ECLI:NL:RBUTR:2012:BV5585

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
24 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600288-11; 16/600548-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel na herhaaldelijke winkeldiefstallen door verdachte met verslavingsproblematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 24 januari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee winkeldiefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die al eerder veroordeeld was voor vergelijkbare delicten, opnieuw in de fout was gegaan. De verdachte heeft in de afgelopen jaren stelselmatig vermogensdelicten gepleegd, waaronder meer dan tien winkeldiefstallen in 2011. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de problematiek van de verdachte, die onder andere worstelt met verslavingen en psychiatrische problemen. De reclassering heeft aangegeven dat eerdere pogingen om de verdachte naar passende zorg te leiden zijn mislukt en dat er een hoog recidivegevaar bestaat. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de ISD-maatregel eist. De maatregel is opgelegd voor de duur van twee jaar, met de verplichting voor het Openbaar Ministerie om binnen negen maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis te rapporteren over de voortgang van de maatregel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten, maar heeft de bewezenverklaring van de diefstallen gehandhaafd. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 38m, 38n, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/600288-11; 16/600548-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 januari 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1980] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans verblijvende in de P.I.V., Huis van Bewaring Nieuwersluis, Nieuwersluis
raadsvrouw mr. L.A. Toet, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 20 juni 2011, 13 september 2011, 12 december 2011 en 10 januari 2012 waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte twee winkeldiefstallen heeft gepleegd.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daartoe op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
parketnummer 16/600288-11
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 20 juni 2011 ;
- de aangifte van [aangever 1] d.d. 22 maart 2011.
parketnummer 16/600548-11
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 20 juni 2011 ;
- de aangifte van [aangever 2] d.d. 31 mei 2011.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
parketnummer 16/600288-11
op 22 maart 2011 in de gemeente Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen chocolade en een fles drank (rosé), toebehorende aan winkelbedrijf Plusmarkt;
parketnummer 16/600548-11
op 31 mei 2011 in de gemeente Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles drank (rosé), toebehorende aan winkelbedrijf Plus super.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
parketnummers 16/600288-11 en 16/600548-11: telkens diefstal.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzet zich tegen het opleggen van de ISD-maatregel. Nadat verdachte op 17 oktober 2011 “ISD-gelabeld” is, heeft zij geen nieuwe strafbare feiten meer gepleegd. De verdediging heeft verzocht om een andere, objectieve instelling (niet zijnde de reclassering) advies uit te laten brengen over alternatieven voor de ISD-maatregel. De verdediging heeft het opleggen van een minder verstrekkend alternatief bepleit, zoals een klinische opname binnen een verplicht kader.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft (weer) vermogensdelicten gepleegd. Uit de handelingen van verdachte blijkt dat zij weinig respect toont voor andere mensen en hun eigendommen. Verdachte heeft door de jaren heen veel overlast veroorzaakt en accepteert niet of nauwelijks hulp voor haar problematiek of wenst daar haar voorwaarden aan te verbinden. De hulp van reclassering die verdachte aangeboden heeft gekregen, is niet afdoende gebleken.
Blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie is verdachte in de periode van vijf jaren
voorafgaand aan het bewezenverklaarde feit van 22 maart 2011 ten minste driemaal onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf, te weten door de politierechter op 4 maart 2011, door de politierechter op 13 mei 2009 en door de politierechter op 5 december 2008. Deze straffen zijn volgens voornoemd uittreksel ten uitvoer gelegd voorafgaand aan het bovengenoemde strafbare feit. De bewezenverklaarde feiten zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Er is een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de maatregel.
Hieruit volgt dat is voldaan aan de door de wet gestelde voorwaarden voor oplegging van de ISD-maatregel. Verder dient er ernstig rekening mee wordt gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel eist.
Met betrekking tot het recidivegevaar, de veiligheid van personen en goederen en de daaruit vloeiende noodzakelijkheid van de ISD-maatregel overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie volgt dat verdachte vele malen is veroordeeld voor onder meer vermogensdelicten.
