ECLI:NL:RBUTR:2011:BU7163
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in strafzaak wegens gebruik van valse identiteitsbewijzen en hennepteelt
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 15 september 2011, stond de verdachte terecht op beschuldiging van meerdere feiten, waaronder het gebruik van valse identiteitsbewijzen en het kweken van hennep. De tenlastelegging omvatte in totaal dertien feiten, variërend van het gebruik van niet op naam gestelde reisdocumenten tot diefstal van elektriciteit en het manipuleren van elektrische installaties. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van twaalf maanden, gebaseerd op herkenningen van de verdachte door verschillende getuigen en verbalisanten.
De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten vast te stellen. De raadsvrouw betoogde dat, hoewel de identiteitsbewijzen vals waren, niet onomstotelijk kon worden vastgesteld dat de verdachte de persoon op de foto's was. De rechtbank concludeerde dat de herkenningen, noch op zichzelf, noch in onderlinge samenhang, konden leiden tot wettig en overtuigend bewijs van de betrokkenheid van de verdachte. Er waren geen aanknopingspunten in het dossier die de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten konden bevestigen.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, omdat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat hij de persoon was die op de valse identiteitsbewijzen stond afgebeeld. De rechtbank oordeelde dat de herkenningen door de verbalisanten niet toetsbaar waren, omdat zij niet specificeerden waarop hun bevindingen waren gebaseerd. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de feiten had begaan.