ECLI:NL:RBUTR:2011:BV7658

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
27 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600014-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag zonder voorbedachte raad met stelselmatige bedreiging en mishandeling

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 28 april 2011, stond de verdachte terecht voor poging doodslag en stelselmatige bedreiging en mishandeling van zijn ex-vriendin en haar nieuwe partner. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met een mes had ingestoken op het slachtoffer, wat leidde tot verwondingen aan de buik, rug, hals en hand van het slachtoffer. De verdachte had in de periode van 8 november 2010 tot en met 8 januari 2011 stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-vriendin door haar te bedreigen en te stalken. Hij had haar meerdere keren gebeld en gesms't, waarbij hij dreigende boodschappen verstuurde. De rechtbank achtte de bedreigingen en het stalken bewezen, evenals de mishandeling op tweede kerstdag 2010, waarbij de verdachte het slachtoffer een klap op de lip gaf. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte eerder was veroordeeld voor relationeel geweld en dat hij als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar werd beschouwd. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op van drie maanden, met bijzondere voorwaarden waaronder behandeling bij een verslavingszorginstelling en urinecontroles. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd toegewezen, maar de rechtbank gaf de verdachte de mogelijkheid om in plaats van gevangenisstraf een werkstraf te verrichten.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600026-11 [P] en 16/601174-08 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 april 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsvrouwe mr. K.R. Koopman, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 14 april 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
feit 2: opzettelijk [slachtoffer] stelselmatig heeft belaagd;
feit 3: zijn levensgezel, [slachtoffer], opzettelijk heeft mishandeld door een wasrek tegen haar aan te gooien en/of door haar te slaan of stompen;
feit 4: [slachtoffer] opzettelijk heeft mishandeld door haar te stompen en/of te slaan.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de vier ten laste gelegde feiten.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft bepleit dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de vier ten laste gelegde feiten.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Vrijspraak
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat verdachte ten stelligste ontkent dat hij het wasrek naar aangeefster heeft gegooid. Bovendien heeft aangeefster [slachtoffer] ook geen duidelijke verklaring gegeven over de door verdachte gepleegde handelingen. Zij liep naar beneden, zo verklaart zij, hoorde dat de badkamerdeur geopend werd en voelde een klap op haar hoofd. Dat het wasrek opzettelijk op haar hoofd werd gegooid is naar het oordeel van de rechtbank een conclusie die aangeefster zelf trekt, maar in deze omstandigheden niet door haar zelf kan zijn waargenomen. Evenmin is uit het dossier af te leiden dat aangeefster tijdens dat incident zou zijn geslagen of gestompt door verdachte.
4.3.2 Met betrekking tot feit 1
4.3.2.1 Het verhoor van aangeefster [slachtoffer]
Op 8 januari 2011 heeft aangeefster [slachtoffer] tegenover de politie verklaard dat zij vanaf 1998 tot 2010 een relatie heeft gehad met verdachte en dat er gedurende deze relatie meerdere incidenten hebben plaatsgevonden. Zo heeft zij verklaard dat zij begin oktober 2010 in hun woning, aan de [adres] te Amersfoort, tijdens het eten, woorden kreeg met verdachte. Aangeefster had niet het idee dat zij kon doordringen bij verdachte en stak haar middelvinger naar hem op. Hierop zag aangeefster dat verdachte naar haar toeliep, met in zijn hand een vleesmes. Ze voelde dat verdachte haar middelvinger pakte en hoorde hem zeggen: “Jij je middelvinger opsteken naar mij, ik zal hem er even afsnijden” of woorden van gelijke strekking. Ze zag daarbij dat hij het mes naar haar vinger bracht.
Op 21 december 2010 kwam verdachte er volgens aangeefster achter dat zij een andere man (de rechtbank begrijpt [slachtoffer 2]) had leren kennen. Verdachte kon hier volgens aangeefster niet goed mee omgaan en bedreigde hen vervolgens een aantal malen.
