Sector handel en kanton
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 288556 / HA ZA 10-1375
Vonnis van 14 december 2011
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. O. Diemel te Leusden,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EPST B.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. P.A. de Koningh te Maarssen.
Partijen zullen hierna [eiser] en EPST genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 september 2011;
- het proces-verbaal van comparitie van 12 januari 2011;
- de akte van de zijde van EPST met producties 6 tot en met 8;
- de akte van de zijde van [eiser] met producties 15 tot en met 18;
- de antwoordakte van de zijde van EPST.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. EPST verzorgt kort gezegd (onder meer) pilotenopleidingen. Zij biedt daartoe twee verschillende opleidingen aan, te weten
a. het EPST First Officer Programma, destijds in samenwerking met vliegschool DanFly;
b. het EPST EuroPilot Programma, in samenwerking met Oxford Aviation Academy (OAA) in Engeland.
2.2. Op de website van EPST wordt met betrekking tot de financiering van de opleiding(en) het volgende vermeld:
“Geen financiële risico’s door uniek Garantiefonds EPST
• Het Garantiefonds dekt opleidingskosten, inclusief huisvesting, alsmede ook de rente en verzekeringskosten indien men faalt in de opleiding.”
• “100% financiering voor geselecteerde kandidaten via ABN AMRO (geen eigen geld nodig).
• Het Garantiefonds dekt de opleidings- en baanrisico’s. Geen borg van ouders of student vereist.”
“Speciaal voor het EUROPILOT Programma is door EPST een financieringsarrangement met de ABN AMRO ontwikkeld. Onze unieke financieringsregeling maakt het hele EUROPLIOT-traject onder normale omstandigheden (bijv. geen BKR-registratie) toegankelijk voor alle geselecteerde kandidaten.
Ongeacht de financiele positie van de kandidaat of van de ouders!
Dit doel wordt bereikt met de unieke regeling die ABN AMRO met EPST heeft uitgewerkt. Deze regeling beschermt de student en zijn familie tegen eventuele financiële risico’s.”
“Belangrijkste punten van het financieringsarrangement:
(…)
Garantiefonds dekt opleiding/baanrisico’s en meer (zie menu Garantiefonds)”
en onder het menu Garantiefonds:
“Wat dekt het Garantiefonds EPST Opleidingen?
1. Alle opleidingskosten en huisvestingskosten alsmede rente en verzekeringen bij falen in de opleiding onder de voorwaarden zoals hieronder vermeld;
(…)
Bij falen in de opleiding:
Het Garantiefonds van EPST vergoedt de volledige opleidingskosten, inclusief huisvesting en maaltijdvergoeding alsmede de rente en verzekeringen, voor studenten die buiten de eigen schuld falen in de opleiding en daardoor uit de opleiding verwijderd worden (uiteraard nadat eerst getracht is om gezamenlijk het probleem op te lossen)
(…)
Het financiële risico van het EPST-traject wordt derhalve volledig door het Garantiefonds gedekt.
Uitzondering op betaling van het Garantiefonds -en dus de verantwoordelijkheid van de student- is grove nalatigheid (zoals diefstal) en het vrijwillig verlaten van de opleiding en eigen schuld. De borg (het Garantiefonds) zal ook het bedrag terugvorderen (regres recht toepassen) van de student indien er niet voldoende inzet is om het EPST niveau te halen of vast te houden.”
2.3. Het Garantiefonds is een stichting die is opgericht met als doel om als borg te functioneren voor de ABN AMRO Bank N.V. (hierna: ABN AMRO). Indien een student in de opleiding faalt, heeft ABN AMRO de mogelijkheid om het Garantiefonds aan te spreken. ABN AMRO en het Garantiefonds hebben te dien aanzien een raamovereenkomst gesloten.