Als conclusie en advies is in het Pro Justitia rapport d.d. 30 augustus 2011 naar aanleiding van psychiatrisch onderzoek door drs. A. Koopmans, psychiater in opleiding onder supervisie van drs. F. Nhass, psychiater, onder meer het navolgende opgenomen:
“Betrokkene is een 30-jarige vrouw die sinds ruim tien jaar bekend is met afhankelijkheid van opiaten en misbruik van middelen (alcohol en speed), en die forse gedragsproblemen laat zien, bestaande uit impulsief en agressief gedrag met woede-uitbarstingen gericht op personen en materialen en meerdere winkeldiefstallen. Het lukt haar niet zelfstandig te wonen en sinds 2010 is zij dakloos. Er bestaat op het moment veel onduidelijkheid over de psychiatrische diagnose en differentieeldiagnostisch wordt gedacht aan ADHD, een psychotische diagnose bij stress, stemmingsontregeling en een persoonlijkheidsstoornis (met trekken van borderline- en antisociale persoonlijksstoornis). Er bestaat tevens onduidelijkheid over haar intelligentie, aangezien er aanwijzingen zijn voor zwakbegaafdheid.
Gezien het feit dat er bij betrokkene tot dusver geen duidelijkheid is omtrent de psychiatrische problematiek en het de hulpverlening niet is gelukt om betrokkene toe te leiden naar een vrijwillig behandeltraject, is er een gedwongen kader nodig voor nadere psychiatrische diagnostiek en meer duidelijkheid te verschaffen over een passend behandel- en begeleidingstraject voor betrokkene.
Aangezien bij betrokkene het recidiverisico als hoog aangemerkt kan worden (betrokkene heeft meerdere keren verklaard dat zij expres bij dezelfde winkel diefstal pleegt, ten einde opgepakt te worden en tijdelijke opvang te verkrijgen in de vorm van detentie en zij is op het moment nog dakloos) en zij is aangemerkt als veelpleger, wordt een ISD-maatregel geadviseerd. In de eerste periode van het ISD-traject zal getracht moeten worden om betrokkene te motiveren voor diagnostiek en meer eenduidigheid hieromtrent te verkrijgen. Tevens kan een psychodiagnostisch onderzoek worden verricht om opnieuw het intelligentieniveau en cognitieve problematiek (al dan niet passend bij ADHD) vast te stellen. Met betrekking tot het vinden van een geschikte behandelvorm voor betrokkene, wordt nog meegegeven dat uit haar voorgeschiedenis blijkt dat zij is aangewezen op veel structuur van buitenaf en dat zij het beste functioneert met een individueel, gestructureerd programma. Op termijn zal zij vermoedelijk het beste functioneren in een beschermde woonvorm.”
In het reclasseringsadvies van Centrum Maliebaan d.d. 6 december 2011, opgemaakt door
A. Schreurs, reclasseringswerker, staat onder meer het navolgende vermeld:
“Gezien de ernst en de duur van haar hardnekkige verslaving en haar ingewikkelde psychische gesteldheid is het overduidelijk dat behandeling geïndiceerd is. De afgelopen twee jaar zijn diverse pogingen ondernomen om betrokkene vrijwillig toe te leiden naar een gepaste vorm van klinische behandeling. Tot op heden is dit vooral door het gedrag van betrokkene niet gelukt. De reclassering ziet de ernst van de problematiek en de hardnekkige verslavingen van betrokkene die gepaard gaan met hoge onmacht ten aanzien van het nakomen van afspraken. Het blijft dan ook schrijnend om te moeten concluderen dat de bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact betrokkene niet de hulp en ondersteuning heeft kunnen bieden om haar te leiden naar klinische zorg. Dit maakt dat de reclassering een gedwongen, langdurig en intensief traject noodzakelijk acht. De reclassering adviseert dan positief om over te gaan tot het opleggen van de strafrechtelijke maatregel ISD, waarin zo spoedig mogelijk dient te worden gestart met een klinische behandeling.”
In het aanvullend reclasseringsadvies van Centrum Maliebaan d.d. 4 januari 2012, opgemaakt door A. Schreurs, wordt ingegaan op vraag of alle alternatieven voor de ISD-maatregel zijn onderzocht. Onder meer houdt dit advies het volgende in:
“Betrokkene heeft over de periode van 2 mei 2009 tot en met 28 april 2011 als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringstoezicht gehad. Dat dit toezicht positief is afgerond is komt vooral voort uit de lange adem van de toezichthouder, mevrouw D. Djorai. De vele afspraken die betrokkene heeft gemist en het gegeven dat zij daarop niet is gesanctioneerd komt voort uit de psychiatrische gesteldheid en de hardnekkige verslaving van betrokkene die haar dagelijkse leven overheerst. Gedurende dit reclasseringstoezicht zijn diverse pogingen gedaan om betrokkene toe te leiden naar zorg. Deze pogingen zijn alle mislukt.
Op 17 oktober 2011 is betrokkene ISD gelabeld.
Niet eerder is aan betrokkene als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact “ook als dat inhoudt een klinische opname” opgelegd. Het twee jaar durende toezicht is uitsluitend gericht geweest op het toeleiden van betrokkene naar klinische zorg. Aangezien de intake-gesprekken om tot deze zorg te komen zijn mislukt hebben er geen klinische trajecten plaatsgevonden. Gebleken is dat betrokkene enkel in gesprek gaat met deskundigen indien zij medicatie krijgt en indien zij geen medicatie ontvangt zij niet komt. De reclassering is van mening dat de reclassering samen met de case-manager, mevrouw Brem, er alles aan gedaan heeft om betrokkene toe te leiden naar gepaste klinische zorg.
Zowel de ervaringen van de reclassering als van de case-manager maken duidelijk dat de reclassering geen meerwaarde ziet om betrokkene opnieuw te gaan begeleiden in het kader van een reclasseringstoezicht. De ISD-maatregel biedt een passender kader om betrokkene klinisch te laten behandelen.”
Ter terechtzitting van 10 januari 2012 hebben A. Schreurs en D. Djorai het advies van de reclassering nader toegelicht. Kort gezegd is hun conclusie dat wat hen betreft de mogelijkheden om verdachte naar passende zorg toe te leiden, zijn mislukt en uitgeput. Zij hopen dat verdachte door de ISD-maatregel gemotiveerd wordt om mee te werken aan behandeling.
Gelet op de inhoud van bovengenoemde rapporten en de toelichting van de reclassering ter zitting overweegt de rechtbank dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Het is de rechtbank duidelijk geworden dat de verslavingen van verdachte en onduidelijkheid over de psychiatrische diagnose de kern vormen van de problematiek en dat verdachte behandeling nodig heeft om te voorkomen dat verdachte in de toekomst wederom strafbare feiten pleegt.
Nu verdachte de laatste jaren stelselmatig delicten heeft gepleegd, alleen al in het jaar 2011 meer dan tien winkeldiefstallen en een vernieling, de haar opgelegde vrijheidsstraffen en de haar geboden hulpverlening haar er niet toe hebben gebracht het roer om te gooien en de reclassering onderbouwd heeft aangegeven geen enkele andere mogelijkheid meer te zien, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de ISD-maatregel eist. Het nog niet bestaan van een concreet behandelplan vormt geen (formeel) beletsel voor de oplegging van de maatregel.
De adviezen van de reclassering zijn uitvoerig en goed gemotiveerd en de rechtbank acht het dan ook niet noodzakelijk om een aanvullende rapportage, zoals door de verdediging verzocht, op te laten maken.
De rechtbank heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, kennis genomen van de omstandigheid dat verdachte op 18 augustus 2011 en 12 oktober 2011 is veroordeeld tot gevangenisstraffen in verband met winkeldiefstallen en nu opnieuw wordt schuldig verklaard aan misdrijven voor de hierboven genoemde datum gepleegd.
De rechtbank zal niettemin overgaan tot oplegging van de maatregel die strekt tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders. Daarbij merkt de rechtbank op dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht vanwege het karakter van de ISD-maatregel geen beletsel vormt voor het opleggen ervan.
De rechtbank acht, alles afwegende, de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren passend en geboden.
Nu de concrete invulling van het hulpverleningstraject thans nog niet duidelijk is, zal de rechtbank bij het opleggen van ISD-maatregel bepalen dat het Openbaar Ministerie binnen negen maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis de rechtbank bericht over het verloop van de maatregel.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 57, 63, 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummers 16/600288-11 en 16/600548-11: telkens diefstal;
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor twee jaar;
- bepaalt dat het Openbaar Ministerie binnen 9 (negen) maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis bericht over de noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van deze maatregel.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Wijna, voorzitter, mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn en
mr. J.P. Killian, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 januari 2012.