Op 31 december 2010 werd aangeefster, toen zij zich bevond in laatstgenoemde woning ,gebeld door verdachte. Zij hoorde verdachte toen onder meer zeggen: “Ik heb mensen ingeschakeld om jullie te pakken en ik vind hem wel, vanavond om 23.30 uur staan ze voor het huis.” Op 8 januari 2011 werd zij in voornoemde woning wederom door verdachte gebeld. Zij vertelde toen, uit irritatie dat verdachte haar steeds belde,, dat haar nieuwe vriendje naast haar lag. Hierop hoorde zij verdachte onder meer schreeuwen: “De volgende keer dat hij naast je ligt ligt hij dood naast je en jij erbij. Jullie komen niet van mij af. Ik laat jullie opzoeken.” Nadat aangeefster had opgehangen ontving zij van verdachte een smsje met de tekst: “Het is oorlog”. Toen ze enigszins rustiger was geworden heeft aangeefster verdachte gebeld en zij hoorde verdachte toen schreeuwen: “Ik weet hem te vinden, hij gaat eraan, ik verlies nooit”.
4.3.2.2 Het verhoor van aangever [slachtoffer 2]
Op 9 januari 2011 heeft [slachtoffer 2] tegenover de politie verklaard dat [slachtoffer] hem had verteld dat verdachte hem dood zou maken. Zo had hij van [slachtoffer] gehoord dat verdachte had gezegd: “Ik maak [slachtoffer 2] kapot, je denkt toch niet dat ik zo gek ben om hem zelf te pakken. Ik heb voorwaardelijk, ik heb een paar Marokkanen ingehuurd om [slachtoffer 2] te pakken.” Ook had deze aangever met eigen ogen gelezen dat verdachte [slachtoffer] voor van alles en nog wat uitmaakte.
4.3.2.3 Het verhoor van [getuige 3]
[getuige 3] heeft op 14 januari 2011 tegenover de politie verklaard dat zij op oudjaarsdag 2010 door aangeefster een aantal malen werd gebeld. Aangeefster was radeloos, huilde en vertelde dat verdachte haar bedreigd had. Verdachte had tegen aangeefster gezegd dat zij maar om zich heen moest blijven kijken, want ze zou gepakt worden. Verdachte had aangeefster ook gezegd dat hij [A] al had ingeschakeld. Aangeefster was hierdoor helemaal in paniek, aldus [getuige 3].
4.3.2.4 Het verhoor van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer] haar middelvinger naar hem opstak, dat hij haar pols heeft beetgepakt en dat hij vervolgens een snijbeweging met een mes boven haar vinger heeft gemaakt. Volgens verdachte was hij op dat moment wel kwaad, maar had aangeefster op dat moment geen enkele angst en was het volkomen duidelijk dat hij haar vinger niet daadwerkelijk zou afsnijden. Met betrekking tot de overige voornoemde bedreigingen heeft verdachte verklaard dat hij dergelijke bedreigingen heeft geuit en dat de bedoeling hiervan was dat [slachtoffer 2] met de staart tussen zijn benen zou vertrekken.
4.3.2.5 Overwegingen van de rechtbank wat betreft feit 1
De rechtbank acht gelet op het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit.
De aangifte van [slachtoffer] wordt immers ondersteund door de aangifte van [slachtoffer 2], het verhoor van [getuige 3] en daarnaast heeft verdachte de aangiften op onderdelen bevestigd.
Het standpunt van de verdediging dat aangeefster zich bij het “vingerincident” niet bedreigd voelde is op grond van haar verklaring geenszins aannemelijk geworden.
De rechtbank overweegt hier ten overvloede dat, in het geval al getwijfeld zou kunnen worden aan het bedreigde gevoel bij aangeefster, blijkens jurisprudentie van de Hoge Raad (arrest van 3 februari 2004, LJN: AN9309) niet is vereist dat de bedreiging in het concrete geval een zodanige indruk heeft gemaakt dat er werkelijk vrees is opgewekt en de bedreigde zich daadwerkelijk in haar vrijheid voelde aangetast. De bedreiging moet echter wel van dien aard zijn geweest en onder zondanige omstandigheden zijn geschied dat ze in het algemeen een dergelijke vrees kan opwekken. De rechtbank is van oordeel dat hiervan, gelet op zowel de gedragingen van verdachte als op zijn gemoedstoestand op dat moment, in dit geval zeker sprake is geweest.
