ECLI:NL:RBUTR:2011:BV1650

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
23 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/513747-11; 16/513901-11 (gev.) [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van jeugddetentie na inbraak in huisartsenpraktijk

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 23 december 2011, stond de verdachte terecht voor inbraak in een huisartsenpraktijk en een school. De rechtbank oordeelde dat het misdrijf, gepleegd op 8 maart 2011, niet van zodanige ernst was dat het opleggen van een Gedragsmaatregel (GBM) gerechtvaardigd was. De verdachte, bijgestaan door raadsvrouwe mr. S.M.J. van de Ven, werd vrijgesproken van de inbraak in de school, maar schuldig bevonden aan de inbraak in de huisartsenpraktijk. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 77 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg. De rechtbank oordeelde dat de schade van € 1.470,73 aan de benadeelde partij, Huisartsenpraktijk Vogelhoed, voldoende aannemelijk was gemaakt en kende deze schade toe. De rechtbank besloot dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk was, en dat deze vordering bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend. De uitspraak benadrukte de noodzaak van begeleiding voor de verdachte, gezien zijn eerdere betrokkenheid bij vermogenscriminaliteit en de impact van zijn daden op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/513747-11; 16/513901-11 (gev.) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 december 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1994] te [geboorteplaats]
wonende aan de [adres], [woonplaats]
raadsvrouwe mr. S.M.J. van de Ven, advocaat te Amersfoort
1 Onderzoek van de zaak
Overeenkomstig artikel 495 van het Wetboek van Strafvordering heeft de kinderrechter de zaak naar de meervoudige kamer verwezen.
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 9 december 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De zaken onder voormelde parketnummers zijn gevoegd.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. In de tenlastelegging onder parketnummer 16/513901-11 is genoemd Huisartsenpraktijk Vogelh. De rechtbank begrijpt uit de stukken dat bedoeld is Huisartsenpraktijk Vogelhoed. De rechtbank heeft de tenlastelegging op dit punt verbeterd gelezen. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander heeft ingebroken in een school en een huisartsenpraktijk.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde inbraak in een school. De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander heeft ingebroken in een huisartsenpraktijk.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten en heeft daartoe aangevoerd dat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Vrijspraak
Parketnummer 16/513747-11:
Met de officier van justitie en de raadsvrouwe is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor bewezenverklaring van het aan verdachte onder parketnummer 16/513747-11 ten laste gelegde feit, zodat de rechtbank verdachte van dit feit zal vrijspreken.
4.3.2 Bewijsoverweging
Parketnummer 16/513901-11:
Op 8 maart 2011 omstreeks 21.15 uur hoort [getuige] een harde klap gevolgd door glasgerinkel. [getuige] kijkt daarop richting de huisartsenpraktijk gevestigd aan de Wiekslag te Amersfoort en ziet twee mannen tegenover de praktijk staan. Één van hen staat tegenover het grotere raam en is bezig met glas. De andere man staat iets verder tegenover de kleinere raampjes. [getuige] belt in een woning de politie. Weer buiten op de galerij ziet [getuige] dat de tweede man een voorwerp uit één van de kleinere raampjes haalt.
Naar aanleiding van een melding op 8 maart 2011 omstreeks 21.25 uur stellen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op de Wiekslag 90 te Amersfoort een onderzoek in. In het voorbijgaan van de steeg die loopt van de Van Randwijcklaan naar een parkeerplaats aan de Wiekslag waaraan een apotheek is gevestigd, ziet verbalisant [verbalisant 1] twee schimmen door de steeg lopen. Omstreeks 21.35 uur, ongeveer vijftien seconden na het passeren van de voormelde steeg, arriveren de verbalisanten op de voormelde parkeerplaats. De verbalisanten zien dan twee mannen uit de richting van de naastgelegen huisartsenpost lopen. De verbalisanten zien op de parkeerplaats noch in de nabije omgeving andere personen. De verbalisanten spreken de twee mannen aan en houden hen staande. De beide mannen zijn kortademig en maken een geschrokken indruk. Één van de mannen blijkt [medeverdachte] te zijn. Aan de onderzijde van zijn schoenen zijn glassplinters aangetroffen. De andere man rent weg.
Door [aangever] is namens Huisartsenpraktijk Vogelh (de rechtbank begrijpt: Huisartsenpraktijk Vogelhoed) aangifte gedaan van inbraak gepleegd op 8 maart 2011 tussen 19.00 uur en 21.20 uur. [aangever] verklaart dat één van de kleine raampjes van spreekkamer I is vernield en vermoedt dat men het raam heeft vernield om zodoende via de ontstane opening van buitenaf iets te kunnen pakken van het achtergelegen bureau. Uit deze spreekkamer is een notebook weggenomen van het merk Apple I-mac. Tevens zijn het grote raam van spreekkamer II en het achtergelegen rolluik vernield.
[verbalisant 2] herkent de op een briefingsite afgebeelde jongen, welke door verbalisant [verbalisant 3] voor honderd procent is herkend als [verdachte] , aan het gezicht als zijnde de jongen die hij op 8 maart 2011 samen met [medeverdachte] staande had gehouden en die tijdens de staandehouding wegrende.
De rechtbank is, gezien het korte tijdsverloop tussen het plegen van het feit en het moment waarop en de omstandigheden waaronder verdachte en de medeverdachte in de nabijheid van de huisartsenpraktijk zijn aangetroffen, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dat hij op de avond van 8 maart 2011 bij de huisartsenpost is geweest, daar het rolluik naar achteren heeft geduwd en naar binnen heeft gekeken , het aantreffen van glassplinters onder zijn schoenen en de hierboven genoemde verklaring van getuige [getuige], van oordeel dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals hierna is vermeld.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
parketnummer 16/513901-11:
Primair
op 08 maart 2011 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pand (huisartsenpraktijk, gelegen aan de Wiekslag 90A) heeft weggenomen een I-mac Notebook toebehorende aan Huisartsenpraktijk Vogelhoed, waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door één of meer ruiten en rolluiken van dat pand in te gooien en/of te forceren.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft oplegging van de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige (nader GBM) voor de duur van één jaar, ingevuld door MST, ITB-plus en begeleiding van NPT, gevorderd, subsidiair vier maanden vervangende jeugddetentie met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft aangevoerd dat verdachte lange tijd in voorarrest heeft doorgebracht, dat verdachte aansluitend gedurende drieënhalve maand in een gesloten jeugdzorginstelling heeft verbleven en dat verdachte en zijn ouders in het kader van de ondertoezichtstelling reeds aan MST en NPT dienen mee te werken. De raadsvrouwe is van mening dat oplegging van een straf niets toevoegt. Subsidiair heeft de raadsvrouwe verzocht om oplegging van een voorwaardelijke GBM.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
De officier van justitie heeft oplegging van de GBM, ingevuld door MST, ITB-plus en begeleiding van NPT, gevorderd. De rechtbank zal allereerst nagaan of aan de wettelijke vereisten is voldaan en deze GBM dus opgelegd zou kunnen worden. In artikel 77w van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat de GBM slechts kan worden opgelegd indien onder meer de ernst van het begane misdrijf of de veelvuldigheid van de begane misdrijven of voorafgegane veroordelingen wegens misdrijf hiertoe aanleiding geven. Verdachte zal worden veroordeeld wegens een inbraak in een huisartsenpraktijk. Een dergelijk feit is overlastgevend en veroorzaakt onveiligheidsgevoelens, maar is naar het oordeel van de rechtbank niet van zodanige ernst dat dit enkele feit aanleiding geeft tot het opleggen van een ingrijpende maatregel als de GBM. De voorafgaande veroordelingen van verdachte wegens misdrijven rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank evenmin oplegging van de GBM. Het betreft immers een veroordeling door de meervoudige strafkamer van
30 november 2010 wegens heling meermalen gepleegd en een veroordeling door de kinderrechter van 31 mei 2011, dus nà het feit waar verdachte thans voor wordt veroordeeld, ter zake van medeplegen van bedreiging meermalen gepleegd. Onder deze omstandigheden komt de rechtbank tot de conclusie dat niet is voldaan aan één van de wettelijke vereisten voor oplegging van de GBM en zal dus niet overgaan tot het opleggen van een GBM.
