012 door mr. L.A.C. de Vaan, met mr. H.G. van Soolingen als griffier. De proceskosten aan de zijde van gedaagden werden begroot op € 2.376,00, inclusief griffierecht en salaris advocaat.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handel en kanton
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 308410 / HA ZA 11-1262
Vonnis van 7 maart 2012
in de zaak van
1. [eiser 1], wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2], wonende te [woonplaats],
3. [eiser 3], wonende te [woonplaats],
4. [eiser 4], wonende te [woonplaats],
5. [eiser 5], wonende te [woonplaats],
6. [eiser 6], wonende te [woonplaats],
7. [eiser 7], wonende te [woonplaats] (Australië),
8. [eiser 8], wonende te [woonplaats],
9. [eiser 9], wonende te [woonplaats],
10. ERVEN VAN [eiser 10], wonende te [woonplaats],
gemeente [gemeente],
11. [eiser 11], wonende te [woonplaats],
12. [eiser 12], wonende te [woonplaats],
13. [eiser 13], wonende te [woonplaats],
14. [eiser 14], wonende te [woonplaats],
15. [eiser 15], wonende te [woonplaats],
16. [eiser 16], wonende te [woonplaats],
gemeente [gemeente],
17. ERVEN [eiser 17], wonende te [woonplaats],
18. ERVEN [eiser 18],
wonende te [woonplaats],
19. ERVEN JHR. MR. [eiser 19], wonende
te [woonplaats],
20. ERVEN [eiser 20], wonende te [woonplaats],
gemeente [gemeente],
21. ERVEN [eiser 21], wonende te [woonplaats],
22. [eiser 22], wonende te [woonplaats],
23. [eiser 23], wonende te [woonplaats],
24. [eiser 24], wonende te [woonplaats],
25. [eiser 25], wonende te [woonplaats],
26. ERVEN [eiser 26], wonende te [woonplaats],
27. [eiser 27], wonende te [woonplaats],
28. [eiser 28], wonende te [woonplaats],
29. [eiser 29], wonende te [woonplaats],
30. [eiser 30], wonende te [woonplaats],
31. [eiser 31], wonende te [woonplaats],
32. [eiser 32], wonende te [woonplaats],
33. [eiser 33], wonende te [woonplaats],
34. [eiser 34], wonende te [woonplaats],
35. [eiser 35], wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. R.M. van Opstal te Utrecht,
tegen
1. [gedaagde 1], wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde 2], wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. J.H. van Vliet te Wageningen.
Partijen zullen hierna [eiser] c.s. en [gedaagde] c.s. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 september 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 17 januari 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] c.s. heeft het recht van handwissel op percelen grond die onder [woonplaats] [woonplaats] liggen. Door dit zakelijke recht heeft [eiser] c.s. het recht van de dertiende penning van de prijs waarvoor de grond aan de koper wordt verkocht. Deze dertiende penning moet worden voldaan door de koper. Ingevolge de Wet regelen omtrent de opheffing van het recht van de Dertiende Penning, in werking getreden op 1 januari 1985, is de hoogte van de dertiende penning vanaf die datum 11% van de verkoopwaarde en zal het recht van de dertiende penning dertig jaren na inwerkingtreding van de wet, dus op 1 januari 2015, zijn opgeheven.
2.2. [gedaagde] c.s. heeft op 18 februari 2009 twee percelen grond te [woonplaats], kadastraal bekend gemeente [de grond] (hierna: de grond), gekocht voor een koopprijs van € 500.000,00. Op de grond rust het recht van de dertiende penning. [gedaagde] c.s. is, zo blijkt uit een notariële akte van 8 juli 2009, economisch eigenaar en erfpachter van de grond geworden. De erfpachtcanon was eenmalig verschuldigd en bedraagt € 1,00.
2.3. Bladzijde 2 van de notariële akte vermeldt:
“Uitsluitend ter voorkoming van de verschuldigdheid van het recht van de dertiende penning zijn partijen overeengekomen om de overdracht van (de grond) te doen door het leveren van de economische eigendom, samen met het uitgeven in erfpacht van (de grond).”