4.3.3 Met betrekking tot feit 2
4.3.3.1 Het verhoor van aangeefster [slachtoffer]
Tijdens hetzelfde verhoor op 8 januari 2011 heeft [slachtoffer] verklaard dat de psychische toestand van verdachte vanaf 8 november 2010 steeds slechter werd. Vanaf dat moment woonde zij ook gescheiden van verdachte en werd zij door verdachte 60 keer per dag gebeld. Op het moment dat zij de telefoon niet opnam ging verdachte mensen bellen bij wie hij dacht dat ze zou kunnen zijn. Aangeefster heeft voorts verklaard dat zij op 2 januari 2011 omstreeks 1.30 uur gebonk hoorde op haar slaapkamerraam. Aangeefster zag verdachte staan en zei dat hij weg moest gaan. Toen zij even later de deur opende en wederom tegen verdachte zei dat hij weg moest gaan voelde aangeefster dat verdachte haar opzij duwde en haar woning inliep. Ook heeft zij -zoals hiervoor onder 4.3.1.1 is weergegeven- verklaard over de telefonische bedreigingen, welke meermalen plaatsvonden. Op 13 januari 2011 heeft aangeefster tegenover de politie omtrent de stalking verklaard dat verdachte voortdurend wilde weten waar zij was en wat zij deed. Verdachte smste met vriendinnen om te checken of aangeefster daar echt was.
Gedurende het verhoor van aangeefster werd zij naar eigen zeggen steeds door verdachte gebeld. Door de verdachte zou naar aangeefster 26 keer zijn gebeld en 1 sms zijn verstuurd.
Op 13 januari 2011 heeft [slachtoffer] klacht gedaan van stalking door verdachte.
4.3.3.2 De bevindingen van verbalisant [verbalisant]
De verhorende verbalisant [verbalisant] heeft tijdens het verhoor van aangeefster op 8 januari 2011 meerdere malen gehoord dat de telefoon van aangeefster overging en dat er berichten op de telefoon van aangeefster binnenkwamen. Aangeefster werd volgens deze verbalisant tussen 12.30 uur en omstreeks 13.25 uur 16 keer gebeld op haar telefoon, waarbij aangeefster iedere keer weer zei: “Oh daar heb je [verdachte] weer” of woorden van gelijke strekking. Omstreeks 13.30 uur luisterde verbalisant een aantal voicemailberichten af die volgens aangeefster zojuist door verdachte waren ingesproken. Aangeefster werd vervolgens tot omstreeks 16.12 uur 10 keer gebeld op haar telefoon, waarbij telkens in het beeldscherm de naam [verdachte] verscheen. De voicemailberichten werden volgens de verbalisant gedurende het verhoor steeds agressiever van toon.
4.3.3.3 De verhoren van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2]
Op 14 januari 2011 heeft [getuige 1], een vriendin van aangeefster [slachtoffer], tegenover de politie verklaard dat vanaf de tijd dat aangeefster niet meer bij verdachte woonde verdachte haar belt en smst. Verdachte wil dan weten met welke jongen aangeefster omgaat. Ook [getuige 2], eveneens een vriendin van aangeefster, heeft omtrent het gedrag van verdachte een verklaring afgelegd. Zij heeft op 13 januari 2011 tegenover de politie verklaard dat zij zo vaak door verdachte werd gebeld en gesmst dat zij op 22 december 2010 zelfs een nieuw telefoonnummer heeft genomen. Verdachte hield namelijk niet op met haar te bellen en sms-en.
4.3.3.4 De verklaring van verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aangeefster op 8 januari 2011 heel vaak heeft gebeld. De reden hiervoor was er in gelegen dat hij haar wilde vragen om boodschappen voor hem te doen. Verdachte heeft bekend dat hij ’s nachts bij aangeefster op het raam heeft gebonsd, dat hij haar vervolgens bij de deur aan de kant heeft geduwd en haar woning is ingelopen om te kijken of [slachtoffer 2] bij haar was.
