parketnummer: 16/600654-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 oktober 2011
[verdachte],
geboren op [1947] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
gedetineerd P.I. Utrecht, locatie Huis van Bewaring Nieuwegein.
raadsvrouw mr. A.M.R. van Ginneken, advocaat te Utrecht.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 6 oktober 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: [aangever 1] door giften heeft bewogen om verdachte seksuele handelingen bij hem te laten te verrichten en om seks met verdachte te hebben, terwijl die jongen ten tijde daarvan nog geen achttien jaar was;
feit 2: meerdere malen seksuele handelingen heeft verricht bij een jongen, terwijl die jongen ten tijde daarvan nog geen zestien jaar was
[aangever 2] door giften heeft bewogen om verdachte seksuele handelingen bij hem te laten te verrichten, terwijl die jongen ten tijde daarvan nog geen achttien jaar was;
feit 3: meerdere malen seks heeft gehad met en seksuele handelingen heeft verricht bij een jongen, terwijl die jongen ten tijde daarvan nog geen zestien jaar was.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 1, 2 eerste alinea en onder 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij op de verklaringen van de drie aangevers, de onderlinge samenhang van deze drie aangiftes en de overige in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
De officier van justitie stelt dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder feit 2 tweede alinea ten laste gelegde.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, verdachte dient derhalve integraal vrijgesproken te worden.
Ten aanzien van het onder feit 2 eerste alinea ten laste gelegde stelt de verdediging dat de betrouwbaarheid van de verklaring van [aangever 2] aangetast wordt, nu [aangever 2] in zijn informatieve gesprek en in zijn verklaringen wisselend verklaart over zijn leeftijd - de ene keer 13/14 jaar (2004) de andere keer 16 jaar (2006) - waarop hij in contact is gekomen met verdachte. Volgens de verklaring van de dochter van verdachte is zij pas intensiever met [aangever 2] omgegaan nadat zij op dezelfde school zaten, een school waar zij pas in september 2005 naar toe is gegaan. Ten aanzien van het onder feit 2 tweede alinea ten laste gelegde verklaart [aangever 2], aldus de verdediging, zelfs tegenstrijdig over hetgeen zich heeft afgespeeld in de periode na zijn vijftiende.
Daarnaast wordt de verklaring van [aangever 2] niet ondersteund door enig ander direct bewijs, nu de getuigen hetgeen zij verklaren niet zelf direct hebben waargenomen, maar van aangever [aangever 2] hebben gehoord. Voorts heeft verdachte een redengevende verklaring voor de inhoud van de door verdachte aan [aangever 2] verzonden sms berichten.
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde stelt de verdediging dat er getwijfeld kan worden aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [aangever 1] nu deze tegenstrijdig heeft verklaard over het al dan niet pijpen van verdachte en wisselend over de leeftijd waarop hij met verdachte in aanraking is gekomen. Daarnaast wordt de verklaring van [aangever 1] niet ondersteund door enig ander direct bewijsmiddel, nu de getuige [getuige] hetgeen zij verklaart niet zelf direct heeft waargenomen, maar van aangever [aangever 1] heeft gehoord. Voorts heeft [aangever 1] tegenover zijn moeder, [betrokkene 1], in eerste instantie ontkend dat er iets was gebeurd tussen hem en verdachte en vervolgens heeft [aangever 1] haar weinig verteld. Verdachte heeft verklaard dat hij seksuele contacten heeft gehad met [aangever 1], maar dat deze pas na het achttiende jaar van [aangever 1] hebben plaatsgevonden.
Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde stelt de verdediging dat de verklaring van [aangever 3] gelijk is aan het verhaal betreffende de verhouding tussen verdachte en een (meerderjarige) jongen uit Leiden, een verhaal dat [aangever 3] van verdachte had vernomen. Voorts is verdachte, nadat hij [aangever 3] de deur had gewezen, geterroriseerd en zijn er de sms berichten die [aangever 3] aan verdachte heeft gestuurd, waarin [aangever 3] aangeeft dat hij tegen betaling seks met verdachte wil. Daarnaast wordt de verklaring van [aangever 3] niet ondersteund door enig ander direct bewijsmiddel.
