ECLI:NL:RBUTR:2012:BV3003

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
6 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/711343-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak door middel van inklimming met gevangenisstraf van 5 maanden

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht, is de verdachte op 6 februari 2012 veroordeeld voor woninginbraak gepleegd op 10 juli 2011 te Zeist. De verdachte heeft samen met een ander een woning betreden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, waarbij een aanzienlijke hoeveelheid gouden sieraden en een kussensloop zijn weggenomen. De toegang tot de woning werd verkregen door een ladder tegen de gevel te plaatsen en een raamuitzetijzer te verbreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om een gevangenisstraf van 5 maanden op te leggen. De rechtbank heeft de ernst van de inbraak en de impact op de slachtoffers, die zich onveilig voelen in hun eigen huis, zwaar laten meewegen in de strafmaat. De verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet bewezen konden worden. De rechtbank heeft ook de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/711343-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 februari 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1980] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsman mr. H.J. Veen, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 24 oktober 2011 en 23 januari 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 10 juli 2011 te Zeist, samen met anderen, een woninginbraak heeft gepleegd.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
In dat verband heeft de officier van justitie opgemerkt dat de afdruk van de handpalm van verdachte op de bij de inbraak gebruikte ladder en de resultaten van het vergelijkend schoensporenonderzoek roepen om een uitleg van verdachte. Verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht, een fundamenteel recht. De officier van justitie heeft de rechtbank evenwel in overweging gegeven om in haar bewijsoverweging te betrekken dat dit zwijgen van verdachte op vragen om uitleg op concrete punten ondersteuning biedt voor de juistheid van de conclusies die uit het aanwezige bewijs zijn te trekken.
Daarbij heeft de officier van justitie verwezen naar uitspraken van respectievelijk het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (LJN: AC0232), het Gerechtshof Amsterdam (LJN: BA7689) en de Hoge Raad (LJN: BA7694), en dan vooral de conclusie van AG Machielse.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende.
Het schoenspoorvergelijkend onderzoek van het NFI zegt naar de mening van de verdediging helemaal niets, aangezien - kort gezegd - de aangetroffen schoensporen niet van unieke schoenen afkomstig zijn. Het dactyloscopisch spoor op de ladder zegt niets omdat daarmee niets over de inbraak kan worden gezegd, aldus de raadsman.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 10 juli 2011 heeft [aangeefster] aangifte gedaan van inbraak in haar woning aan de [adres] te Zeist om 04:53 uur. Aangeefster heeft verklaard dat zij op 8 juli 2011 omstreeks 19:03 uur de woning heeft verlaten, dat de woning geheel was afgesloten en dat het raam van de slaapkamer op de 1e verdieping open stond door middel van een raamuitzetijzer. Op 10 juli 2011, omstreeks 04:41 uur, zijn aangeefster en haar man gebeld door de alarmcentrale.
Omdat aangeefster en haar man te laat waren met opnemen is de alarmmelding overgegaan naar de buurman op [adres] te Zeist. Aangeefster en haar man verbleven ten tijde van de inbraak elders. Zij waren op 10 juli 2011 omstreeks 18:15 uur weer terug in de woning aan de [adres].
Aangeefster heeft verklaard dat tegen het raam van de slaapkamer een ladder was gezet en dat men zich de toegang tot de woning had verschaft door het verbreken van het raamuitzetijzer. De ladder bleek afkomstig van een nabijgelegen bouwplaats.
Aangeefster en haar man hebben op de 1e verdieping van hun woning geen alarm zitten. Men is, aldus aangeefster, via de trap in de woning naar de hal gegaan en toen is het alarm afgegaan. Nadat men het alarm had geactiveerd is men via dezelfde weg teruggegaan. Alle deuren beneden waren namelijk nog afgesloten en waren alleen met een sleutel te openen.
Nadat men in de woning was is men op zoek gegaan naar de sieraden van aangeefster. Aangeefster heeft verklaard dat zij voor enkele duizenden euro’s aan sieraden kwijt is, alsmede een katoenen kussensloop. Voorts heeft aangeefster verklaard dat naar haar idee de dieven wisten wat zij zochten, dat zij kennelijk geen interesse hadden in zilveren sieraden en onderscheid hebben weten te maken tussen echt gouden en doublé sieraden.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat hij op 10 juli 2011 omstreeks 9:30 uur forensisch onderzoek heeft gedaan naar sporen in verband met de inbraak in de woning aan de [adres] te Zeist. Aan de rechterzijde van die woning werd, aldus verbalisant, met een ladder geklommen naar een op een kier staand slaapkamerraam op de eerste verdieping. Door medewerkers van de surveillancedienst werd, na het ontdekken van de inbraak, de ladder verplaatst en achter de woning gelegd. De uit 12 treden bestaande aluminium ladder, kennelijk één deel van een ladder bestaande uit meerdere delen, was voorzien van een sticker met de bedrijfsnaam: [bouwbedrijf], [adres] te [vestigingsplaats].
De ladder is door verbalisant verpakt in plastic en voor nader onderzoek in beslag genomen met SIN AADE3334NL.
Op de ladder, waarvan een beugel aan de onderzijde verbogen was, zijn sporen aangetroffen die zijn veiliggesteld. De ladder is langs chemische weg op aanwezigheid van dactyloscopische sporen onderzocht. Aan de onderzijde van de vierde sport werd een fragment van een dactyloscopisch spoor gezien. Het betrof een deel van een handpalm. Het spoor is fotografisch veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN AADE3337NL. Het spoor is voor vergelijkend onderzoek overgedragen aan de afdeling dactyloscopie van de politie Utrecht.
Het genoemde dactyloscopisch spoor is geïdentificeerd op (een afdruk voorkomend op het vingerafdrukkenblad ten name van) [verdachte], zijnde verdachte.