2.4. Medio 2007 heeft [eiser] met EPST een overeenkomst gesloten met betrekking tot de opleiding First Officer Program in Denemarken bij DanFly (hierna te noemen: de FOP- overeenkomst). Voorafgaand aan het sluiten van deze overeenkomst heeft [eiser] een zogenaamd Application form ingevuld, in welk kader tussen partijen een zogenaamde Selectieovereenkomst is gesloten. Artikel 1 van deze Selectieovereenkomst luidt als volgt:
“Het First Officer Application Form is naar waarheid ingevuld. Indien later blijkt dat het formulier niet naar waarheid is ingevuld kan de toegang tot het First Officer-programma worden geweigerd en indien reeds gestart met dit programma, kan verwijdering van het programma plaatsvinden zonder terugbetaling van de geïnvesteerde bedragen.”
Op het Application form heeft [eiser] ingevuld dat hij van 1987 tot 1991 de opleiding Havo/VWO heeft gevolgd zonder diploma. Daaronder staat volgens [eiser] ingevuld dat hij van 1991 tot 1992 Mavo heeft gedaan; EPST meent dat er Havo staat in plaats van Mavo. In het vakje erachter staat omcirkeld dat deze opleiding met een diploma is afgerond en dat in de vakken “Eng-Hist-wi-nat-econ-ned” examen is gedaan. Verder staat onder ‘ADDITIONAL COURSES AND QUALIFICATIONS’ ingevuld: “wis-niveau A certificaat Havo”.
2.5. In artikel B.2 van de FOP-overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
“If the student is not able to achieve or to maintain the EPST standard training results (namely: in theoretical training, flying training or in professional behaviour), the Student will be removed from training and the EPST contingency fund will refund, without any further liability to the Student, all training fees that the Student has paid to EPST to the date of removal, with the exception of any additional training fees, such as for additional training or second or subsequent examination attempts. EPST will not make any refund if the Student is removed from training for gross misconduct; during any period of suspension (…); if the reason for removal is because of payment is overdue (…); if the Student is judged by EPST not to have diligently applied him or herself to the required study; or from any course (…) against which the student is advised and expected to insure (…), even if the Student has not taken out such insurance.”
2.6. Omdat het Garantiefonds geen dekking bood ingeval van het volgen van het First Officer Program heeft EPST zélf een garantie afgegeven, zodat ABN AMRO toch wilde financieren. Deze garantie luidt voorzover van belang als volgt:
“(…) This is to confirm that EPST b.v., a company registered in The Netherlands under Chamber of Commerce number 30144529, will act as guarantor in the case of training failure for its EPST First Officer program students.
As such, EPST b.v., represented by its Manager Director Mr. [A} commits to repay the training fees paid to EPST of the following EPST student:
The repayment of the paid training fees will take place in the case the above mentioned student will be removed from training due to lack of ability to obtain or maintain the EPST training standards. This is also confirmed in the students training agreement. (…)”
2.7. Bij brief van 18 juli 2008 heeft EPST aan [eiser] bericht dat zij, gelet op de (financiële) omstandigheden van DanFly, niet zal starten met nieuwe opleidingen bij DanFly. EPST heeft in voornoemde brief een aantal voorstellen gedaan aan [eiser] waaronder het voorstel tot het volgen van de opleiding EuroPilot Program in Oxford. [eiser] is met dat voorstel akkoord gegaan.
2.8. In het kader van voornoemde wijziging van opleiding heeft EPST aan [eiser] een nieuwe overeenkomst aangeboden (hierna: de EuroPilot-overeenkomst). Deze overeenkomst is door partijen tijdens een voorlichtingsbijeenkomst op 26 augustus 2008 getekend. In deze overeenkomst is voorzover van belang bepaald:
“B. KOSTEN EN BETALING
(…):
3. Bij voortijdige beëindiging van de opleiding (…) zal OAT een additioneel administratief bedrag van GBP 10.000 in rekening brengen, boven de werkelijk gemaakte kosten.
4. De door EPST in samenwerking met ABN-AMRO opgezette Garantiefonds zal niet tot uitkering overgaan indien Student verwijderd wordt wegens wangedrag of zelfstandig (uit eigen beweging zonder dat dit door slechte resultaten van EPST uit wordt verzocht) de opleiding verlaat.”