De rechtbank komt vervolgens op de vraag wat een passende straf is. Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een inbraak in Huisartsenpraktijk Vogelhoed. Dit is een vervelend feit dat naast ergernis en onnodig tijdsbeslag gevoelens van onveiligheid bij de medewerkers van de huisartsenpraktijk heeft veroorzaakt.
Eveneens houdt de rechtbank rekening met de persoon van de verdachte.
Zoals hierboven reeds overwogen is verdachte in korte tijd meerdere malen in verband met vermogenscriminaliteit met politie en justitie in aanraking gekomen. Eerdere gedragsinterventies lijken geen invloed gehad te hebben. Verdachte heeft van 19 augustus 2011 tot 3 december 2011 behandeling ondergaan in het kader van de gesloten jeugdzorg. Uit de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van 1 december 2011 en het rapport van Bureau Jeugdzorg van 1 december 2011 is naar voren gekomen dat verdachte strakke begeleiding aansluitend aan deze behandeling nodig heeft om zijn leven zodanig vorm te geven dat de kans op herhaling wordt verminderd en dat ontwikkeling van verdachte door strakke begeleiding gunstig wordt bevorderd. De door de officier van justitie voorgestelde invulling van de GBM bestaande uit MST, ITB-plus en NPT is naar het oordeel van de rechtbank daarvoor de juiste interventie.
Ter zitting is gebleken dat verdachte en zijn ouders op zeer korte termijn een intake bij MST zullen hebben. Verdachte heeft het ITB-plus plan reeds ondertekend en de eerste contacten met NPT heeft hij al gelegd. Ten aanzien van de MST en de NPT heeft de raadsvrouwe van verdachte aangegeven dat verdachte en zijn ouders in het kader van de ondertoezichtstelling aan deze interventies dienen mee te werken. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de ondertoezichtstelling het juiste kader is voor deze maatregelen.
In het kader van deze strafzaak zal de rechtbank daarom een jeugddetentie opleggen voor de duur van 77 dagen waarvan 30 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan deze voorwaardelijke jeugddetentie zal de rechtbank de maatregel hulp en steun verbinden, waarvan de eerste zes maanden in de vorm van ITB-plus.
7 De benadeelde partij
7.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij Maatschap Vogelhoed (huisartsenpraktijk) toe te wijzen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft primair afwijzing van de vordering van de benadeelde partij verzocht.
Subsidiair heeft de raadsvrouwe naar voren gebracht dat het opgevoerde bedrag van € 100,-- ter zake van zonwering niet is onderbouwd.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De heer [aangever], gemachtigde van de benadeelde Maatschap Vogelhoed (huisartsenpraktijk), vordert een schadevergoeding van € 1.570,73 ter zake van materiële schade als gevolg van het onder parketnummer 16/513901-11 ten laste gelegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1.470,73 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de rechtbank de vordering tot dat bedrag hoofdelijk zal toewijzen.
Voor wat betreft het gevorderde bedrag van € 100,-- ter zake van zonwering levert de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank merkt daartoe op dat dit bedrag op geen enkele wijze door de benadeelde partij is onderbouwd, dat er in het dossier geen aanknopingspunten zijn dat die schade is geleden en indien die schade geleden zou zijn dan is niet duidelijk op welke wijze die schade is ontstaan. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom ten aanzien van dit bedrag niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering en bepalen dat de benadeelde partij haar vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 16/513747-11 tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde onder parketnummer 16/513901-11 bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het hierboven onder 5.1 genoemde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 77 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd in het kader van de maatregel hulp en steun moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg Utrecht, waarvan de eerste zes maanden in de vorm van ITB-plus;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Maatschap Vogelhoed (huisartsenpraktijk) van € 1.470,73 ter zake van materiële schade;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer Maatschap Vogelhoed (huisartsenpraktijk), € 1.470,73 te betalen, bij niet-betaling te vervangen door 24 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.A. van Kalveen, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. M.A.A.T. Engbers en mr. D.A.C. Koster, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van der Landen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 december 2011.