4.3.3.5 Overwegingen van de rechtbank wat betreft feit 2
De rechtbank acht gelet op het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voornoemd ten laste gelegde feit.
De aangifte en klacht van [slachtoffer] vinden steun in de bevindingen van verbalisant [verbalisant] en de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] over hun bevindingen met betrekking tot het gedrag van verdachte. Daarnaast heeft verdachte ook een deels bekennende verklaring afgelegd.
Met betrekking tot het verweer van de verdediging dat de telefoontjes en sms-jes functioneel waren en derhalve niet wederrechtelijk oordeelt de rechtbank dat dat wordt weersproken door de inhoud van de verklaring van de aangeefster in combinatie met de bevindingen van verbalisant [verbalisant] over de toonzetting van de achtergelaten voicemailberichten. Wat betreft de stelselmatigheid van de inbreuk door de handelingen van verdachte merkt de rechtbank op dat die niet alleen is gegeven door het aantal telefoontjes en sms-berichten, maar eveneens door de combinatie van de door verdachte ondernomen handelingen om met aangeefster in contact te treden. De betreffende verweren worden derhalve verworpen.
4.3.4 Met betrekking tot feit 4
4.3.4.1 Het verhoor van aangeefster [slachtoffer]
Op 13 januari 2011 heeft aangeefster [slachtoffer] tegenover de politie verklaard dat verdachte haar op tweede kerstdag 2010 (de rechtbank begrijpt 26 december 2010) een klap op haar lip heeft gegeven. Deze klap deed aangeefster pijn en haar lip was hierdoor wat gezwollen.
4.3.4.2 Het verhoor van [slachtoffer 2]
[slachtoffer 2] heeft tijdens zijn hiervoor genoemde aangifte verklaard dat hij gezien heeft dat aangeefster een dikke lip had. [slachtoffer 2] had van aangeefster gehoord dat verdachte haar een klap had gegeven. Volgens [slachtoffer 2] was dat gebeurd op tweede kerstdag 2010.
4.3.4.3 Het verhoor van [getuige 3]
Op 14 januari 2011 heeft [getuige 3] tegenover de politie verklaard dat zij van aangeefster had gehoord dat er tijdens afgelopen kerst ook weer veel ellende was geweest tussen haar en verdachte en dat deze problemen uiteindelijk zo zijn opgelopen dat verdachte aangeefster ten overstaan van de kinderen een klap op haar lip heeft gegeven.
4.3.4.4 Overwegingen van de rechtbank wat betreft de feit 4
De rechtbank acht gelet op het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voornoemd ten laste gelegde feit.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 01 oktober 2010 tot en met 08 januari 2011 te Amersfoort,
[slachtoffer] en / of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk bedreigend:
een middelvinger van die [slachtoffer] vastgepakt en een vleesmes
naar die vinger gebracht en daarbij voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden
toegevoegd:
"Jij je middelvinger opsteken naar mij, ik zal er hem even afsnijden",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
en
voornoemde [slachtoffer] en / of [slachtoffer 2] bedreigend (per telefoon en / of sms)
de woorden toegevoegd:
- "Ik heb mensen ingeschakeld om jullie te pakken en ik vind hem wel, vanavond
om 23.00 uur staan ze voor je huis" en
- "De volgende keer als hij naast je ligt, ligt hij dood naast je en jij
erbij. Jullie komen niet van mij af. Ik laat jullie opzoeken" en
- "Het is oorlog" en
- "Ik weet hem te vinden, hij gaat eraan, ik verlies nooit",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2.
op tijdstippen in de periode van 08 november 2010 tot en met 08 januari 2011 te Amersfoort, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex levensgezellin [slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer],te dwingen iets te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft/is hij aldaar in genoemde periode:
- die [slachtoffer] meermalen per dag sms-berichten
toegestuurd en opgebeld en
- die [slachtoffer] opgezocht bij haar woning en
- daarbij in de nachtelijke uren op een slaapkamerraam van de woning van
die [slachtoffer] gebonsd en
- die [slachtoffer] nadat zij de deur had opengedaan weggeduwd en
daarna haar woning binnengegaan.