Ten aanzien van het gebruik van schakelbewijs stelt de verdediging dat hier voorzichtig mee omgesprongen dient te worden nu er mogelijk sprake is geweest van wederzijdse beïnvloeding indien de aangevers, voorafgaand aan hun aangifte, met elkaar contact hebben gehad. Uit het dossier volgt immers dat aangevers met elkaar of via andere personen in het dossier bevriend zijn of elkaar kennen en voorts dat zij wisten dat verdachte biseksueel was. Bij het gebruik van schakelbewijs dient kritisch gekeken te worden naar de betrouwbaarheid van de aangiftes, de specifieke overeenkomsten in die aangiftes en de verankering hiervan in andere bewijsmiddelen. De verdediging wijst hierbij op: een uitspraak van de rechtbank Amsterdam (BN9737); een uitspraak van de rechtbank Dordrecht (BM4994) en een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam (BQ1658). Voorts heeft verdachte een plausibele verklaring gegeven voor de giften die hij aan aangevers heeft gedaan.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
4.3.1. vrijspraak ten aanzien van het onder feit 2 tweede alinea ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 2 tweede alinea ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe dat de verklaring van aangever [aangever 2] niet consistent is over de vraag of er seksuele handelingen vanaf zijn zestiende jaar hebben plaatsgevonden. Aangever verklaart wisselend over zijn leeftijd waarop een en ander zich in de betreffende periode zou hebben afgespeeld en voorts worden door aangever genoemde tijdstippen niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel.
Verdachte dient derhalve van dit deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
4.3.2. betrouwbaarheid verklaringen aangevers
De rechtbank is bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de afzonderlijke verklaringen van de aangevers uitgegaan van de aangiftes die zij hebben gedaan, welke aangiftes een woordelijke weergave van zowel de vraagstelling als van de eigen verklaringen van de aangevers bevatten. Dit in tegenstelling tot de processen-verbaal waarin een samenvatting is gegeven van hetgeen is besproken in de afzonderlijke informatieve gesprekken, die aan deze aangiftes vooraf gegaan zijn.
De rechtbank overweegt dat de aangevers, ieder afzonderlijk, consistent, gedetailleerd en open verklaren over hetgeen hun naar eigen zeggen overkomen is. Aangevers verklaren daarbij ook over hun eigen – niet altijd even positieve – rol en motieven. Aangevers stellen zich zeer kwetsbaar op door zo open te verklaren over hun homoseksuele contacten met een veel oudere man, hetgeen de rechtbank opmerkelijk acht voor jongens van die leeftijd. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de aangevers, mede gelet op hetgeen zij verklaren over hun eigen rol en aandeel, hetgeen tussen hen en verdachte is gebeurd niet chargeren.
De rechtbank begrijpt uit de verklaringen van [aangever 1] dat hij voor zijn zestiende al contact had met verdachte en dat het seksueel contact met verdachte heeft plaatsgevonden vanaf zijn zestiende jaar. Het gegeven dat [aangever 1] vóór zijn zestiende jaar contact had met verdachte wordt overigens niet weersproken door verdachte. Hetzelfde geldt voor aangever [aangever 3], die pas onlangs de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de dochter van verdachte de verklaring van [aangever 2], dat hij op zijn dertiende in contact is gekomen met verdachte, niet uitsluit, te meer nu [aangever 2] aangeeft dat hij een buurjongen van verdachte was.
De consistentie van de verklaring van [aangever 2] dat hij tussen zijn dertiende en zeventiende contact met verdachte heeft gehad, wordt onderstreept door hetgeen hij aan zijn vader, [betrokkene 2] , en aan [betrokkene 3] heeft verteld.
De rechtbank acht de aangiftes van [aangever 1], [aangever 2] en [aangever 3] gelet op het voorgaande betrouwbaar en geloofwaardig.
Het gegeven dat de aangevers – al dan niet in eerste instantie - tegenover familieleden en/of vrienden en kennissen geen volledige openheid van zaken hebben gegeven, is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de jonge leeftijd van aangevers, de onderlinge verhoudingen binnen de familie-/kennissenkring en hun begrijpelijke gevoelens van schaamte, niet ongewoon en doet aan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de aangiftes niet af.
De stelling van de raadsvrouw dat de verklaringen van de aangevers mogelijk wederzijds zijn beïnvloed, indien zij voorafgaand aan hun aangifte met elkaar contact hebben gehad, is op basis van het dossier niet aannemelijk geworden. Daarbij overweegt de rechtbank dat aangevers op heel verschillende wijzen zijn gekomen tot het openbaar maken van wat hun is overkomen, dat hun verklaringen niet rond dezelfde tijd zijn afgelegd en ook niet eenzelfde periode bestrijken.