Op 11 juli 2011 is door verbalisant [verbalisant] navraag gedaan bij [bouwbedrijf]. Daar wist men te vertellen dat het bedrijf bouwactiviteiten verricht aan het schoolgebouw aan de [adres] te Zeist. Op het perceel [adres] heeft verbalisant gesproken met de uitvoerder van het betreffende bouwbedrijf, [uitvoerder bouwbedrijf]. De uitvoerder heeft aangifte van diefstal van de ladder gedaan en heeft daarbij verklaard dat het bouwbedrijf op de bouwplaats aan de [adres] het middendeel van een aluminium ladder mist, en dat dit middendeel is weggenomen tussen 8 juli 2011 omstreeks 16:30 uur en 11 juli 2011 te 12.15 uur. Dit deel van de ladder kan, aldus de uitvoerder, slechts met geweld van een ander deel zijn afgehaald. Dat is ook zichtbaar aan het resterende deel, waarvan de haken zijn uitgebogen.
De ouders van verdachte bewonen de woning [adres] te [woonplaats]. Op dat adres is ook de verdachte ingeschreven blijkens de GBA.
Op 14 juli 2011 zijn bij een doorzoeking van deze woning aan de [adres] te [woonplaats] onder meer de volgende goederen aangetroffen: 1. in de woonkamer: een linker en een rechter schoen, beide van het merk Johan Cruijff; 2. in de wasdroger in de keuken: 1 paar sportschoenen van het merk Nike.
Aan de voet van de bij de woning aangetroffen ladder werd een schoenspoor aangetroffen.
De gipsafvormingen van de plaats delict zijn vergeleken met de gevonden schoenen.
Drie gipsafvormingen geven een profiel weer dat overeenkomt met het profiel van de linker Nike schoen. De afmetingen komen nagenoeg overeen.
Een gipsafvorming komt overeen met het profiel van de rechter Nike schoen. De afmetingen komen nagenoeg overeen.
Een gipsafvorming komt overeen met het profiel van de linker Cruyff schoen. De afmetingen komen nagenoeg overeen.
In alle gipsafvormingen zijn geen onregelmatigheden aangetroffen die overeenkomen met beschadigingen in de schoenen waarvan de profielen overeenkomen. Onverklaarbare verschillen zijn niet waargenomen. (…)
Het niet aantreffen van onregelmatigheden in de gipsafvormingen die overeenkomen met beschadigingen in de schoenen is gezien het ontbreken van details in alle gipsafvormingen en de relatief kleine beschadigingen in de ontvangen schoenen, te verwachten.
De gipsafvormingen (met gips afgevormde schoensporen) zijn veroorzaakt met minimaal twee paar schoenen. De hypothese dat de afgevormde schoenindrukken zijn veroorzaakt door de in de woning aan de [adres] te [woonplaats] aangetroffen schoenen van het merk Johan Cruijff en het merk Nike is ongeveer even waarschijnlijk als de hypothese dat de afgevormde schoenindrukken met andere schoenen van het merk Johan Cruijff en het merk Nike met hetzelfde type profiel zijn gevormd, aldus het NFI in zijn rapport van 20 januari 2012.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de hiervoor geschetste omstandigheden vragen om een uitleg van verdachte. Verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht, en is daardoor in gebreke gebleven een aannemelijke en verifieerbare verklaring te geven voor het aantreffen van een van hem afkomstig dactyloscopisch spoor op de ladder die als instrument is gebruikt bij de inbraak in de woning aan de [adres] te Zeist, welke ladder zich ca. 36 uren voor de inbraak nog op het perceel [adres] te Zeist bevond en van dat perceel is ontvreemd.
Ook de omstandigheid dat van 2 paar schoenen, die zich bevonden in de ouderlijke woning waar verdachte stond ingeschreven, het profiel overeenkomt met een afdrukspoor, aangetroffen op de plaats delict, terwijl een van die paren schoenen van het merk Nike in een op zich uitzonderlijke plek als de wasdroger zijn aangetroffen, vraagt om uitleg: van wie zijn die schoenen, waarom bevonden ze zich in de wasdroger?
Verdachte heeft, zich beroepend op zijn zwijgrecht, die uitleg niet gegeven.
De rechtbank acht op grond van al het hiervoor genoemde bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 10 juli 2011 te Zeist, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een grote hoeveelheid gouden sieraden en een kussensloop, toebehorende aan [aangeefster], waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door een ladder tegen de gevel te plaatsen en vervolgens een raamuitzetijzer te verbreken en (vervolgens) die woning in te klimmen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners en veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid. Het is voor slachtoffers vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank ook acht geslagen op het 24 pagina’s tellend, de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 13 december 2011, waaruit blijkt dat verdachte al heel vaak is veroordeeld voor soortgelijke delicten als het onderhavige delict.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht zal in mindering worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
7 Het beslag
7.1 De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, te weten de voorwerpen 8, 9 en 14 van de beslaglijst d.d. 16 december 2011, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring omdat het feit daarmee is begaan.
7.2 De bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, te weten de voorwerpen 1, 2, 6, 7, 12, 13a en 13 van de beslaglijst d.d. 16 december 2011.
7.3 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, te weten de voorwerpen 4, 5, 10, 11, 15 van de beslaglijst d.d. 16 december 2011, aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 27, 33, 33a en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het moment waarop de duur van het voorarrest gelijk is aan de opgelegde gevangenisstraf.
Beslag
- verklaart verbeurd de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 8, 9 en 14;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1, 2, 6, 7, 12, 13a, 13;
- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 4, 5, 10, 11, 15 ;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mr. M.J. Veldhuijzen en
mr. D.A.C. Koster, rechters, in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 februari 2012.