ECLI:NL:RBUTR:2011:BW8800
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van medeplichtigheid aan hennepkwekerij
Op 2 december 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan een hennepkwekerij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 juli 2011 in Nieuwegein samen met anderen een hennepkwekerij zou hebben gehad, maar heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om deze beschuldiging te ondersteunen. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 18 november 2011, waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd.
De officier van justitie stelde dat de verdachte wettig en overtuigend bewezen was dat hij het primair tenlastegelegde feit had begaan, gebaseerd op zijn aanwezigheid in de woning waar de hennepkwekerij was aangetroffen en op een sms-bericht dat hij had gestuurd naar een mededader. De verdediging daarentegen betwistte de beschuldigingen en voerde aan dat er geen bewijs was voor de hoeveelheid hennep die was aangetroffen en dat de verdachte slechts kort in de woning verbleef. De verdediging stelde dat het enkele verblijf in de woning niet voldoende was voor medeplichtigheid.
De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte in overweging genomen en geconcludeerd dat er geen bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de hennepkwekerij. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het primair of subsidiair tenlastegelegde feit had begaan. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 december 2011.