4.3.3. bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 1, onder 2 eerste alinea en onder 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de navolgende feiten en omstandigheden.
4.3.3.1. feit 2
[aangever 2], geboren op [1990] , heeft - zakelijk weergeven - verklaard dat hij ([aangever 2]) in de periode dat hij in contact kwam met verdachte veel buiten op straat was en wat rondhing vanwege zijn thuissituatie. Er waren thuis problemen en zijn ouders hadden veel ruzie, inmiddels zijn zijn ouders gescheiden. Via jongens op straat leerde hij op zijn dertiende jaar verdachte kennen. Hij deed klusjes bij verdachte. Als hij om shag vroeg dan kreeg hij dat van verdachte. Wanneer hij op vakantie ging kreeg hij van verdachte sigaretten of geld mee. Op enig moment wilde hij een mini-bike waarbij je een telefoonabonnement moest afsluiten. Dit mocht niet van zijn ouders en hij heeft het vervolgens aan verdachte gevraagd. Verdachte heeft toen een telefoonabonnement op zijn naam voor [aangever 2] afgesloten en betaalde dit abonnement. Hij was veertien jaar toen verdachte aan hem vroeg of hij met verdachte naar bed wilde. Hij wilde niet en verdachte bleef volhouden. Verdachte gaf aan dat hij hem ([aangever 2]) wilde pijpen. Verdachte bleef op een dwingende manier doorvragen en gaf aan dat hij hem ([aangever 2]) zoveel gaf en daar niets van hem voor terug kreeg. Het is totaal zo’n twintig keer gebeurd dat verdachte vroeg of hij ([aangever 2]) hem wilde pijpen en dat hij er geen weerstand aan kon bieden. De eerste keer heeft hij zijn broek en onderboek naar beneden gedaan. Verdachte heeft vervolgens zijn stijve piemel in zijn mond genomen. Verdachte pijpte hem en trok hem tegelijkertijd af. Hij kwam klaar in de mond van verdachte. Meestal gebeurde het in de woning van verdachte, in de kamer boven de garage. Hij lag op bed, verdachte pijpte hem en hij kwam altijd klaar in de mond van verdachte.
In het dossier bevindt zich een sms bericht dat verdachte aan [aangever 2] heeft verzonden met de tekst:
“Hoi [aangever 2], hoop dat je dit wilt lezen, wat er allemaal gebeurd is en gezegd is, is heel vervelend, hoop dat we dat kunnen afsluiten? Heb altijd geprobeerd er voor je te zijn en je te helpen, ik maak me zorgen om je en mis je erg! Laat aub wat van je horen – kunnen we een nieuwe start maken? Liefs [verdachte] xxx”
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij voornoemd sms bericht aan [aangever 2] heeft gezonden.
[aangever 1] heeft verklaard dat verdachte hem heeft verteld dat hij (verdachte) [aangever 2] een keer heeft gepijpt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bi-seksueel is en zich aangetrokken voelt tot jong volwassen mannen. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij [aangever 2] kent en op de hoogte was van diens persoonlijke omstandigheden. [aangever 2] kwam bij hem thuis en deed tegen betaling klusjes voor hem. Hij heeft [aangever 2] geld, sigaretten/shag en een telefoonabonnement gegeven waarbij deze een mini-bike kreeg.
Aanvullende bewijsoverwegingen sms bericht
Verdachte heeft verklaard dat hij het sms bericht heeft verzonden uit wroeging ten gevolge van een valse beschuldiging die hij, verdachte, aan het adres van [aangever 2] had gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat de inhoud en strekking van voornoemd sms bericht op meer duidt dan hetgeen verdachte hierover verklaart en derhalve, gelet op de verhoudingen tussen verdachte en aangever, het verschil in leeftijd en de maatschappelijke normen, in hun samenhang en naar hun uiterlijke verschijningsvorm bezien in de gegeven omstandigheden, als strijdig met de sociaal-ethische en maatschappelijk norm valt aan te merken. De inhoud van dit sms bericht wijst naar het oordeel van de rechtbank op een meer intieme relatie met [aangever 2] dan verdachte doet voorkomen en sluit daarmee aan bij hetgeen [aangever 2] daarover heeft verklaard.
