ECLI:NL:RBUTR:2011:BU7163

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
15 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/440736-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in strafzaak wegens gebruik van valse identiteitsbewijzen en hennepteelt

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 15 september 2011, stond de verdachte terecht op beschuldiging van meerdere feiten, waaronder het gebruik van valse identiteitsbewijzen en het kweken van hennep. De tenlastelegging omvatte in totaal dertien feiten, variërend van het gebruik van niet op naam gestelde reisdocumenten tot diefstal van elektriciteit en het manipuleren van elektrische installaties. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van twaalf maanden, gebaseerd op herkenningen van de verdachte door verschillende getuigen en verbalisanten.

De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten vast te stellen. De raadsvrouw betoogde dat, hoewel de identiteitsbewijzen vals waren, niet onomstotelijk kon worden vastgesteld dat de verdachte de persoon op de foto's was. De rechtbank concludeerde dat de herkenningen, noch op zichzelf, noch in onderlinge samenhang, konden leiden tot wettig en overtuigend bewijs van de betrokkenheid van de verdachte. Er waren geen aanknopingspunten in het dossier die de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten konden bevestigen.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, omdat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat hij de persoon was die op de valse identiteitsbewijzen stond afgebeeld. De rechtbank oordeelde dat de herkenningen door de verbalisanten niet toetsbaar waren, omdat zij niet specificeerden waarop hun bevindingen waren gebaseerd. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de feiten had begaan.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/440736-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 september 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
raadsvrouw mr. M.L. Plas.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 1 september 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 1 september 2007 tot en met 10 september 2007in Amersfoort gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument bij verhuurmakelaar Rots Vast;
feit 2: in de periode van 18 oktober 2007 tot en met 22 november 2007 zich in Hoogland schuldig heeft gemaakt aan het kweken van hennep, dan wel hennep aanwezig heeft gehad;
feit 3: in de periode van 18 oktober 2007 tot en met 22 november 2007in Hoogland diefstal van elektriciteit heeft gepleegd door middel van braak;
feit 4: in de periode van 18 oktober 2007 tot en met 22 november 2007 in Hoogland een elektrische installatie heeft gemanipuleerd, waardoor er gevaar voor goederen en/of levensgevaar te duchten was;
feit 5:in de periode van 1 november 2008 tot en met 24 november 2008 in Groningen gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument bij makelaarskantoor [makelaarskaantoor];
feit 6: in de periode van 15 april 2009 tot en met 17 juni 2009 zich in Groningen schuldig heeft gemaakt aan het kweken van hennep, dan wel hennep aanwezig heeft gehad;
feit 7: in de periode van 15 april 2009 tot en met 17 juni 2009 in Groningen diefstal van elektriciteit heeft gepleegd door middel van braak;
feit 8: in de periode van 15 april 2009 tot en met 17 juni 2009 in Groningen een elektrische installatie heeft gemanipuleerd, waardoor er gevaar voor goederen en/of levensgevaar te duchten was;
feit 9: in de periode van 29 april 2009 tot en met 1 juni 2009 in Groningengebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument bij verhuurmakelaar Rots Vast, dan wel de heer [A];
feit 10: in de periode van 24 juni 2009 tot en met 26 augustus 2009 zich in Groningen schuldig heeft gemaakt aan het kweken van hennep, dan wel hennep aanwezig heeft gehad;
feit 11: in de periode van 24 juni 2009 tot en met 26 augustus 2009 in Groningen diefstal van elektriciteit heeft gepleegd door middel van braak;
feit 12: in de periode van 24 juni 2009 tot en met 26 augustus 2009 in Groningen een elektrische installatie heeft gemanipuleerd, waardoor er gevaar voor goederen en/of levensgevaar te duchten was;
feit 13: in de periode van 14 september 2006 tot en met 8 december 2009 in Utrecht in het bezit was van valse reisdocumenten.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij voornamelijk op de herkenning van verdachte door wijkagent [verbalisant], de gezichtsvergelijking uitgevoerd door de vreemdelingenpolitie, de verklaringen van de diverse (verhuur)makelaars en de aangiftes met bijlagen door de energiebedrijven.