2.4. Artikel 8 lid 2 van de notariële akte bepaalt het volgende:
“De akte die is vereist voor de juridische levering van (de grond) zal worden verleden op het tijdstip door (koper [gedaagde]) te bepalen, doch niet vóór (15 februari 2015); vanaf (1 januari 2016) is verkoper (…) bevoegd te vorderen dat juridische levering plaatsvindt.”
2.5. [eiser] c.s. heeft [gedaagde] c.s. verzocht en gesommeerd de dertiende penning, een bedrag van € 55.000,00 (11% van € 500.000,00) uitmakend, te betalen. [gedaagde] c.s. heeft dit bedrag niet betaald.
3. Het geschil
3.1. [eiser] c.s. vordert, samengevat:
? een verklaring voor recht dat [gedaagde] c.s. de dertiende penning over de koopprijs van de grond aan [eiser] c.s. verschuldigd is,
? hoofdelijke veroordeling van [gedaagde] c.s. tot betaling van € 55.000,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [gedaagde] c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Niet is bekend hoe het zakelijke recht van de dertiende penning bij de vestiging daarvan circa acht eeuwen geleden precies is beschreven. Een oorspronkelijke tekst van het recht van de dertiende penning is niet voorhanden. Partijen gaan ervan uit dat de dertiende penning is verschuldigd eerst nadat de grond waarop het recht van de dertiende penning rust (na verkoop) juridisch in eigendom is overgedragen. De gerechtigden, thans [eiser] c.s., hebben bij verkoop van grond waarop het recht van de dertiende penning rust nimmer de dertiende penning geclaimd voordat die grond (na levering) juridisch in eigendom was overgedragen. De rechtbank zal daarom dit uitgangspunt hanteren.
4.2. [gedaagde] c.s. heeft de grond niet in juridische eigendom verkregen. [eiser] c.s. stelt dat [gedaagde] c.s. toch de dertiende penning verschuldigd is, omdat hij door de overdracht van de economische eigendom (in combinatie met de vestiging van het recht van erfpacht) feitelijk (juridisch) eigenaar van de grond is geworden. Volgens [eiser] c.s. is in dit geval de bedoeling van betrokken partijen, nl. toekenning aan koper [gedaagde] c.s. van alle rechten en verplichtingen die de verkoper als eigenaar van de grond heeft, van doorslaggevende betekenis bij de beantwoording van de vraag of de dertiende penning verschuldigd is en niet de - ter vermijding van verschuldigdheid van de dertiende penning - gedissimuleerde wijze waarop die bedoeling is vormgegeven.
4.3. Bij een overdracht van de economische eigendom van een onroerende zaak, zoals hier aan de orde, draagt de eigenaar van de onroerende zaak op basis van een overeenkomst aan de onroerende zaak verbonden rechten en verplichtingen (tegen betaling) aan zijn wederpartij over. Het economisch belang bij die onroerende zaak verschuift daardoor van de eigenaar van de onroerende zaak naar zijn wederpartij. Die overeengekomen verschuiving heeft echter geen zakenrechtelijke rechtsgevolgen. De juridische eigendom van de onroerende zaak wordt immers niet overgedragen; die blijft bij de eigenaar.