4.3.3.2. feit 3
[aangever 3], geboren op [1995] , heeft - zakelijk weergeven - verklaard dat hij ([aangever 3]) op zijn veertiende via een vriend in contact is gekomen met verdachte. Zijn thuissituatie was dusdanig dat hij vaak buiten op straat was. Zijn ouders waren gescheiden, hij had veel ruzie met zijn moeder. Verdachte was vaak aan het klussen en hij had verdachte gevraagd of verdachte wat klusjes voor hem had zodat hij wat bij kon verdienen. Hij vertelde verdachte van zijn thuissituatie. Verdachte was altijd super aardig en gezellig tegen hem. Verdachte kocht elke week een pakje sigaretten voor hem en gaf hem geld als hij dat nodig had. Verdachte had hem eens gevraagd hoe oud hij was en, nadat hij hem zijn geboortedatum had verteld, zei verdachte dat hij op dat moment veertien jaar oud was.
Het eerste seksuele contact tussen hem en verdachte vond plaats toen hij veertien jaar was. In een gesprek over jongens zei verdachte dat verdachte kon zien dat hij ([aangever 3]) het met jongens had gedaan. Toen [aangever 3] dat bevestigde zei verdachte dat “als hij wilde hij maar moest komen en dat ze dan verder zouden zien”. Hij heeft het toen gedaan om te ervaren hoe het was om het met een man te doen. Verdachte heeft hem toen gepijpt en hij heeft verdachte afgetrokken. Na afloop zei hij tegen verdachte dat hij er niets aan vond. Verdachte zei toen dat hij, als hij toch nog wilde, hij bij verdachte kon komen en verdachte hem dan geld zou geven. Hij is toen vaker gegaan om geld te verdienen. Verdachte heeft vaak gevraagd of [aangever 3] seks met verdachte wilde hebben. Als hij aan het klussen was bij verdachte vroeg deze of hij ([aangever 3]) met verdachte naar bed wilde. Als hij zei dat hij niet wilde, bleef verdachte doorvragen en bood hem geld aan. Hij ging voor het geld en had vaker seks met verdachte. Bij het pijpen gingen ze door tot hij ([aangever 3]) klaar kwam in de mond van verdachte. Daarna trok hij verdachte verder af met zijn hand tot hij klaar kwam.
Elke keer als zij seks hadden gehad, betaalde verdachte hem geld. Verder kreeg hij sigaretten van verdachte en ook kreeg hij geld van verdachte als hij dat nodig had.
Het laatste seksuele contact had ongeveer 4 weken geleden plaats (de rechtbank begrijpt dat, gelet op de datum van de aangifte – 29 juni 2011 – dit ongeveer eind mei/begin juni 2011 geweest moet zijn). Hij was verdachte tegengekomen en verdachte had gezegd dat hij altijd bij hem terecht kon, ook wilde verdachte praten over hoe het tussen hen was gegaan en over de seks. Daarna kreeg hij voice-mails van verdachte, waarin verdachte aangaf dat hij hem miste. [aangever 3] had geld nodig en heeft verdachte een sms gestuurd dat hij met verdachte naar bed wilde en daar geld voor wilde hebben. Via de sms antwoordde verdachte “kom maar”. Vervolgens hebben hij en verdachte elkaar gepijpt en heeft hij geld van verdachte gekregen. Het is eenmaal voorgekomen dat hij verdachte in zijn kont heeft geneukt.
Bij het onderzoek van de telefoon van verdachte is in die telefoon een drietal sms berichten aangetroffen, welke door [aangever 3] aan de verdachte zijn gestuurd :
- 20 mei 2011 te 18.22.15 uur:
“Hey kan ik lanks kome wil niet eerst prateen maar eerst lekker pijpen en lekkr geil doen onder de douche of zo of elkaar in s$reen wi er wel geld voor en daarna praten is da goed kom ik nu richting jou xxx”;
- 20 mei 2011 te 18.24.21 uur:
“Oek is goed wil er. Wel geld voor hoeveel”;
- 20 mei 2011 te 18.26.07 uur:
“Oke is goed wel eerst ff roken en ff praten en darana lekkr onder douche of elkaar in smren en dan praaten”.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bi-seksueel is en zich aangetrokken voelt tot jong volwassen mannen. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij [aangever 3] kent en op de hoogte was van diens persoonlijke omstandigheden. [aangever 3] kwam bij hem thuis en deed tegen betaling klusjes voor hem. Hij heeft [aangever 3] geld en sigaretten/shag gegeven.