4.
op 26 december 2010 te Amersfoort, opzettelijk mishandelend
[slachtoffer] tegen/op haar lip gestompt en/of geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd en bedreiging met zware mishandeling;
feit 2: belaging;
feit 4: mishandeling.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Omtrent de persoon van verdachte is door drs. U.M. Kröger, klinisch psycholoog, een rapport d.d. 29 maart 2011 opgemaakt. In dit rapport wordt beschreven dat verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van lage verstandelijke capaciteiten. Daarmee samenhangend is er sprake van persoonlijkheidsproblematiek, in de vorm van gebrekkige impulscontrole, krenkbaarheid en beperkt empathisch vermogen, naast een sterke afhankelijkheid van extern aangeboden structuur en partner. De gebrekkige ontwikkeling beperkt de gedragsmogelijkheden en het functioneren op relationeel gebied. Tevens heeft deze beperking mede geleid tot misbruik van alcohol en cocaïne. Van deze gebrekkige ontwikkeling was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde. Door deze deskundige wordt de rechtbank in overweging gegeven verdachte te beschouwen als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank neemt deze conclusie van de deskundige over en zal verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een werkstraf voor de duur van 120 dagen subsidiair 60 dagen hechtenis;
- een gevangenisstraf voor de duur van 103 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden -kort gezegd-: reclasseringstoezicht, behandeling bij De Waag, onthouden van het gebruik van drugs/alcohol en het meewerken aan urinecontroles. De tijd doorgebracht in voorarrest dient in mindering te worden gebracht op het onvoorwaardelijke deel van deze gevangenisstraf.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft bepleit verdachte integraal vrij te spreken van de vier ten laste gelegde feiten. In het geval de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt van één of meerdere feiten dient er volgens de raadsvrouwe uitdrukkelijk rekening gehouden te worden met de conclusies en adviezen van de psycholoog. De raadsvrouwe heeft verzocht om een lagere werkstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich allereerst schuldig gemaakt aan een bedreiging van [slachtoffer], zijnde op dat moment zijn vriendin, door met een mes snijdende bewegingen te maken boven haar middelvinger. Na beëindiging van zijn relatie met [slachtoffer] heeft hij haar en [slachtoffer 2], waarvan verdachte het vermoeden had dat dit haar nieuwe partner was, meermalen woordelijk bedreigd. Ook heeft verdachte [slachtoffer] stelselmatig lastig gevallen en haar mishandeld. Verdachte heeft zich op verschillende manieren aan haar opgedrongen, ondanks het feit dat zij hem duidelijk had gemaakt en liet blijken hier niet van gediend te zijn. Verdachte had daar echter geen boodschap aan en zocht - al dan niet via vriendinnen van aangeefster - tot tientallen keren per dag telefonisch contact met haar.
Verdachte heeft door zijn handelwijze een forse inbreuk gemaakt op de privacy en integriteit van beide slachtoffers. Zijn handelen heeft grote invloed gehad op het dagelijks leven en functioneren van het slachtoffer [slachtoffer]. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk. Bij slachtoffers van dergelijke feiten kunnen nog lange tijd de psychische gevolgen merkbaar zijn. Verdachte heeft er nauwelijks blijk van gegeven enig inzicht te hebben in het laakbare van zijn handelen en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers. Verdachte lijkt veeleer zijn misdrijven te bagatelliseren. De rechtbank acht het ook bijzonder kwalijk dat enkele bedreigingen en mishandelingen ook in het bijzijn van de jonge kinderen zijn gebeurd.
