Sector handel en kanton
Handelskamer
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 14 december 2011
in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: 270591 / HA ZA 09-1665 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] BLOEMEN B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
advocaat mr. J.M. van Noort,
1. de vennootschap naar Belgisch recht
TRADE CREDIT RE INSURANCE COMPANY SA/NV,
gevestigd te (BE-1150) Sint-Pieters-Woluwe (Brussel), België,
gedaagde,
advocaat mr. L.H. van Houten,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CREDITFORCE B.V.,
gevestigd te Houten,
gedaagde,
advocaat mr. P.G. Knoppers,
en in de zaak in vrijwaring met zaaknummer / rolnummer 279382 / HA ZA 09-2899 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CREDITFORCE B.V.,
gevestigd te Houten,
eiseres,
advocaat mr. P.G. Knoppers,
de vennootschap naar Belgisch recht
TRADE CREDIT RE INSURANCE COMPANY SA/NV,
gevestigd te (BE-1150) Sint-Pieters-Woluwe (Brussel), België,
gedaagde,
advocaat mr. L.H. van Houten,
en in de zaak in vrijwaring met zaaknummer / rolnummer: 278618 / HA ZA 09-2785 van
de vennootschap naar Belgisch recht
TRADE CREDIT RE INSURANCE COMPANY SA/NV,
gevestigd te (BE-1150) Sint-Pieters-Woluwe (Brussel), België,
eiseres,
advocaat mr. L.H. van Houten,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CREDITFORCE B.V.,
gevestigd te Houten,
gedaagde,
advocaat mr. P.G. Knoppers.
Partijen zullen hierna [X], TCRe en CreditForce genoemd worden.
1. De procedure
in de hoofdzaak
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 december 2010,
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 29 maart 2011,
- de akte na enquête van [X],
- de conclusie na enquête van TCRe.
de vrijwaringszaken
1.2. Het verloop van deze procedures blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 december 2010.
in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaken
1.3. Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald in alle drie de zaken.
1.4. De rechters mr. R.J. Praamstra en mr. E.A. Messer, die het tussenvonnis van 22
december 2010 in zowel de hoofdzaak als de vrijwaringszaken hebben gewezen, zijn thans
werkzaam in een andere sector en hebben dit vonnis daarom niet kunnen wijzen.
2. De verdere beoordeling
in de hoofdzaak
2.1. Bij de verdere beoordeling van het geschil bouwt de rechtbank voort op en blijft bij hetgeen in het tussenvonnis van 22 december 2010 (hierna: het tussenvonnis) is overwogen en beslist. In dit tussenvonnis heeft de rechtbank [X] opgedragen te bewijzen dat zij met CreditForce heeft afgesproken dat er met betrekking tot debiteur 48 weer dekking zou zijn indien de termijn waarbinnen nog vorderingen openstonden, zou worden teruggebracht naar maximaal 90 dagen.
2.2. [X] heeft in het kader van bovengenoemde bewijsopdracht [A], risicomanager bij CreditForce (hierna: [A]), [B], financieel manager bij [X] (hierna: [B]), [C], inkoper-verkoper bij [X] (hierna: [C]), [D], commercieel medewerker bij [X] (hierna: [D]) en [X], via [bedrijf 1] directeur van [X] (hierna: [eiseres]), als getuigen doen horen. TCRe heeft afgezien van tegenverhoor.
2.3. Met betrekking tot de waardering van de verschillende getuigenverklaringen wordt vooropgesteld dat getuige [eiseres] in zijn functie van directeur van [X] partijgetuige is in de zin van artikel 164 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Om die reden kan de door hem afgelegde verklaring slechts tot bewijs dienen als die verklaring op essentiële punten wordt ondersteund door andere (aanvullende) bewijs-stukken, waaronder begrepen de verklaringen van de andere getuigen.
2.4. De rechtbank is van oordeel dat [X] er in is geslaagd het haar opgedragen bewijs te leveren. Daartoe is het volgende redengevend.
2.5. Uit de verklaring van [B] (voorheen [naam] geheten) volgt dat zij met CreditForce heeft afgesproken dat er met betrekking tot debiteur 48 weer dekking zou zijn indien de termijn waarbinnen nog vorderingen openstonden, zou worden teruggebracht naar maximaal 90 dagen. [B] heeft immers verklaard, voor zover thans van belang:
Kort na de ontvangst van de brief van 8 oktober 2008, heb ik gebeld met [A], met wie ik een goed contact had. (…) Ik heb [A] gevraagd of we weer binnen de dekking zouden vallen op het moment dat wij erin zouden slagen om de termijn waarbinnen nog vorderingen openstonden terug te brengen naar maximaal 90 dagen. Hij heeft hierop bevestigend geantwoord. (…)
Nadat ik de hiervoor bedoelde afspraak met [A] had gemaakt, heb ik in overleg met [X], [C] en [D] op de hoogte gesteld van deze afspraak. Laatstgenoemden gaan over de in- en verkoop en benaderden, evenals [X], de klanten ook zelf voor betalingen. Ik heb toen gezegd dat er hard gewerkt moest gaan worden om geld binnen te krijgen, zodat we weer binnen de 90 dagen termijn zouden komen te lopen. Dat is ook gelukt.
[eiseres] was bij het telefoongesprek dat ik met [A] voerde aanwezig.
2.6. Deze verklaring wordt ondersteund door hetgeen [eiseres] heeft verklaard:
Ik was aanwezig bij het telefoongesprek dat mevrouw [B] voerde met [A] kort na ontvangst van de brief van 8 oktober 2008. Ik hoorde mevrouw [B] aan [A] vragen “Klopt het dat er momenteel geen dekking is, maar dat als we de betalingen weer binnen de 90 dagen termijn kunnen krijgen, er dan weer gewoon dekking is?”. Uit de strekking van het gesprek kon ik opmaken dat hierop bevestigend werd geantwoord door [A]. Toen het gesprek was beëindigd, heb ik mevrouw [B] gevraagd, ter bevestiging van wat ik meende te hebben begrepen, of [A] inderdaad had toegezegd dat er weer dekking was, als we weer binnen de 90 dagen termijn zouden lopen. Mevrouw [B] antwoordde hierop bevestigend. (…)
2.7. De verklaring van [B] wordt voorts ondersteund door de verklaringen van [C] en [D]. [C] heeft verklaard:
Ik heb op een gegeven moment van mevrouw [B] gehoord dat CreditForce de dekking had opgezegd ten aanzien van debiteur 48. In datzelfde gesprek vertelde mevrouw [B] mij echter ook dat CreditForce had gezegd dat als we weer binnen de 90 dagen termijn zouden komen te lopen, er weer dekking zou zijn. Wij hebben daar toen hard aan gewerkt en een incasso gerealiseerd. Ik weet niet precies hoe de afspraak met CreditForce is gemaakt, volgens mij telefonisch.
Debiteur 48 is een klant van ons. Ik weet dat wij op enig moment een schrijven hebben ontvangen dat deze debiteur uit de dekking ging. Er is toen op kantoor over gesproken dat als we weer binnen de 90 dagen termijn zouden komen te lopen, er weer dekking zou zijn. Wij hebben daar toen ons best voor gedaan. Ik weet niet meer van wie ik als eerste heb gehoord dat als we weer binnen de 90 dagen termijn zouden komen te lopen, er weer dekking zou zijn, van mevrouw [B] of de heer [X].
2.8. Tegenover bovenstaande verklaringen staat de verklaring van [A]. Hij heeft verklaard, voor zover thans van belang:
Na de brief van 8 oktober 2008 zal er ongetwijfeld contact zijn geweest met [X] in de persoon van mevrouw [naam]. Zij was namelijk mijn vaste contactpersoon. Ik kan mij dit gesprek echter niet herinneren en dus ook niet wat ik tijdens dit gesprek heb gezegd. Ik kan echter nooit hebben gezegd dat er met betrekking tot debiteur 48 weer dekking zou zijn indien de termijn waarbinnen nog vorderingen open stonden, zal worden teruggebracht naar maximaal 90 dagen. Ik kan dit nooit gezegd hebben, want dit is in strijd met de regels van TCRe. Volgens deze regels dienen alle vervallen facturen eerst voldaan te zijn, alvorens opnieuw een limiet beoordeeld kan worden en kan worden bekeken of er weer dekking wordt verleend. De limiet wordt niet automatisch hersteld als de vervallen facturen betaald zijn. Als de limiet wordt hersteld, dan volgt hiervan een schriftelijke bevestiging aan de klant en dat is dan ook het bewijs voor de klant dat er weer dekking is. Wanneer een factuur vervallen is, hangt af van de betalingscondities die door [X] worden vermeld op haar facturen.
De eerste alinea van de als productie 16 en 18 bij dagvaarding overgelegde brieven waarbij de limiet wordt ingetrokken, betreft een standaardtekst voor het intrekken van een limiet. Waarom in productie 21 van deze tekst wordt afgeweken weet ik niet. De in productie 21 weergegeven clausule geeft aan de reden van de limietintrekking.
(…)
2.9. De verklaring van [A] legt tegenover de verklaringen van de andere getuigen te weinig gewicht in de schaal, nu [A] zich het telefoongesprek met [B] niet kan herinneren. Van een uitdrukkelijke betwisting van de door de andere getuigen gestelde afspraak is derhalve geen sprake. Volgens [A] kan hij een dergelijke afspraak niet hebben gemaakt, omdat die in strijd is met de standaardprocedure van TCRe. Deze verklaring is ten opzichte van de stellige andersluidende verklaringen van de overige getuigen onvoldoende sterk om deze andere verklaringen te ontkrachten.
2.10. Dit alles in aanmerking nemende is de rechtbank van oordeel dat [X] voldoende bewijs heeft geleverd van haar stelling dat zij met CreditForce heeft afgesproken dat er met betrekking tot debiteur 48 weer dekking zou zijn indien de termijn waarbinnen nog vorderingen openstonden, zou worden teruggebracht naar maximaal 90 dagen.
