De rechtbank overweegt hieromtrent dat verdachte ten stelligste ontkent dat hij het wasrek naar aangeefster heeft gegooid. Bovendien heeft aangeefster [slachtoffer] ook geen duidelijke verklaring gegeven over de door verdachte gepleegde handelingen. Zij liep naar beneden, zo verklaart zij, hoorde dat de badkamerdeur geopend werd en voelde een klap op haar hoofd. Dat het wasrek opzettelijk op haar hoofd werd gegooid is naar het oordeel van de rechtbank een conclusie die aangeefster zelf trekt, maar in deze omstandigheden niet door haar zelf kan zijn waargenomen. Evenmin is uit het dossier af te leiden dat aangeefster tijdens dat incident zou zijn geslagen of gestompt door verdachte.
4.3.2 Met betrekking tot feit 1
4.3.2.1 Het verhoor van aangeefster [slachtoffer]
Op 8 januari 2011 heeft aangeefster [slachtoffer] tegenover de politie verklaard dat zij vanaf 1998 tot 2010 een relatie heeft gehad met verdachte en dat er gedurende deze relatie meerdere incidenten hebben plaatsgevonden. Zo heeft zij verklaard dat zij begin oktober 2010 in hun woning, aan de [adres] te Amersfoort, tijdens het eten, woorden kreeg met verdachte. Aangeefster had niet het idee dat zij kon doordringen bij verdachte en stak haar middelvinger naar hem op. Hierop zag aangeefster dat verdachte naar haar toeliep, met in zijn hand een vleesmes. Ze voelde dat verdachte haar middelvinger pakte en hoorde hem zeggen: “Jij je middelvinger opsteken naar mij, ik zal hem er even afsnijden” of woorden van gelijke strekking. Ze zag daarbij dat hij het mes naar haar vinger bracht.
Op 21 december 2010 kwam verdachte er volgens aangeefster achter dat zij een andere man (de rechtbank begrijpt [slachtoffer 2]) had leren kennen. Verdachte kon hier volgens aangeefster niet goed mee omgaan en bedreigde hen vervolgens een aantal malen.
Op 31 december 2010 werd aangeefster, toen zij zich bevond in laatstgenoemde woning ,gebeld door verdachte. Zij hoorde verdachte toen onder meer zeggen: “Ik heb mensen ingeschakeld om jullie te pakken en ik vind hem wel, vanavond om 23.30 uur staan ze voor het huis.” Op 8 januari 2011 werd zij in voornoemde woning wederom door verdachte gebeld. Zij vertelde toen, uit irritatie dat verdachte haar steeds belde,, dat haar nieuwe vriendje naast haar lag. Hierop hoorde zij verdachte onder meer schreeuwen: “De volgende keer dat hij naast je ligt ligt hij dood naast je en jij erbij. Jullie komen niet van mij af. Ik laat jullie opzoeken.” Nadat aangeefster had opgehangen ontving zij van verdachte een smsje met de tekst: “Het is oorlog”. Toen ze enigszins rustiger was geworden heeft aangeefster verdachte gebeld en zij hoorde verdachte toen schreeuwen: “Ik weet hem te vinden, hij gaat eraan, ik verlies nooit”.
4.3.2.2 Het verhoor van aangever [slachtoffer 2]
Op 9 januari 2011 heeft [slachtoffer 2] tegenover de politie verklaard dat [slachtoffer] hem had verteld dat verdachte hem dood zou maken. Zo had hij van [slachtoffer] gehoord dat verdachte had gezegd: “Ik maak [slachtoffer 2] kapot, je denkt toch niet dat ik zo gek ben om hem zelf te pakken. Ik heb voorwaardelijk, ik heb een paar Marokkanen ingehuurd om [slachtoffer 2] te pakken.” Ook had deze aangever met eigen ogen gelezen dat verdachte [slachtoffer] voor van alles en nog wat uitmaakte.
4.3.2.3 Het verhoor van [getuige 3]
[getuige 3] heeft op 14 januari 2011 tegenover de politie verklaard dat zij op oudjaarsdag 2010 door aangeefster een aantal malen werd gebeld. Aangeefster was radeloos, huilde en vertelde dat verdachte haar bedreigd had. Verdachte had tegen aangeefster gezegd dat zij maar om zich heen moest blijven kijken, want ze zou gepakt worden. Verdachte had aangeefster ook gezegd dat hij [A] al had ingeschakeld. Aangeefster was hierdoor helemaal in paniek, aldus [getuige 3].
4.3.2.4 Het verhoor van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer] haar middelvinger naar hem opstak, dat hij haar pols heeft beetgepakt en dat hij vervolgens een snijbeweging met een mes boven haar vinger heeft gemaakt. Volgens verdachte was hij op dat moment wel kwaad, maar had aangeefster op dat moment geen enkele angst en was het volkomen duidelijk dat hij haar vinger niet daadwerkelijk zou afsnijden. Met betrekking tot de overige voornoemde bedreigingen heeft verdachte verklaard dat hij dergelijke bedreigingen heeft geuit en dat de bedoeling hiervan was dat [slachtoffer 2] met de staart tussen zijn benen zou vertrekken.
4.3.2.5 Overwegingen van de rechtbank wat betreft feit 1
De rechtbank acht gelet op het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit.