ECLI:NL:RBUTR:2011:BV2188
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor poging tot woninginbraak en heling met gevangenisstraf en werkstraf
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 17 november 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1992, die zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan een poging tot inbraak in een woning. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 3 november 2011, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging betrof een poging tot inbraak in een woning in Vleuten op 2 juni 2011. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om te oordelen. De officier van justitie achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot inbraak, terwijl de verdediging betoogde dat de verklaring van een anonieme getuige niet als bewijs mocht worden gebruikt.
De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de verklaring van de anonieme getuige, die goed zicht had op de achtertuin van de woning, wel degelijk voor het bewijs kon worden gebruikt. De rechtbank achtte het feit bewezen dat de verdachte op 2 juni 2011 samen met een ander heeft geprobeerd in te breken in de woning, waarbij zij gebruik maakten van breekvoorwerpen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten.
De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 80 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 30 uren. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar als de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, verzocht zij om een beperkte straf. De rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf op van 80 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en een werkstraf van 60 uren. Tevens verklaarde de rechtbank de in beslag genomen zwarte handschoenen verbeurd. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals met de persoon van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten.