4. De beoordeling
4.1. Het vaststellen en ter inzage leggen van veilingvoorwaarden heeft als doel dat belanghebbenden bij de opbrengst alsook gegadigden voor het te verkopen goed zich op eenvoudige wijze van de veilingvoorwaarden op de hoogte kunnen stellen.
Dit alles met het doel een zo hoog mogelijke opbrengst van het te veilen object te realiseren.
Dit leidt ertoe dat de uitleg van veilingvoorwaarden op objectieve wijze dient te geschieden en niet naar de bedoeling die de opstellende notaris of de executant mochten hebben gehad.
Vast is komen te staan dat er een huurovereenkomst tussen de heer [verzoeker] en de heer [M] (als huurder van het winkelpand) van 15 juni 2011 bestaat en dat de heer [M] op zijn beurt de twee bovenwoningen heeft verhuurd aan mevrouw [X] met haar minderjarige kinderen [A] en [B], [K] en [L] (als onderhuurders).
Ook is vast komen te staan dat op 10 januari 2012 heeft er een mondelinge behandeling plaatsgevonden van het verzoek (bekend onder nummer 317465 / HA RK 11-553) dat
mr. [naam] namens SNS had ingediend tot het verkrijgen van verlof om een beroep te doen op het huurbeding als bedoeld in artikel 3:264 lid 4 en 5 van het Burgerlijk Wetboek (BW), alsmede tot ontruiming van het onder 2.1. genoemde pand. Dit verzoek was alleen gericht tegen de onderhuurders van [M]. Nadien heeft mr. [naam] bij faxbericht van 11 januari 2012 de voorzieningenrechter bericht dat in overleg met partijen is besloten om voornoemd verzoek in te trekken. Dit verzoek moet daarom worden geacht nooit te zijn gedaan.
Het gevolg hiervan is dat de veilingvoorwaarden voor een deel onjuist of onvolledig zijn immers:
- het woon-/winkelpand is niet aan maar een derde verhuurd, maar aan meerdere huurders verhuurd;
- door het intrekken van het verzoek is uiteindelijk aan de voorzieningenrechter te Utrecht geen verlof gevraagd het huurbeding in te mogen roepen en de voorzieningenrechter zal daarom nimmer op dat verzoek beslissen.
Het is de voorzieningenrechter overigens ambtshalve bekend uit de procedure genoemd onder 2.3. dat het verzoekschrift in die procedure zich niet tegen de onbekende huurders richtte, zodat vaststaat dat deze procedure zich ook niet langs die weg tegen de heer [M], huurder van het winkelpand kan hebben gericht.
Vorenstaande gang van zaken levert een situatie op die het voor een willekeurige gegadigde niet duidelijk maakt wat de stand van zaken is met betrekking tot de wel bestaande huurovereenkomsten. Een nadere toelichting van de executienotaris voorafgaand aan de veiling doet daar niets aan af. Een potentiële koper oriënteert zich ruim voor de veiling en baseert zijn beslissing om al dan niet een bod uit te brengen op de inhoud van de hem vooraf ter beschikking gestelde veilingvoorwaarden. Een gemiddelde gegadigde zal er bij lezing van de veilingcondities van uitgaan dat hij het pand in elk geval na aankoop in onverhuurde staat geleverd zal kunnen krijgen maar dat is in werkelijkheid niet het geval.
Een dergelijke gang van zaken kan veroorzaken dat het object minder opbrengt dan wanneer in de veilingcondities wel de juiste en volledige gang van zaken was vermeld. Een zo hoog mogelijke executieopbrengst is zo dus niet gewaarborgd. Daarom zal de voorzieningenrechter het verzoek als na te melden toewijzen.