ECLI:NL:RBUTR:2011:BV7846

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/601244-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal, bedreiging en belediging door verdachte in Utrecht

Op 29 maart 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 december 2010 in Utrecht twee zagen heeft gestolen van winkelbedrijf Gamma. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, bedreiging en belediging. De verdachte werd vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de bewezen feiten bijdragen aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. De rechtbank overwoog dat de oplegging van de ISD-maatregel mogelijk was, maar besloot om de verdachte een laatste kans te geven door een gevangenisstraf van 6 maanden op te leggen. De rechtbank benadrukte dat deze kans de allerlaatste is en dat de druk van de ISD-maatregel de verdachte moet weerhouden van het plegen van nieuwe misdrijven. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. De verdachte, geboren in 1976, verbleef op het moment van de uitspraak in het Huis van Bewaring Wolvenplein te Utrecht. De rechtbank heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601244-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 maart 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in Huis van Bewaring Wolvenplein te Utrecht.
Raadsman mr. H.J. Veen, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 15 maart 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: twee zagen heeft gestolen bij de Gamma;
feit 2: [slachtoffer 1] met woorden heeft bedreigd;
feit 3: [slachtoffer 2] heeft beledigd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Het onder 2 en 3 ten laste gelegde kan volgens de raadsman eveneens wettig en overtuigend bewezen worden. De raadsman heeft er ten aanzien van deze feiten wel op gewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft ontkend en dat verdachte door aangeefster [slachtoffer 2] onheus bejegend werd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1
De acht het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 15 maart 2011;
- de aangifte van [aangever], namens Gamma.
4.3.2 Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2
4.3.2.1 Het verhoor van aangeefster [slachtoffer 1]
Op 25 september 2010 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van bedreiging. Zij heeft toen tegenover de politie verklaard dat zij zich die dag omstreeks 13.35 uur op het station te Zwolle bevond. Zij zat toen samen met haar moeder op een bankje ter hoogte van de bushaltes. Aangeefster hoorde dat een man vond dat een meisje er nogal zielig bij zat. Aangeefster zei daarop dat ze dat nogal mee vond vallen. Aangeefster hoorde de man toen tegen haar zeggen: “Jij hebt geen gevoel, jij hebt geen hart, ik ben een eerlijk mens, het is niet persoonlijke bedoeld, maar jij bent een varken en een kankerhoer”. De man kwam hierop vlak bij haar staan en wees in haar richting. Even later hoorde ze de man tegen haar zeggen: “Jij bent een kankerhoer” en “Als je mijn vriendin was geweest had ik je met benzine overgoten en in de fik gestoken”. Enige tijd later toen aangeefster inmiddels met haar moeder naar de bus was gelopen kwam de man wederom in hun richting lopen en hoorde zij hem zeggen: “Het liefst zou ik je nu door het glas gooien”. Aangeefster was erg bang door de uitspraken.
4.3.2.2 Het verhoor van getuige [getuige]
Voornoemde verklaring van aangeefster vindt steun in de verklaring van haar moeder. Zij heeft dezelfde dag verklaard dat zij de man onder meer tegen haar dochter hoorde zeggen: “Als jij mijn vriendin was, zou ik je branden. Ik zou een liter benzine kopen en over je heen gooien. Ik zou je branden. Ik pak je bij je kop en sla je door het glas”.
De rechtbank acht op grond van de aangifte, die steun vindt in de verklaring van getuige [getuige], het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.3.3 Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 3
De acht het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 15 maart 2011;
- de aangifte van [slachtoffer 2];
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 04 december 2010 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee zagen toebehorende aan winkelbedrijf Gamma.