D. BEEINDIGING EN/OF WIJZIGING VAN DIT CONTRACT
(…)
4. (…)
Indien Student niettegenstaande inspanningen van EPST en de trainers, het vereiste vaardigheidsniveau (…) niet haalt of kan handhaven –zie hiervoor para C- zal EPST deze overeenkomst met onmiddellijke ingang kunnen beëindigen.”
E. ALGEMENE VOORWAARDEN
(…)
4. Waar beëindiging van het contract wordt beslist om één van de redenen zoals vermeld in para D (…), zal Student slechts aansprakelijk zijn voor de volgende uitgaven:
(I) EPST kosten van het Europilot programma tot aan de datum van beëindiging van de opleiding;
(II) Administratiekosten die EPST redelijkerwijs voor de Student heeft moeten maken om te kunnen deelnemen aan het Europilot programma en die verband houden met de beëindiging ervan.”
G. OVERIGE BEPALINGEN
(…)
9. De door de Student getekende Selectie Overeenkomst zijn samen met deze overeenkomst en bijbehorende bijlagen uitdrukkelijk de enige overeenkomsten tussen Student en EPST. Alle voorgaande eventuele mondelinge en/of schriftelijke aangegane overeenkomsten en/of publicaties zoals de EPST website en andere publicaties vervallen hierbij.”
In bijlage E behorende bij de EuroPilot-overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen: “(…) EPST has trained successfully over 150 fast track pilots in the last eight years. It is our experience that poor ground test and exam results are almost always a result of lack of a self discipline and motivation to study and revise sufficiently hard to achieve the required standard. (…) In all such cases EPST will consider a failure to reach the required standard (theoretical exam results or lack of professional behaviour) the responsibility of the student. Therefore the cost of theoretical training can be reclaimed from Student. (…)”
2.9. Op 20 oktober 2008 is [eiser] in Oxford begonnen met de opleiding tot verkeersvlieger. Teneinde deze opleiding te financieren heeft [eiser] een lening afgesloten bij ABN AMRO, waarbij het Garantiefonds zich borg heeft gesteld.
2.10. Gedurende de opleiding is gebleken dat [eiser] niet aan de door EPST gestelde minimale eisen van de theorievakken kon voldoen. Na een eerste waarschuwing op 2 december 2008 (warning notice) en een Final Warning op 24 februari 2009, heeft EPST de opleiding van [eiser] bij brief van 26 maart 2009 beëindigd wegens het niet behalen van de vereiste resultaten.
2.11. EPST heeft [eiser] in april 2009 in verband met het beëindigen van de opleiding een bedrag van EUR 30.479,30 in rekening gebracht, welk bedrag EPST uit het door haar van ABN AMRO ontvangen voorschot aan zichzelf heeft uitgekeerd. Het bedrag is als volgt opgebouwd:
Garantiefonds EUR 4.500,--
Tickets EUR 200,--
Overhead EPST EUR 1.000,--
Oxford boete EUR 13.000,--
Oxford kosten EUR 11.779,30
2.12. Na het beëindigen van de opleiding bedroeg de schuld van [eiser] aan ABN AMRO circa EUR 45.000,--. Het verschil tussen dit bedrag en het aan EPST betaalde bedrag van EUR 30.479,30 ziet op rente, verzekeringspremies en afsluitprovisie.
2.13. EPST heeft ABN AMRO geadviseerd het Garantiefonds voor het bedrag van
EUR 30.479,30 aan te spreken. Het Garantiefonds heeft de claim echter afgewezen.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, EPST te veroordelen om aan [eiser], tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen:
primair
A) EUR 45.320,70, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
4 maart 2010, althans van de dag der dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening;
subsidiair
B) EUR 29.279,30, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
4 maart 2010, althans van de dag der dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening;
zowel primair als subsidiair
C) buitengerechtelijke kosten van EUR 1.788,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening;
althans een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag of bedragen,
met veroordeling van EPST in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van dit vonnis en eveneens vermeerderd met de nakosten voor een bedrag van EUR 131,00 dan wel, indien betekening plaatsvindt, van
EUR 199,00.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiser] legt aan zijn primaire vordering ten grondslag dat EPST heeft toegezegd, althans het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat hij bij het falen in de opleiding geen kosten verschuldigd zou zijn. [eiser] verwijst daartoe naar de in het kader van de FOP-overeenkomst door EPST afgegeven garantie (r.o. 2.6.), naar de uitingen op de website van EPST (r.o. 2.2.), alsmede naar artikel B2 van de FOP-overeenkomst (r.o. 2.5.).
