ECLI:NL:RBUTR:2011:BV2159
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling minderjarige voor voorbereidingshandelingen tot woninginbraak en opzetheling
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 18 november 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 1994. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen tot een woninginbraak en opzetheling van een geldbedrag van € 1.000,-. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 4 november 2011, waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: het medeplegen van een inbraak in een woning met een valse sleutel en het opzettelijk verwerven van een door misdrijf verkregen geldbedrag.
De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, onder andere op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende proces-verbaal van bevindingen. De verdediging voerde aan dat er sprake was van vrijwillige terugtred, maar dit verweer werd verworpen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank legde een werkstraf op van 80 uren, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie, en een schadevergoedingsmaatregel van € 1.000,- aan de benadeelde partij. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoonlijke ontwikkeling van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de feiten een hogere straf rechtvaardigden, de positieve proceshouding van de verdachte en zijn ontwikkeling voldoende aanleiding gaven om met een werkstraf te volstaan.