Aanvullende bewijsoverwegingen sms berichten
De rechtbank overweegt dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij in reactie op de smsjes van [aangever 3] deze heeft laten weten dat hij alleen maar wilde praten met [aangever 3], maar dat deze dat niet wilde.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet geloofwaardig. De rechtbank overweegt daartoe dat zij het niet aannemelijk acht dat [aangever 3] dergelijke sms berichten aan verdachte stuurt indien er in de voorafgaande periode niet soortgelijke handelingen tussen verdachte en [aangever 3] zouden hebben plaatsgevonden. Naar het oordeel van de rechtbank bevestigen voornoemde sms berichten de verklaring van [aangever 3] dat er eerder seksuele handelingen tussen hem en verdachte hebben plaatsgevonden. De rechtbank overweegt daartoe dat de inhoud van het tweede en derde sms bericht, welke volgen op het eerste sms bericht, impliceert dat verdachte kennelijk is ingegaan op het voorstel van [aangever 3] nu [aangever 3] in zijn tweede sms bericht kennelijk vraagt hoeveel geld hij er voor krijgt en in zijn derde sms bericht kennelijk het aanbod van verdachte accepteert en vervolgens aangeeft wat zij zullen gaan doen.
4.3.3.3. feit 1
[aangever 1], geboren op [1990] , heeft - zakelijk weergeven - verklaard dat hij ([aangever 1]) op zijn veertiende in contact is gekomen met verdachte. Zijn thuissituatie was dusdanig dat hij vaak buiten op straat was. Zijn ouders waren gescheiden, hij had weinig contact met zijn vader, zijn stiefvader keek niet naar hem om en hij had veel ruzie met zijn moeder. Verdachte kwam op hem over als een rustige en vriendelijke man, hij hielp verdachte wel eens mee met zijn werk in zijn garage.
Hij was 16 jaar toen hij voor het eerst seksueel contact met verdachte had. Voorafgaand aan het seksuele contact had verdachte zijn leeftijd gevraagd en die had hij aan verdachte verteld. Verdachte zei dat hij hem ([aangever 1]) een mooie jongen vond en vroeg of hij hem ([aangever 1]) mocht pijpen. Hij zei tegen verdachte dat hij het maar niks vond en verdachte zei dat hij er ook wel geld voor wilde betalen. Hij ([aangever 1]) dacht dat hij het geld wel goed kon gebruiken en heeft tegen verdachte gezegd dat hij het voor dat geld toch wel wilde doen. Hij ([aangever 1]) heeft zijn broek en onderbroek naar beneden gedaan en verdachte begon hem toen te pijpen. Verdachte ging met zijn mond over zijn piemel tot hij ([aangever 1]) klaar kwam in de mond van verdachte. Gelijk daarna kreeg hij € 50,00 van verdachte. Hij is meerdere malen door verdachte gepijpt. Hij kreeg wekelijks zijn shag van verdachte en als hij om geld vroeg kreeg hij dat van verdachte. Op enig moment vroeg verdachte aan [aangever 1] of hij anale seks met verdachte wilde hebben. Verdachte gaf aan dat hij het fijn zou vinden als hij ([aangever 1]) dat bij hem wilde doen. Verdachte vroeg aan hem of hij ([aangever 1]) er geld voor wilde hebben, toen deze “ja” zei, zei verdachte dat hij er € 50,00 voor zou krijgen. Verdachte heeft hem eerst gepijpt totdat hij ([aangever 1]) een stijve piemel kreeg. Hij ([aangever 1]) heeft vervolgens zijn piemel in de anus van verdachte gestopt en heeft anale seks met verdachte gehad. Hij heeft meerdere malen anale seks met verdachte gehad. Verdachte heeft elke keer betaald als zij seks hadden, soms kreeg hij ([aangever 1]) shag in plaats van geld.