Door zich niet aan de gedane toezeggingen en gemaakte afspraken te houden, is er sprake van een toerekenbare tekortkoming zijdens EPST in haar verplichtingen jegens [eiser]. EPST heeft verwachtingen gewekt waarop [eiser] gerechtvaardigd mocht vertrouwen. EPST heeft als professionele partij onzorgvuldig jegens [eiser] gehandeld. Door nu niet conform toezeggingen te handelen, is EPST aansprakelijk voor de schade die [eiser] door het handelen van EPST heeft geleden. [eiser], zo stelt hij, behoefde niet te verwachten dat de tweede overeenkomst op wezenlijke punten zou afwijken van de eerste overeenkomst. EPST heeft [eiser] er ook niet op gewezen dat de tweede overeenkomst op andere punten dan de opleidingslocatie was gewijzigd. Daarbij komt dat [eiser] de EuroPilot-overeenkomst pas tijdens het vertrekgesprek van 26 augustus 2008 overhandigd heeft gekregen en deze nog tijdens diezelfde bijeenkomst diende te tekenen zonder dat er ruimte was om het contract rustig te bestuderen. [eiser] heeft niet opgemerkt dat de EuroPilot-overeenkomst niet een aan artikel B2 van de FOP-overeenkomst gelijkluidend artikel bevatte. [eiser] verkeerde in de veronderstelling dat de opleidingslocatie de enige wijziging betrof en dat de EuroPilot-overeenkomst voor het overige gelijkluidend was aan de FOP-overeenkomst, aldus - nog steeds - [eiser].
[eiser] beroept zich voorts op dwaling, stellende dat EPST belangrijke informatie, namelijk de wijzigingen in de EuroPilot-overeenkomst ten opzichte van de FOP-overeenkomst, heeft verzwegen. Bij een juiste voorlichting stelt [eiser] de overeenkomst niet of onder andere voorwaarden te hebben gesloten.
Ten slotte stelt [eiser] dat EPST is tekortgeschoten in haar verplichtingen doordat EPST - kort gezegd - hem niet goed heeft begeleid toen bleek dat hij beneden het vereiste vaardigheidsniveau presteerde en dat EPST ook om die reden schadeplichtig is jegens haar.
Voor het geval de rechtbank zou oordelen dat weliswaar sprake is van een garantie in de hierboven bedoelde zin maar dat niettemin kosten verschuldigd zijn vanwege eigen schuld van [eiser], vordert [eiser] subsidiair betaling van EUR 29.279,30 stellende - samengevat - dat dit bedrag niet ziet op daadwerkelijke kosten van de opleiding en om die reden niet verschuldigd is.
4.2. EPST voert als verweer dat [eiser], nu hij het vereiste vaardigheidsniveau niet heeft behaald, op grond van het bepaalde in artikel E4 van de EuroPilot-overeenkomst de door EPST gemaakte kosten van het Europilot programma zelf dient te dragen. De garantie d.d. 25 juli 2007 (r.o. 2.6.) ziet, zoals uit deze garantie zelf blijkt, uitsluitend op de FOP-opleiding. Bovendien is in artikel G 9 van de EuroPilot-overeenkomst erop gewezen dat alle eerdere overeenkomsten en/of regelingen waren vervallen door het ondertekenen van de EuroPilot-overeenkomst. Dat geldt dus ook voor artikel B2 van de FOP-overeenkomst, aldus EPST. De uitleg die EPST aan de EuroPilot-overeenkomst geeft, komt er in wezen op neer dat artikel B.4 gaat over de vraag onder welke voorwaarden het Garantiefonds niet uitkeert aan ABN AMRO Bank (wangedrag of wanneer de student de opleiding uit eigener beweging verlaat), terwijl bijlage E gaat over de vraag onder welke voorwaarden het Garantiefonds, in geval van uitkering aan ABN AMRO Bank, regres zal (of kan) nemen op de student (“eigen schuld” van de student, waaronder steeds dient te worden verstaan de situatie waarin de student niet voldoet aan de EPST-eisen wat betreft de “School Finals” en de JAA-examens en of hij of zij zich onprofessioneel gedraagt).