2.
op 25 september 2010 te Zwolle, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk
voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Als je mijn vriendin was
geweest had ik je met benzine overgoten en in de fik gestoken" en "Het liefst zou ik je nu door het glas gooien", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
op 25 september 2010 te Zwolle, opzettelijk beledigend [slachtoffer 2], in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Het gevaar, wat betekent dit?! Weet je wat stinkt, schaamlippen stinken en Kankerbitch, kankerhoer en nu lach
je nog, kutwijf, kankerhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard
en/of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
feit 1: diefstal;
feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3: eenvoudige belediging.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Door drs. H.A. Gerritsen, forensisch psychiater is een onderzoek verricht naar de geestvermogens van verdachte. Verdachte heeft echter geweigerd om mee te werken aan dit onderzoek. Derhalve kan niet vastgesteld worden of bij verdachte sprake is van psychopathologie, in het bijzonder van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en/of van verslavingsproblematiek. Gelet op het vorenstaande kon de vraag naar de toerekeningsvatbaarheid niet beantwoord worden. Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
Uit het rapport van de Reclassering Nederland van 31 januari 2011, opgesteld door R. Jacobs, volgt dat de Reclassering vanaf 2001 heeft gepoogd in contact te komen met verdachte. Een voordurende weigering van verdachte maakte echter dat een begeleidingstraject nimmer van de grond is gekomen.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om in dit geval niet te lichtzinnig met de ISD-maatregel om te gaan. Een eventuele ISD-maatregel zou namelijk in dit geval enkel opgelegd worden ter voorkoming van recidive en ter bescherming van de maatschappij. Het uitzitten van een zogenaamde “kale” ISD-maatregel zou betekenen dat verdachte twee jaar moet zitten voor de diefstal van een tweetal zagen. Volgens de raadsman zijn alternatieve opties, zoals een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, in het geval van verdachte nooit beproefd. De raadsman heeft dan ook met klem verzocht om in ieder geval geen onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Een eventuele voorwaardelijke ISD-maatregel of een overweging van de rechtbank dat een volgende overtreding onherroepelijk zal leiden tot de ISD-maatregel, kan verdachte volgens de raadman ook weerhouden van het plegen van nieuwe feiten.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voornoemde bewezenverklaarde feiten. Verdachte heeft er bij deze feiten telkens blijk van gegegeven geen enkel respect te hebben voor andere mensen en andermans goederen. De door verdachte gepleegde feiten dragen bij aan het ontstaan van gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
In beginsel is de oplegging van de ISD-maatregel mogelijk, nu aan alle vereisten van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht is voldaan. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee misdrijven (feit 1 en 2) waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit de Justitiële Documentatie d.d. 7 februari 2011 blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaande aan de thans gepleegde delicten meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of tot een taakstraf veroordeeld, welke straffen alle reeds ten uitvoer zijn gelegd. Op grond van voornoemde documentatie en het feit dat in het verleden een begeleidingstraject nimmer van de grond kwam, dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Het belang van beveiliging van de maatschappij behoort in beginsel te prevaleren en de ISD-maatregel zou daartoe het wettelijk instrument kunnen bieden.
Niettemin is de rechtbank van oordeel dat er redenen zijn thans nog niet over te gaan tot oplegging van de ISD-maatregel.
De rechtbank acht -gelet op het strafblad van verdachte- een gevangenisstraf van langere duur zeer zeker op zijn plaats, maar vindt een vrijheidsbenemende maatregel voor de duur van 2 jaren thans niet passend.
Met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf beoogt de rechtbank om verdachte nog éénmaal een kans te geven en hem de mogelijkheid te bieden om zelf zijn gedrag te wijzigen. De rechtbank overweegt dat de druk van de (op de achtergrond) aanwezige ISD-maatregel verdachte er van moet weerhouden wederom de fout in te gaan. De rechtbank benadrukt dat deze kans wat haar betreft de allerlaatste is.
Alles afwegende wordt een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden passend en geboden geacht.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 266, 285 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1: diefstal;
feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3: eenvoudige belediging;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.E. Bernini, voorzitter, mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn en mr. S. Wijna, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 maart 2011.
Mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn en de griffier zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.