2.11. Gelet op rechtsoverwegingen 4.14 en 4.20 van het tussenvonnis zal, nu [X] in de bewijslevering is geslaagd, de vordering tegen TCRe ter zake van debiteur 48 worden toegewezen tot een bedrag van € 113.025,01. In rechtsoverweging 4.19 van het tussenvonnis is vastgesteld dat de vorderingen met betrekking tot debiteuren 7 en 15 toewijsbaar zijn tot een bedrag van € 3.886,76 respectievelijk € 155.000,00. Uit rechts-overweging 4.20 volgt voorts dat de vordering betreffende debiteur 75 tot een bedrag van
€ 111.974,99 toewijsbaar is. In totaal zal dan ook een bedrag van € 383.886,76 worden toegewezen. De wettelijke rente daarover zal – reeds bij gebreke van toereikend verweer – worden toegewezen als gevorderd, vanaf 18 mei 2009.
2.12. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten is slechts toewijsbaar, indien deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt en de omvang daarvan eveneens redelijk is. De vordering van [X] gaat het in het Rapport Voorwerk II gehanteerde forfaitaire tarief, dat in zijn algemeenheid redelijk wordt geacht, in ruime mate te boven. Uit het door [X] overgelegde overzicht (productie 26) kan niet worden afgeleid dat zij duidelijk meer buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt dan in dit tarief is besloten. De door [X] gemaakte kosten moeten dan ook als onredelijk worden aangemerkt, voor zover zij het forfaitaire tarief overschrijden. De vordering zal derhalve worden toegewezen tot een bedrag gelijk aan twee punten van het toepasselijk liquidatietarief in eerste aanleg, zijnde een bedrag van € 5.160,00 (exclusief btw). De hierover gevorderde wettelijke rente vanaf 18 mei 2009 zal – als onweersproken – worden toegewezen.
2.13. TCRe zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in de hoofdzaak en in het (vrijwarings)incident worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [X] in de hoofdzaak worden begroot op:
- dagvaarding € 72,25
- griffierecht 4.938,00
- getuigenkosten 33,50
- salaris advocaat 9.030,00 (3,5 punten × tarief € 2.580,00)
Totaal € 14.073,75
2.14. De kosten aan de zijde van [X] in het incident worden begroot op
€ 452,00 (1 punt × tarief € 452,00) aan salaris advocaat.
2.15. Uit het onder 4.21 en 4.22 van het tussenvonnis overwogene volgt dat de vordering jegens CreditForce ongeacht de uitkomst van de bewijslevering zal worden afgewezen.
2.16. [X] moet worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij en zal daarom in de proceskosten in de hoofdzaak en in het (vrijwarings)incident worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van CreditForce in de hoofdzaak worden begroot op:
- griffierecht € 4.938,00
- salaris advocaat 5.160,00 (2 punten × tarief € 2.580,00)
Totaal € 10.098,00
2.17. De kosten aan de zijde van CreditForce in het incident worden begroot op
€ 452,00 (1 punt × tarief € 452,00) aan salaris advocaat.
in de vrijwaringszaak van TCRe tegen CreditForce
2.18. Overeenkomstig rechtsoverweging 4.24 van het tussenvonnis zullen de door TCRe in vrijwaring ingestelde vorderingen worden afgewezen.
2.19. TCRe zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van CreditForce worden begroot op € 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00) aan salaris advocaat.
in de vrijwaringszaak van CreditForce tegen TCRe
2.20. Zoals reeds in 4.30 van het tussenvonnis is overwogen, zullen de door CreditForce in vrijwaring ingestelde vorderingen worden afgewezen.
2.21. De door TCRe gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten
zal – mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voorwerk II – worden afgewezen. TCRe heeft immers niet gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan TCRe vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
2.22. CreditForce moet worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van TCRe worden begroot op € 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00) aan salaris advocaat.
3. De beslissing
De rechtbank
in de hoofdzaak
3.1. veroordeelt TCRe om aan [X] te betalen een bedrag van € 389.046,76 (driehonderdnegenentachtig duizendzesenveertig euro en zesenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 mei 2009 tot de dag van volledige betaling,
3.2. veroordeelt TCRe in de kosten van de hoofdzaak en het incident, aan de zijde van [X] tot op heden begroot op € 14.525,75,
3.3. veroordeelt [X] in de kosten van de hoofdzaak en het incident, aan de zijde van CreditForce tot op heden begroot op € 10.550,00,
3.4. verklaart dit vonnis in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5. wijst het meer of anders gevorderde af,
in de vrijwaringszaak van TCRe tegen CreditForce
3.6. wijst de vorderingen af,
3.7. veroordeelt TCRe in de proceskosten, aan de zijde van CreditForce tot op heden begroot op € 904,00,
3.8. verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de vrijwaringszaak van CreditForce tegen TCRe
3.9. wijst de vorderingen af,
3.10. veroordeelt CreditForce in de proceskosten, aan de zijde van TCRe tot op heden begroot op € 904,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Bos, mr. A.S. Penders en mr. L.A.C. de Vaan en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2011.(