Nadat hij als 16 jarige een keer seks met verdachte had gehad, wilde hij ([aangever 1]) weten hoe het er bij prostituees aan toe ging. Verdachte zei toen dat als hij ([aangever 1]) seks met verdachte had, dat hij (verdachte) de prostituee voor hem ([aangever 1]) zou betalen. Hij is samen met verdachte naar de Europalaan in Utrecht (de rechtbank overweegt dat het hier om een in Utrecht – algemeen - bekende prostitutie zone gaat) gegaan. Hij heeft in het bijzijn van verdachte seks met een door verdachte betaalde prostituee gehad. In totaal is hij dertien keer met verdachte naar een prostituee gegaan. Voorafgaand aan de prostitueebezoeken zei verdachte dat hij ([aangever 1]) eerst seks met hem (verdachte) moest hebben en dan betaalde verdachte de prostituee voor [aangever 1].
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bi-seksueel is en zich aangetrokken voelt tot jong volwassen mannen. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij [aangever 1] kent en op de hoogte was van diens persoonlijke omstandigheden. [aangever 1] kwam bij hem thuis en deed tegen betaling klusjes voor hem. Hij heeft [aangever 1], toen deze nog geen 18 jaar was, geld, sigaretten/shag en een telefoonabonnement gegeven.
De rechtbank maakt voor het bewijs van het onder feit 1 ten laste gelegde feit in deze gebruik van schakelbewijs uit de onder 4.3.3.1. en 4.3.3.2. omschreven bewijsmiddelen. De rechtbank acht het gebruik van schakelbewijs in deze toelaatbaar nu niet alleen de betreffende feiten soortgelijk zijn, maar ook de gang van zaken, waaronder begrepen de context waarbinnen en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomt met de redengevende feiten en omstandigheden van de onder 4.3.3.1. en 4.3.3.2. bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er in alle drie de zaken sprake is van een jongen in de pubertijd met een problematische thuissituatie, die in contact komt met verdachte en klusjes voor hem gaat doen. Na enige tijd zoekt verdachte seksuele toenadering tot de jongen waarbij het seksuele contact met soortgelijke handelingen begint. De handelwijze van verdachte kenmerkt zich verder door het aanhoudend blijven aandringen op seksuele handelingen en het aanbieden van onder andere geld en shag/sigaretten in ruil voor seksuele handelingen.
Gelet op het voorgaande in onderling verband en nauwe samenhang bezien met de onder 4.3.3.1. en 4.3.3.2. beschreven modus operandi, acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.3.4. Verklaring verdachte
De verklaring van verdachte, zakelijk weergeven inhoudende dat de aan aangevers gegeven geldbedragen en shag niet als betaling hebben gediend voor seksuele handelingen, acht de rechtbank mede gezien het hiervoor overwogene ongeloofwaardig. Door de aangevers is dit in ieder geval anders ervaren.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
in de periode van 1 maart 2006 tot en met 27 februari 2008 te Nieuwegein, meermalen door giften of beloften van geld of goed, te weten door het aanbieden en betalen van geldbedragen en shag en bezoekjes aan prostituées, een persoon, [aangever 1], geboren op [1990], waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden, immers heeft hij, verdachte, meermalen de penis van die [aangever 1] in de mond genomen en in de mond heen en weer bewogen ("gepijpt") en heeft die [aangever 1] meermalen malen zijn (stijve) penis in de anus van hem, verdachte, gebracht en gehouden en bewogen;
ten aanzien van feit 2:
in de periode van 3 juni 2003 tot en met 1 juni 2006 te Nieuwegein met [aangever 2], geboren op [1990], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte, meermalen, de (stijve) penis van die [aangever 2] in de mond genomen en in de mond heen en weer bewogen ("gepijpt") en/of afgetrokken en die [aangever 2] in zijn mond laten klaarkomen;
ten aanzien van feit 3:
in de periode van 1 september 2009 tot en met 27 juni 2011 te Nieuwegein met [aangever 3], geboren op [1995], die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, meermalen zijn (stijve) penis in de mond van die [aangever 3] gebracht en gehouden en bewogen en meermalen de (stijve) penis van die [aangever 3] in de mond genomen en in de mond heen en weer bewogen ("gepijpt") en/of afgetrokken en die [aangever 3] in zijn mond laten klaarkomen en heeft die [aangever 3] zijn (stijve) penis in de anus van hem, verdachte, gebracht en gehouden en bewogen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
feit 1: door giften of beloften van geld of goed een persoon, waarvan de dader weet dat deze de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden, meermalen gepleegd;
feit 2: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