EPST wijst er voorts op dat de EuroPilot-overeenkomst een geheel andere opleiding is, zoals blijkt uit de website en is toegelicht tijdens diverse bijeenkomsten. [eiser] mocht er dus niet vanuit gaan dat de enige wijziging ten opzichte van de FOP-overeenkomst de opleidingslocatie was. Bovendien, zo voert EPST aan, is [eiser] door de bank tijdens onder meer een voorlichtingsbijeenkomst uitgebreid geïnformeerd over alle inns en outs (en details) van de financieringsregeling en de garantieregeling.
Ten slotte heeft EPST aangevoerd dat [eiser] het Application form niet naar waarheid heeft ingevuld (omdat hij heeft ingevuld een Havo diploma te hebben terwijl dit niet het geval is). Vanwege deze onjuiste mededeling heeft [eiser] gelet op het bepaalde in artikel 1 van de Selectieovereenkomst geen recht op terugbetaling van kosten, aldus EPST. Subsidiair stelt EPST dat zij gelet op deze onjuiste inlichting, die mondeling door [eiser] is herhaald, heeft gedwaald. Als EPST zou hebben geweten dat [eiser] slechts een Mavo diploma had, zou zij, zo stelt zij, [eiser] überhaupt niet hebben geselecteerd voor een van haar vliegopleidingen.
4.3. De rechtbank stelt vast dat [eiser] de door EPST voorgestane uitleg van de EuroPilot-overeenkomst niet heeft weersproken. Weliswaar heeft [eiser] met een verwijzing naar artikel B4 van de EuroPilot-overeenkomst gesuggereerd dat deze overeenkomst niet duidelijk is, maar hij heeft niet betwist dat de EuroPilot-overeenkomst op zichzelf geen grondslag biedt voor terugvordering van de opleidingskosten. De rechtbank komt derhalve niet toe aan de vraag of er ook een andere - in het voordeel van [eiser] zijnde - uitleg mogelijk is en gaat uit van de door EPST aan de EuroPilot-overeenkomst gegeven uitleg, inhoudende dat het Garantiefonds, in geval van uitkering aan ABN AMRO (hetgeen overigens om de rechtbank onduidelijke redenen niet is gebeurd), regres zal (kunnen) nemen op de student indien deze faalt in de opleiding. Kortom, aan [eiser] is onder de EuroPilot-overeenkomst niet gegarandeerd dat bij falen in de opleiding terugbetaling van de opleidingskosten zou plaatsvinden.
Nu een contractuele verplichting aan de zijde van EPST tot terugbetaling van de opleidingskosten ontbreekt (de FOP-overeenkomst, die wel een verwijzing naar een garantie bevatte, is vervangen door de EuroPilot-overeenkomst en de door EPST verstrekte garantie d.d. 25 juli 2007 omschreven in r.o. 2.6. was verstrekt in het kader van de FOP-overeenkomst), kan EPST ook niet zijn tekortgeschoten in de nakoming hiervan.
4.4. De stelling van [eiser] dat EPST hem niet goed heeft begeleid, toen bleek dat hij beneden het vereiste vaardigheidsniveau presteerde, leidt evenmin tot de conclusie dat EPST gewanpresteerd heeft jegens [eiser]. In het licht van de gemotiveerde betwisting van EPST heeft [eiser] deze stelling onvoldoende onderbouwd. Bovendien heeft [eiser] niet aannemelijk gemaakt dat hij bij een andere begeleiding de opleiding wel zou hebben voltooid.
