ECLI:NL:RBUTR:2011:BV6663
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Herroeping van voorwaardelijke invrijheidstelling wegens niet-nakoming van bijzondere voorwaarden
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 27 oktober 2011 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1986 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was op 8 september 2009 door de meervoudige strafkamer van de rechtbank veroordeeld tot een onherroepelijke vrijheidsstraf van 30 maanden. De voorwaardelijke invrijheidstelling was verleend op 2 december 2010, onder de voorwaarde dat de veroordeelde zich zou houden aan bepaalde bijzondere voorwaarden, waaronder deelname aan een ARVA-training en meldplicht bij Reclassering Nederland.
De rechtbank heeft op 13 oktober 2011 de behandeling van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gehouden. De veroordeelde was niet verschenen, ondanks een deugdelijke oproep. Uit een rapport van Reclassering Nederland bleek dat de veroordeelde herhaaldelijk niet was verschenen bij de ARVA-training en de meldplicht, ondanks een officiële waarschuwing. De reclassering concludeerde dat de veroordeelde zijn verantwoordelijkheid niet nam en dat er geen mogelijkheden meer waren om het toezicht voort te zetten.
De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde zich niet had gehouden aan de bijzondere voorwaarden van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Gelet op de gang van zaken en het advies van Reclassering Nederland, was de rechtbank van mening dat er termen waren om de vordering van de officier van justitie toe te wijzen. De rechtbank besloot dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer was gelegd, alsnog volledig moest worden ondergaan, met een duur van 300 dagen, met aftrek van het aantal dagen dat reeds ten uitvoer was gelegd. De beslissing werd genomen op basis van de artikelen 15g, 15i en 15j van het Wetboek van Strafrecht.