4.4. De juridische eigendom van de grond die na overdracht van de economische eigendom bij de eigenaar van de grond resteert is, anders dan [eiser] c.s. suggereert, geen lege huls. Dit zou anders onverenigbaar zijn met het gesloten stelstel van het goederenrecht, zoals dit tot uitdrukking komt in boek 3, titel 4, afdeling 1, van het BW. Indien en voor zover juridische eigendom na economische eigendomsoverdracht niets meer zou voorstellen, zou eigendom feitelijk bij overeenkomst kunnen worden verkregen zonder de vereiste levering door opmaking van een notariële leveringsakte gevolgd door inschrijving van die akte in de openbare registers, zoals is voorgeschreven in artikel 3:89 juncto 3:84 BW. Dat is echter, naar de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever, niet het geval. De hoedanigheid van juridisch eigenaar brengt ook goederenrechtelijke bevoegdheden en risico’s mee die niet bij overeenkomst kunnen worden overgedragen. Zo kan alleen de juridische eigenaar van grond en niet de economische eigenaar van die grond in een onteigeningsgeding onteigeningsschade claimen (HR 24 juni 1992, NJ 1993, 548; 31 januari 1996, NJ 1996, 615). Zo kan een schuldeiser van de juridisch eigenaar beslag uitwinnen op de onroerende zaak van die eigenaar, ook al was de economische eigendom van die zaak aan een ander overgedragen (HR 18 februari 2000, NJ 2000, 278). Zo kan de economisch eigenaar in een faillissement van de juridisch eigenaar zijn op het economische eigendom berustende gebruiksrecht van een onroerende zaak niet aan de curator tegenwerpen (HR 3 november 2006, NJ 2007, 155).
4.5. De stelling van [eiser] c.s. dat [gedaagde] c.s. (naar de bedoeling van partijen) feitelijk (juridisch) eigenaar van de grond is geworden en daarom de dertiende penning aan [eiser] c.s. verschuldigd is, moet dan ook worden verworpen. Verder valt, zeker omdat [gedaagde] c.s. ook niet feitelijk is te beschouwen als eigenaar, niet in te zien waarom een redelijke toepassing van het recht zou meebrengen dat [gedaagde] c.s. de dertiende penning aan [eiser] c.s. verschuldigd is, zoals [eiser] c.s. stelt.
4.6. [eiser] c.s. stelt dat [gedaagde] c.s. misbruik van bevoegdheid heeft gemaakt door, uitsluitend ter vermijding van de verschuldigdheid van de dertiende penning en daarom met geen ander doel dan [eiser] c.s. te schaden, met de verkoper van de grond overeen te komen dat de grond eerst in 2015, dus nadat het recht van de dertiende penning zal zijn vervallen, in juridische eigendom kan worden overgedragen.
4.7. De rechtbank volgt deze stelling niet. Uit het feit dat [gedaagde] c.s. en de verkoper van de grond met de in ieder geval tot 2015 uitgestelde juridische levering van de grond uitdrukkelijk hebben beoogd te vermijden dat [gedaagde] c.s. de dertiende penning verschuldigd wordt, kan al niet volgen dat [gedaagde] c.s. zijn bevoegdheid om de bewuste verbintenissen aan te gaan met geen ander doel heeft uitgeoefend dan [eiser] c.s. te schaden. [gedaagde] c.s. heeft zijn voormelde bevoegdheid immers juist aangewend om een eigen doel te bereiken, namelijk vermijding van de verschuldigdheid van de dertiende penning. Het nastreven van dit doel op de wijze zoals door [gedaagde] c.s. is gedaan, is geen misbruik van recht, ook niet als [eiser] c.s. daardoor geen aanspraak bij [gedaagde] c.s. kan maken op de dertiende penning.
4.8. [eiser] c.s. heeft ter onderbouwing van zijn hiervoor besproken stellingen fiscale jurisprudentie aangehaald. De rechtbank overweegt dat die jurisprudentie niet relevant is voor beantwoording van de vraag of [gedaagde] c.s. de dertiende penning is verschuldigd dan wel van de vraag of [gedaagde] c.s. misbruik van bevoegdheid heeft gemaakt, reeds omdat het hier niet om toepassing van publiekrecht gaat.
4.9. [eiser] c.s. stelt subsidiair dat [gedaagde] c.s. onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. [eiser] c.s. heeft deze stelling niet nader onderbouwd. De rechtbank volgt daarom ook deze stelling niet.
4.10. De vorderingen zijn gelet op het voorgaande niet toewijsbaar. [eiser] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 588,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 2.376,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] c.s. tot op heden begroot op € 2.376,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.A.C. de Vaan, bijgestaan door mr. H.G. van Soolingen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2012.?