4.5. De - subsidiaire - stelling van [eiser], dat voor de zes maanden dat hij in Oxford de opleiding heeft genoten geen bedrag van EUR 11.779,30 is verschuldigd, is onvoldoende onderbouwd. Voorts staat in artikel B3 van de EuroPilot-overeenkomst duidelijk vermeld dat in geval van voortijdige beëindiging van de opleiding Oxford een boete van GBP 10.000,- is verschuldigd. Ten slotte staat weliswaar nergens vermeld dat een bedrag van EUR 4.500,- ten behoeve van het garantiefonds is verschuldigd, maar de aard van de ‘garantie’, in feite een soort verzekering, brengt met zich dat hiervoor kosten in rekening worden gebracht (verzekeringspremie). Een bedrag van EUR 4.500,-- komt de rechtbank niet onredelijk voor. Het inhouden van de hierboven genoemde bedragen op het door de ABN AMRO verstrekte garantie levert dan ook geen schending van enige contractuele verplichting van EPST jegens [eiser] op.
4.6. De rechtbank komt thans toe aan de beoordeling van de stelling van [eiser] dat EPST als professionele partij onzorgvuldig jegens [eiser] heeft gehandeld. [eiser] heeft, in dit verband relevant, gesteld dat hij niet behoefde te verwachten dat de tweede overeenkomst op wezenlijke punten zou afwijken van de eerste overeenkomst, alsmede dat EPST hem er niet op heeft gewezen dat de tweede overeenkomst op andere punten dan de opleidingslocatie was gewijzigd.
De rechtbank begrijpt deze stellingen aldus dat [eiser] zich op het standpunt stelt dat EPST haar zorgplicht heeft geschonden door hem er bij het aangaan van de EuroPilot-overeenkomst niet op te wijzen dat onder de EuroPilot-overeenkomst, anders dan bij de FOP-overeenkomst, geen garantie gold voor terugbetaling van de opleidingskosten ingeval van falen in de opleiding. Met [eiser] is de rechtbank het eens dat op EPST de verplichting rustte om [eiser] vóór het afsluiten van de overeenkomst uitdrukkelijk en in niet mis te verstane bewoordingen erop te wijzen dat hij onder de EuroPilot-overeenkomst geen aanspraak zou kunnen maken op terugbetaling van de opleidingskosten ingeval van falen in de opleiding. De rechtbank acht daartoe redengevend dat deze garantie wel gold onder de FOP-overeenkomst, terwijl ook de uitlatingen op de website hierop wijzen. Aan een bewijsopdracht aan [eiser] dat EPST, hetgeen door haar wordt betwist, vorenbedoelde verplichting heeft geschonden, komt de rechtbank evenwel niet toe, indien het verweer van EPST, dat [eiser] haar onjuist heeft voorgelicht omtrent zijn opleiding (en de daaraan verbonden rechtsgevolgen) gegrond wordt bevonden. Dit verweer zal thans worden besproken.
4.7. Met [eiser] is de rechtbank van oordeel dat op het formulier slechts valt te lezen dat [eiser] een Mavo diploma heeft behaald. Weliswaar is de handgeschreven tekst op het formulier letterlijk als Mavo zowel als Havo te lezen, maar de rechtbank neemt in aanmerking dat [eiser] op het formulier heeft ingevuld dat hij bezig was een certificaat voor wiskunde op Havo-niveau te behalen (‘wi’ in het rijtje ‘Eng-Hist-wi-nat-econ-ned’ (zie 2.4)). Dit is onlogisch wanneer [eiser] al een Havo-diploma met wiskunde als eindexamenvak zou hebben. EPST had hieruit kunnen en moeten afleiden dat er ‘Mavo’ en niet ‘Havo’ staat. Op grond van het hiervoor overwogene faalt het beroep op artikel 1 van de Selectieovereenkomst (nog daargelaten dat deze overeenkomst ziet op de FOP-opleiding en niet op de EuroPilot-opleiding) respectievelijk dient de dwaling voor rekening en risico te komen van EPST. Indien echter komt vast te staan dat [eiser] vervolgens in een persoonlijk gesprek heeft gezegd dat hij over een Havo-diploma beschikt, staat daarmee vast dat [eiser] een onjuiste inlichting heeft verstrekt als bedoeld in artikel 6:228 lid 1 sub a BW.
