Aangeefster heeft op 15 februari 2011 tegenover de rechter-commissaris verklaard dat verdachte haar met de voet van de kandelaar heeft geslagen, haar met zijn vuisten heeft geslagen en haar heeft gewurgd.
4.3.1.3 De foto’s van het door aangeefster opgelopen letsel
Tijdens het onderzoek van de politie zijn foto’s gemaakt van het door aangeefster [slachtoffer 1] opgelopen letsel. Deze foto’s zijn ook ter terechtzitting besproken en aan verdachte voorgehouden. Op deze foto’s is onder meer te zien dat aangeefster een blauwe/rode verkleuring heeft rondom het linkeroog, een rode verkleuring heeft in de hals en blauwe plekken heeft op haar armen en benen.
4.3.1.4 Het verhoor van verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de woning van aangeefster een worsteling met haar heeft gehad. Aangeefster sloeg hem vervolgens met een kandelaar en uit nood heeft hij haar een klap tegen haar hoofd gegeven.
4.3.1.5 De overwegingen van de rechtbank
Gelet op de aangifte, die steun vindt in de bevindingen van de ter plaatse gekomen verbalisanten en hetgeen weergegeven is omtrent het letsel, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde. Dat de verklaringen van aangeefster niet op alle punten even consistent overkomen maakt haar verklaringen nog niet onbetrouwbaar. Daar komt bij dat verdachte ook zelf heeft verklaard dat hij met aangeefster een worsteling heeft gehad. De rechtbank zal verdachte vrijspreken voor zover de tenlastelegging ziet op het slaan met de kandelaar. Het bij aangeefster geconstateerde letsel valt hier immers niet mee te verenigen.
4.3.2 Met betrekking tot parketnr. 16/504278-10
4.3.2.1 Het verhoor van aangever [slachtoffer 2]
Op 7 oktober 2010 heeft [slachtoffer 2] verklaard dat hij die dag van [getuige 1], zijnde zijn schoonzus, had gehoord dat verdachte tegen haar had gezegd: “Ik ga [slachtoffer 2] vandaag opensnijden, want hij moet dood”. Verdachte had deze bedreiging dezelfde dag naar haar geroepen vanuit een auto.
4.3.2.2 Het verhoor van getuige [getuige 1]
De getuige [getuige 2] heeft op 16 november 2010 tegenover de politie verklaard dat zij samen met haar overbuurvrouw [getuige 3] op de t-splitsing liep van de [adres] met de [adres] te Utrecht toen een rode auto voor hen stopte. Ze hoorde dat de man op de bestuurdersstoel naar haar schreeuwde: “Ik ga [slachtoffer 2] doodmaken, ik ga hem neersteken!” en “Ik ga zijn moeder verkrachten en hem ook!”. Deze getuige herkende de man in de auto als zijnde de verdachte [verdachte]. De bedreigingen werden geuit in de Turkse taal, waarbij verdachte erg boos keek en agressief klonk.
4.3.2.3 Het verhoor van getuige [getuige 3]
De getuige [getuige 3] heeft op 25 november 2010 tegenover de politie verklaard dat zij de man in de rode auto in de Turkse taal op heel harde en agressieve toon hoorde schreeuwen: “Zeg tegen [slachtoffer 2] dat ik hem dood ga maken!”.
4.3.2.4 De verklaring van verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 7 oktober 2010 in een rode personenauto reed en dat hij toen [getuige 2] heeft gesproken. Verdachte heeft ontkend dat hij aangever heeft bedreigd en heeft verklaard dat de door hem gebruikte woorden in de Turkse taal meerdere betekenissen kunnen hebben.
4.3.2.5 Overweging van de rechtbank
Gelet op de aangifte, die steun vindt in de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 3], acht de rechtbank de ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen, voor zover deze ziet op de zinsnede “Ik ga [slachtoffer 2] vandaag opensnijden, want hij moet dood.” De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de overige ten laste gelegde bedreigende bewoordingen, daar uit de aangifte van [slachtoffer 2] niet is gebleken dat deze bewoordingen hem hebben bereikt. Dat verdachte in de Turkse taal iets heel anders heeft bedoeld is geenszins gebleken en onvoldoende onderbouwd.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte