ECLI:NL:RBUTR:2011:BV6345

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
26 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600227-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 26 september 2011, is de verdachte veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 6 maart 2011, waarbij de verdachte zijn echtgenote, zwagers en kinderen bedreigde met een mes in hun woning. De aangeefster, de echtgenote van de verdachte, verklaarde dat de verdachte, na thuiskomst, met een mes in zijn hand naar haar zwager liep en dreigende woorden uitsprak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn slachtoffers bang heeft gemaakt, en dat de kinderen ook getuige waren van deze bedreiging. De rechtbank achtte de bedreiging ernstig, vooral gezien de aanwezigheid van de kinderen en het gebruik van een mes.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en de zwagers als bewijs gebruikt, evenals de verklaringen van de kinderen van de verdachte. De officier van justitie stelde dat er geen sprake was van een noodweersituatie, wat door de rechtbank werd bevestigd. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, maar de bedreiging met het mes werd wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, die eerder voor een soortgelijk feit was veroordeeld.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, wordt in mindering gebracht op de gevangenisstraf. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar, waarbij de rechtbank de ernst van het feit en de omstandigheden rondom de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600227-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 september 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1965] te [geboorteplaats]
wonende te ([postcode]) [woonplaats], [adres].
Raadsman mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 6 juni 2011 en 12 september 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
meerdere personen (zijn echtgenote, twee zwagers en zijn kinderen) zowel woordelijk als met een mes heeft bedreigd.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit ten aanzien van [aangeefster], [broer 1 aangeefster] en [broer 2 aangeefster]. Verdachte heeft het mes aan hen getoond/voorgehouden en daarbij dreigende woorden geuit. De officier van justitie heeft dit onder andere onderbouwd door te verwijzen naar de aangifte, de verklaring van dochter [kind 1], de verklaringen van de zwagers van verdachte, de 112 meldingen en de processen-verbaal van bevindingen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Er is volgens de raadsman voldoende wettig bewijs, echter onvoldoende overtuiging dat verdachte het hem tenlastegelegde ook daadwerkelijk heeft begaan. Het gaat hier om een incident in de relatiesfeer, wat behoedzaam tegemoet getreden dient te worden, aldus de raadsman. In dit verband heeft de raadsman gewezen op de verklaring van verdachte, die stelt een mes gepakt te hebben om te zeggen ‘kom niet in mijn buurt’. Er was geen sprake van een serieuze bedreiging. Tevens heeft de raadsman in dit verband betoogd dat de zwagers achter verdachte aan zaten, en niet andersom. Verdachte liep achteruit en was kennelijk niet van plan iets te doen.
Primair heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Subsidiair acht de raadsman aannemelijk dat sprake is van een noodweer situatie, hetgeen een ontslag van alle rechtsvervolging tot gevolg dient te hebben.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 De bewijsmiddelen
Op 6 maart 2011 bevond aangeefster [aangeefster], echtgenote van verdachte, zich in haar woning aan de [adres] in [woonplaats]. Aangeefster had visite van haar broers [broer 1 aangeefster] en [broer 2 aangeefster]. Daarnaast waren haar drie kinderen, [kind 1], [kind 2] en [kind 3], in de woning aanwezig. Omstreeks 18.10 uur kwam verdachte thuis. Aangeefster verklaart dat zij hoorde dat verdachte zei dat [broer 2 aangeefster] het huis uit moest. Aangeefster hoorde dat [broer 2 aangeefster] dit niet wilde. Zij zag dat verdachte naar de keuken liep en met een keukenmes in zijn rechterhand terug kwam lopen. Zij zag dat verdachte naar [broer 2 aangeefster] toe liep. Zij hoorde dat verdachte tegen [broer 2 aangeefster] schreeuwde: “ik maak je dood”. Aangeefster wilde voorkomen dat [broer 2 aangeefster] werd gestoken en zij is tussen verdachte en [broer 2 aangeefster] in gaan staan. Zij hoorde dat verdachte ook tegen haar schreeuwde: “ik maak je dood”. Aangeefster is erg geschrokken en voelt zich heel erg bedreigd.
Blijkens een proces-verbaal van bevindingen is [broer 1 aangeefster], de zwager van verdachte, op 18 april 2011 telefonisch gehoord. [broer 1 aangeefster] heeft verklaard dat hij op 6 maart 2011 samen met zijn broer [broer 2 aangeefster] naar de woning van zijn zus [aangeefster] is gegaan. Op een gegeven moment kwam verdachte thuis. Bij het zien van [broer 2 aangeefster] werd verdachte erg boos. [broer 1 aangeefster] zag dat verdachte een mes pakte en daarmee [broer 2 aangeefster] en [aangeefster] bedreigde. [broer 1 aangeefster] zag dat verdachte met het mes richtend op hem voor hem stond. Hij zag dat verdachte het mes steeds van richting veranderde en in de richting van [aangeefster] en [broer 2 aangeefster] hield. Tijdens het richten hoorde [broer 1 aangeefster] verdachte zeggen: “Ik maak jullie dood”.