De overeenkomst is in dat geval vernietigbaar, mits komt vast te staan dat EPST, als zij had geweten dat [eiser] niet over een Havo-diploma maar over een Mavo-diploma beschikte, de EuroPilot-overeenkomst niet of onder andere voorwaarden zou hebben gesloten.
Nu [eiser] dit alles gemotiveerd heeft betwist, zal EPST, als de partij die zich op de rechtsgevolgen van deze stellingen beroept (de rechtbank verstaat het beroep op dwaling als een beroep op vernietiging wegens dwaling), worden opgedragen te bewijzen (1) dat [eiser] in een persoonlijk gesprek tegen EPST heeft gezegd dat hij over een Havo-diploma beschikt en (2) dat EPST, als zij had geweten dat [eiser] niet over een Havo-diploma maar over een Mavo-diploma beschikte, de EuroPilot-overeenkomst niet of onder andere voorwaarden zou hebben gesloten. Indien EPST in het haar opgedragen bewijs slaagt, zal de vordering van [eiser] worden afgewezen. EPST heeft in dat geval terecht de vernietiging van de overeenkomst ingeroepen. Nu de door EPST aangeboden diensten inmiddels zijn geleverd, kunnen deze niet meer ongedaan worden gemaakt en ontstaat, in geval het dwalingsberoep van EPST wordt gehonoreerd, voor [eiser] een verplichting tot betaling van de waarde van deze diensten, welke de rechtbank vaststelt op de door [eiser] betaalde kosten.
4.8. Slaagt EPST niet in het haar opgedragen bewijs, dan zal [eiser] opgedragen worden te bewijzen dat EPST bij het aangaan van de EuroPilot-overeenkomst hem er niet op heeft gewezen dat onder deze overeenkomst geen garantie voor terugbetaling van de opleidingskosten ingeval van falen in de opleiding gold.
Indien [eiser] erin slaagt dit bewijs te leveren, dan staat daarmee vast dat EPST onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] en gehouden is de dientengevolge door hem geleden schade te vergoeden. [eiser] heeft onweersproken gesteld dat hij zonder de garantie niet met de opleiding zou zijn begonnen, zodat de schade gelijkgesteld kan worden met de betaalde opleidingskosten.
4.9. Om proceseconomische redenen zullen de getuigen, die worden opgeroepen te verklaren ten aanzien van de onder 4.7. aan EPST verstrekte bewijsopdracht, tevens worden bevraagd over de onder 4.8. genoemde, voorwaardelijke bewijsopdracht aan [eiser]. Ook staat het partijen vrij om in (tegen)verhoor getuigen voor te brengen die uitsluitend over laatstbedoelde voorwaardelijke bewijsopdracht kunnen verklaren, mits de partij die hiertoe besluit, de andere partij en de rechtbank hierover tijdig (niet later dan een week voor de zitting) inlicht.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. draagt Epst op te bewijzen (1) dat [eiser] in een persoonlijk gesprek tegen EPST heeft gezegd dat hij over een Havo-diploma beschikt en (2) dat EPST, als zij had geweten dat [eiser] niet over een Havo-diploma maar over een Mavo-diploma beschikte, de EuroPilot-overeenkomst niet of onder andere voorwaarden zou hebben gesloten,
5.2. bepaalt dat, indien Epst het bewijs door getuigen wil leveren, het getuigenverhoor aan de zijde van Epst zal plaatsvin¬den op de terechtzitting van de daartoe tot rechter-commissaris benoemde mr. G.A. Bos in het gerechtsgebouw te Utrecht aan Vrouwe Justitiaplein 1 op woensdag 25 januari 2012 van 9:00 tot 13:00 uur,
5.3. bepaalt dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank ter attentie van de roladministratie van de sector civiel - om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van de verhinderdata van alle partijen in de drie maanden volgend op genoemde datum,
5.4. bepaalt dat Epst, indien zij het bewijs niet door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en / of door een ander bewijsmiddel, zij dit binnen twee weken na de datum van deze uitspraak schriftelijk aan de rechtbank ter attentie van de roladministratie van de sector civiel - en aan de wederpartij moet opgeven,
5.5. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.6. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Bos, mr. J.W. Frieling en mr. Y. Sneevliet en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2011.