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 maart 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor zogenaamd relationeel geweld. Zo is verdachte door de politierechter d.d. 13 maart 2009 veroordeeld voor bedreiging en mishandeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en door de politierechter d.d. 19 november 2010 voor een tweetal mishandelingen veroordeeld tot een werkstraf van 140 uren.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Voornoemde deskundige heeft in het rapport gemotiveerd aangegeven dat er bij verdachte sprake is van een verhoogd risico op recidive. Ook is het gevaar groot dat verdachte terugvalt in middelengebruik, hetgeen een extra ontremmende factor vormt en zal leiden tot verdergaand disfunctioneren van verdachte. Verdachte dient volgens de deskundige een behandeling te ondergaan bij een ambulant centrum voor forensische psychiatrie. Verdachte heeft in het verleden proefverlofvoorwaarden geschonden en is tijdens het proefverlof teruggevallen in middelengebruik en delicten. De ambulante behandeling moet volgens de deskundige ook nu als bijzondere voorwaarde worden opgelegd bij een (deels) voorwaardelijke straf. Daarbij dient er specifiek aandacht te worden besteed aan het middelengebruik, onder meer door hem gedurende een langere periode deel te laten nemen aan urinecontroles en door voortzetting van toezicht en begeleiding door de reclassering Centrum Maliebaan. De wenselijkheid van het gebruik van medicatie ter ondersteuning van abstinentie van alcohol- en cocaïnegebruik dient eveneens onderzocht te worden.
Door reclasseringswerker dhr. C. Uithoven is in een kort verslag d.d. 14 april 2010 weergegeven dat verdachte de afspraken die omtrent de schorsing van de voorlopige hechtenis gemaakt zijn, is nagekomen. Verdachte heeft inmiddels gesprekken bij De Waag en gaat binnenkort de leefstijltraining bij Centrum Maliebaan volgen. Ook heeft verdachte meegewerkt aan de urinecontroles. De reclassering acht het van belang dat betrokkene deze weg blijft volgen totdat de behandelaars anders aangeven. De reclassering is zeer genegen om dit proces in de gaten te houden middels het zogenaamde reclasseringstoezicht.
De rechtbank is van oordeel dat het met het oog op het recidiverisico van groot belang is dat verdachte zich zal houden aan de in de beslissing genoemde voorwaarden. Verdachte heeft ter terechtzitting van 14 april 2011 verklaard de noodzaak van een behandeling en de voorwaarden in te zien en gemotiveerd te zijn om hieraan mee te werken.
De rechtbank acht alles overwegende een voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke werkstraf passend en geboden. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zullen de in de beslissing genoemde bijzondere voorwaarden gekoppeld worden. Deze voorwaardelijke gevangenisstraf dient tevens als stevige stok achter de deur om herhaling van strafbare feiten in de toekomst te voorkomen.
7 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 13 maart 2009 (en waarvan de proeftijd met een jaar is verlengd bij vonnis van 19 november 2010) ten uitvoer zal worden gelegd. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd om deze gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis.
De verdediging heeft verzocht om de proeftijd behorende bij deze voorwaardelijke veroordeling met één jaar te verlengen, dan wel de gevangenisstraf om te zetten in een werkstraf in het geval de vordering geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
De rechtbank zal verdachte, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, evenwel in de gelegenheid stellen om in plaats van 1 maand gevangenisstraf een werkstraf te verrichten voor de duur van 60 uren en bevelen dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 22c, 22d, 57, 63, 285, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 3 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd en bedreiging met zware mishandeling;
feit 2: belaging;
feit 4: mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich (ambulant) zal laten behandelen bij De Waag te Amersfoort, zolang de leiding aldaar dat in overleg met de reclassering wenselijk acht;
* dat verdachte zich zal onthouden van cocaïnegebruik;
* dat verdachte zal meewerken aan de urinecontroles (ten behoeve van cocaïnegebruik) bij de verslavingszorg van Centrum Maliebaan;
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering en dat hij zich gedurende bepaalde perioden zal melden bij Centrum Maliebaan, zo frequent als Reclassering Centrum Maliebaan dat nodig acht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 80 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 13 maart 2009 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/601174-08 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met aftrek;
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf zal worden vervangen door een werkstraf van 60 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in de zaak met parketnummer 16/601174-08 in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Voorlopige hechtenis
- Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop het onderhavige vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, mrs. P. Bender en A. van Maanen rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 april 2011.
Mr. P. Bender is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.