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van alle feiten. De raadsvrouw betoogt hiertoe dat weliswaar is bewezen dat de vier aangetroffen identiteitsbewijzen vals zijn, maar dat niet onomstotelijk vast is komen te staan dat verdachte de persoon is die op de foto’s van voornoemde valse identiteitsbewijzen staat. De raadsvrouw stelt dat verdachte er weliswaar op lijkt, maar dat dit enkele feit niet voldoende is. De raadsvrouw vervolgt haar betoog door te stellen dat ook de enkele vaststelling van verbalisant [verbalisant] dat hij de persoon op alle vier de identiteitsbewijzen ambtshalve herkent als zijnde verdachte onvoldoende steekhoudend is, nu nergens wordt vermeld waaraan hij verdachte herkent. Gelet op het feit dat verdachte sinds 2002 niet meer veroordeeld is, vraagt de raadsvrouw zich dan ook af waarvan de verbalisant verdachte kent.
Ook het proces-verbaal opgesteld door de vreemdelingenpolitie naar aanleiding van het onderzoek betreffende de gezichtsvergelijking laat veel te wensen over. Er wordt vermeld dat de verdachte dezelfde persoon is als de persoon afgebeeld op de aangeboden documenten, echter wederom wordt niet duidelijk waarop de verbalisanten dit baseren en ook de bijlagen waarnaar ter onderbouwing van de conclusie door de verbalisanten wordt verwezen creëren hieromtrent geen duidelijkheid..
Het feit dat de documenten zijn gevonden ergens in het flatgebouw waar verdachte ook woont, zegt volgens de raadsvrouw niets. Het betreft hier een appartementencomplex met honderden woningen en nog meer bewoners.
Bovendien heeft de buurvrouw van verdachte, die de spullen heeft gevonden en naar de politie heeft gebracht, haar eigen buurman niet herkend op de foto’s.
Hieruit volgt volgens de raadsvrouw dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte in het bezit was van de valse identiteitsbewijzen dan wel dat hij van valse identiteitsbewijzen gebruik heeft gemaakt door deze te tonen aan (verhuur)makelaars. Ook niet bewezen kan worden dat verdachte vervolgens panden te Hoogland en Groningen heeft gehuurd en in deze panden hennepplanten heeft gekweekt, dan wel dat hij daar hennepplanten aanwezig heeft gehad. Voorts kan evenmin bewezen worden dat verdachte ten behoeve van voornoemde hennepkwekerijen energie heeft gestolen en elektriciteitswerken heeft gemanipuleerd op een dusdanige wijze dat gevaar te duchten was voor de woningen of belendende woningen dan wel levensgevaar te duchten was voor de in voornoemde woningen of belendende woningen mogelijk aanwezige personen.
De raadsvrouw stelt dat de verhuurmakelaars van voornoemde panden allen hebben verklaard dat de persoon op de foto van het ten aanzien van hen gebruikte identiteitsbewijs ten name van [B], de persoon was die de panden heeft bezichtigd en uiteindelijk heeft gehuurd. Daaruit blijkt echter niet dat verdachte de persoon was met wie zij zaken hebben gedaan.
De raadsvrouw betoogt voorts dat er geen enkel (buurt)onderzoek is gedaan om te achterhalen wie de gehuurde woningen bezocht.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en zal hem dan ook van alle feiten vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte de persoon is die op de foto op de vier valse identiteitsbewijzen staat afgebeeld.
Het feit dat een verbalisant verdachte herkent als zijnde de persoon op de foto’s van de identiteitsbewijzen, maar niet verbaliseert waarop hij zijn bevindingen baseert, maakt zijn herkenning voor de rechtbank feitelijk niet toetsbaar. Hetzelfde geldt voor de herkenning van verdachte door de Vreemdelingenpolitie, die evenmin de specifieke punten vermeldt aan de hand waarvan de conclusie wordt getrokken dat de persoon op de foto van de vier identiteitsbewijzen dezelfde is als de persoon die de foto van verdachte voorstelt. De bijlagen waarnaar ter onderbouwing van die herkenning wordt verwezen bevatten evenmin een dergelijke onderbouwing, dan wel de specifieke kenmerken die tot de herkenning hebben geleid.
De rechtbank concludeert dan ook dat bovengenoemde herkenningen noch op zichzelf noch in onderlinge samenhang beschouwd kunnen leiden tot het wettig en overtuigend bewijs van de betrokkenheid van verdachte ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank ziet ook verder geen aanknopingspunten in het dossier voor het vaststellen van de betrokkenheid van verdachte bij voornoemde feiten.
5 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten;
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. D.A.C. Koster en mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Z. Berkouwer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 15 september 2011.