De verbalisant die ter plaatse kwam relateert dat hij/zij twee dochters en een zoon van verdachte aantreft, waaronder een meisje met een mes in handen.
Het meisje zegt dat zij zag dat haar vader het mes in handen had, dat zij zei dat hij het neer moest leggen en dat hij zei”ik steek jullie allemaal neer”.
De jongen vertelt dat hij zag dat zijn vader boos was, dat deze naar de keuken liep en een mes pakte en dat hij iedereen met het mes bedreigde.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 6 maart 2011 thuis kwam en dat toen zijn broers met zijn echtgenote in de woonkamer zaten. Hij is toen naar de keuken gelopen en heeft daar een mes gepakt en dit voor zijn borst gehouden.
4.3.2 Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit – gelet op voornoemde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen. Er ligt een duidelijke aangifte, die wordt ondersteund door de verklaring van [broer 1 aangeefster]. Daarbij komt dat ook kinderen van verdachte bij de politie verklaren dat zij verdachte hebben gezien met een mes in zijn hand en verdachte ook hebben horen dreigen. De kinderen hebben de situatie als bedreigend ervaren.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte stekende bewegingen heeft gemaakt met het mes en/of dat verdachte zijn dochter [kind 1] en zijn zoon [kind 3] heeft bedreigd heeft. Verdachte moet hiervan derhalve worden vrijgesproken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 6 maart 2011 te [woonplaats] (zijn echtgenote) [aangeefster] en [broer 1 aangeefster] en [broer 2 aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk (be)dreigend met een mes, toegelopen naar / afgekomen op en heeft dat mes zichtbaar getoond / voorgehouden aan die S., Y. en [broer 2 aangeefster] en (daarbij) voornoemde [aangeefster] en die [broer 1 aangeefster] en [broer 2 aangeefster] dreigend de woorden toegevoegd:
“Ik maak je dood” en “Ik steek jullie allemaal neer”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
De raadsman heeft subsidiair een beroep gedaan op noodweer.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is geweest van een noodweersituatie.
De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer. Uit de hiervoor aangehaalde verklaringen volgt dat het verdachte was die boos werd toen hij zijn zwagers thuis aantrof en dat verdachte vervolgens een mes heeft gepakt om zijn zwagers weg te jagen. Behalve mogelijk uit de verklaring van verdachte zelf, kan uit geen van de getuigenverklaringen worden afgeleid dat op enig moment sprake is geweest van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding jegens verdachte. Verdachte wordt in de getuigenverklaringen juist aangewezen als de agressor. Zowel verdachtes dochter [kind 1] als verdachtes zwager [broer 2 aangeefster] hebben tijdens het incident 112 gebeld, reden om aan te nemen dat zij zich bedreigd hebben gevoeld. [kind 1] heeft voorts bij de rechter-commissaris verklaard dat zij geen situatie zag waartegen haar vader zich moest verdedigen.
Ook uit de verklaring van verdachte ter zitting volgt dat zijn opzet gericht was om zijn zwagers uit zijn huis te krijgen en niet omdat verdachte zichzelf wilde verdedigen. De enkele opmerking van de advocaat dat verdachte niet wist wat zijn zwagers in zijn broekzak hadden, doet hier niet aan af.
Gelet op het voorgaande was van een noodweersituatie geen sprake.
Het bewezen verklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de strafmaat bepleit om een gevangenisstraf op te leggen voor de duur gelijk aan het voorarrest.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Bewezen is verklaard dat verdachte zijn echtgenote en zijn zwagers heeft bedreigd met een mes en daarbij dreigende woorden heeft toegevoegd. Hiermee heeft verdachte zijn slachtoffers bang gemaakt, maar ook zijn kinderen zijn hierbij aanwezig geweest. De rechtbank acht dit een zeer ernstig feit.
Uit de inhoud van een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 21 juli 2011 blijkt dat verdachte op 13 augustus 2004 door deze rechtbank is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Aan verdachte is toen een voorwaardelijke geldboete opgelegd van 300 euro met een proeftijd van 2 jaren.
Door reclasseringswerker mw. A. Balfoort is namens de Reclassering Nederland
d.d. 25 april 2011 omtrent verdachte een reclasseringsadvies opgemaakt. Uit dit
advies blijkt dat er problemen zijn geconstateerd op onder andere de leefgebieden denkpatronen/gedrag en vaardigheden, relatie met partner, gezins- en familieleden en opleiding/werk en leren en dat begeleiding om die reden geïndiceerd is.
De rechtbank acht, gelet op de ernst van het feit, het strafblad van verdachte en het rapport van de reclassering, de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de gevangenisstraf;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf 1 maand niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
- Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Voorlopige hechtenis
Heft op het - reeds geschorste – bevel tot bewaring.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Bruna, voorzitter, mrs. M.J. Grapperhaus en S. Wijna, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 september 2011.