feit 3: met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Uit het psychologisch rapport d.d. 16 september 2011, opgemaakt door F.C.P. Zuidhof en het psychiatrisch rapport d.d. 1 september 2011, opgemaakt door I. Maksimovic volgt dat er bij verdachte geen sprake is, ook niet ten tijde van de ten laste gelegde feiten, van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Verdachte kan derhalve als toerekeningsvatbaar beschouwd worden.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zij op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek, waarvan 12 maanden voorwaardelijk
- met een proeftijd van twee jaar ten aanzien van de algemene voorwaarden en
- met een proeftijd van drie jaar ten aanzien van de bijzondere voorwaarde, te weten:
verplicht reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt dat verdachte zich zal houden aan een meldingsgebod en/of zich zal laten behandelen bij de Waag of een soortgelijke instelling.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en aan verdachte een zo fors mogelijk voorwaardelijk strafdeel op te leggen met de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact en eventueel een werkstraf.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de hiervoor bewezenverklaarde feiten. Verdachte heeft voor zijn slachtoffers, die als pubers in een zeer kwetsbare fase van hun leven verkeerden, en waarvan hij wist dat zij - zowel thuis als financieel - in een moeilijke situatie zaten, een omgeving gecreëerd waar zij terecht konden en waarin zij zich thuis konden voelen. Verdachte heeft vervolgens zonder enige schroom het vertrouwen dat deze jongens in hem hadden beschaamd en misbruik van hen gemaakt door hen geld en/of goederen te verschaffen in ruil voor seks. Voorts was er sprake van een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen verdachte en de jongens en waren twee van de jongens ([aangever 2] en [aangever 3]) toen het misbruik begon nog zeer jong (14 jaar).
Door de wetgever is de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen jonger dan
16 jaar uitdrukkelijk beschermd, onder meer op de grond dat zij op seksueel gebied nog niet volgroeid zijn en dat zij worden geacht niet zelfstandig de emotionele gevolgen van seksueel contact voldoende te kunnen inschatten. Handelingen zoals de verdachte die heeft gepleegd, vormen een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en kunnen, naar de ervaring leert, leiden tot blijvende psychische schade. Dat ook bij deze slachtoffers sprake is van psychische schade blijkt, naast de aangiften, uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring van [aangever 1]. Duidelijk is dat de slachtoffers nog steeds erg veel last ondervinden van hetgeen hen is overkomen.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij niet heeft aangegeven het laakbare van zijn handelen in te zien. Verdachte neemt daarmee geen verantwoordelijkheid voor zijn daden en toont geen enkel berouw of spijt in de richting van zijn slachtoffers. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevoelens van de slachtoffers en heeft uitsluitend oog gehad voor zijn eigenbelang en de bevrediging van zijn eigen behoeften. Door zijn handelwijze heeft verdachte de lichamelijke integriteit van de slachtoffers in ernstige mate aangetast en hun seksuele ontwikkeling verstoord.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten;
- het psychologisch rapport d.d. 16 september 2011, opgemaakt door F.C.P. Zuidhof, waaruit - zakelijk weergegeven - volgt dat, indien de rechtbank de ten laste gelegde feiten bewezen acht, verdachte vanuit een eigen lustbeweging bewust de grenzen heeft overschreden en de persoonlijke integriteit van de betreffende aangevers niet in acht heeft genomen. Verdachtes homoseksueel georiënteerde efebofiele verlangens en contextuele factoren, zoals de zogenaamde “open deur” voor jongeren vanuit hun kwetsbare posities en het op onbegrensde wijze verlenen van hulp en steun, is risicodragend. De psycholoog adviseert om aan verdachte een zo groot mogelijk voorwaardelijk vonnis met een lange proeftijd en verplicht reclasseringstoezicht op te leggen. Zeker omdat betrokkene zijn leven elders zal herstarten, is reclasseringstoezicht van belang. Indien nodig kan de reclassering voor verdachte een behandeling inzetten op een forensisch psychiatrische polikliniek;
- het psychiatrisch rapport d.d. 1 september 2011, opgemaakt door I. Maksimovic, waaruit
- zakelijk weergegeven - volgt dat, indien de rechtbank de ten laste gelegde feiten bewezen acht, verdachte baat zou kunnen hebben bij enige vorm van controle over zijn contacten, bijvoorbeeld in de zin van reclasseringstoezicht, daar de indruk is dat de contextuele factoren (het omgaan met minderjarige jongens, verdachtes grenzeloosheid, de gelegenheid voor seks die zich in die context hebben voorgedaan) een rol zouden kunnen hebben gespeeld in de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies van F.C.P. Zuidhof en I. Maksimovic over en maakt deze tot de hare.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij bereid is mee te werken aan een verplicht reclasseringscontact, mede als dit hem in de toekomst kan helpen om te voorkomen dat hij, waar het jongeren betreft, in een risicovolle situatie terecht komt.
De rechtbank is, gezien ook de strafmaat in soortgelijke zaken en de ernst van de feiten, van oordeel dat oplegging van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur onontkoombaar is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
De rechtbank acht gelet op hetgeen hiervoor is overwogen een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, een passende sanctie. Met de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en een verplichte begeleiding door de Reclassering Nederland en behandeling van verdachte mogelijk te maken. De rechtbank ziet aanleiding om de hierna te noemen bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke gevangenisstraf te verbinden.
De rechtbank is van oordeel dat, gezien de hiervoor genoemde conclusies en bevindingen van de gedragsdeskundigen, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van (minderjarige) personen. Voorts heeft verdachte aangegeven dat hij zijn leven elders opnieuw op zal gaan bouwen. Verdachte zal daarbij, mede gelet op de ingrijpende gevolgen die dit zal hebben voor het persoonlijke leven van verdachte en zijn gevorderde leeftijd, zeker de steun en begeleiding van de reclassering nodig hebben. Daarom zal de rechtbank aan de verdachte ten aanzien van de bijzondere voorwaarde een langere proeftijd opleggen dan de gebruikelijke twee jaar, te weten een proeftijd voor de duur van drie jaar, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich onder reclasseringstoezicht stelt, ook als dat inhoudt dat verdachte zal meewerken aan een meldingsgebod en een behandelverplichting.
Hoewel de op te leggen straf lager is dan de officier van justitie heeft geëist, is de rechtbank van oordeel dat met deze straf, mede gelet op de leeftijd van verdachte, het blanco strafblad van verdachte en de strafmaat in vergelijkbare gevallen, recht wordt gedaan aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten en aan de persoon van verdachte.
7. De benadeelde partijen
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een immateriële schadevergoeding van € 4.000,00 voor feit 1.
De benadeelde partij [aangever 3] vordert een immateriële schadevergoeding van € 4.000,00 voor feit 3.
De officier van justitie heeft gesteld dat beide vorderingen toegewezen kunnen worden, met toepassing van de maatregel tot schadevergoeding.
De verdediging heeft aangevoerd dat, gelet op de bepleite vrijspraak, beide vorderingen afgewezen dienen te worden. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat de vorderingen niet ontvankelijk dienen te worden verklaard nu, aldus de verdediging, het causaal verband tussen de gestelde schade en de gevorderde schadevergoeding, onvoldoende aannemelijk is gemaakt. Uiterst subsidiair stelt de verdediging dat de vorderingen fors gematigd dienen te worden.
Benadeelde partij [aangever 1]
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1.500,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij in het immateriële deel van haar vordering niet-ontvankelijk omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Benadeelde partij [aangever 3]
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1.500,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij in het immateriële deel van haar vordering niet-ontvankelijk omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8. Het beslag
8.1. De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
9. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 245, 247 en 248a van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 tweede alinea ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: door giften of beloften van geld of goed een persoon, waarvan de dader weet dat deze de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden, meermalen gepleegd;
feit 2: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
feit 3: met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte de navolgende bijzondere voorwaarde tijdens de daarvoor geldende proeftijd van drie jaren niet heeft nageleefd;
- dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt dat:
- verdachte zich op uitnodiging zal melden bij de Reclassering Nederland gedurende door de reclassering bepaalde perioden en zo frequent als de reclassering gedurende deze perioden nodig acht;
- verdachte zich zal laten behandelen bij De Waag of een soortgelijke instelling en zijn medewerking hier aan zal verlenen;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- een mobiele telefoon, merk Nokia;
- een laptop, merk Acer Aspire;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 1.500,00 ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 3] van € 1.500,00 ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
- benadeelde partij [aangever 1], € 1.500,00, 25 dagen hechtenis,
- benadeelde partij [aangever 3], € 1.500,00, 25 dagen hechtenis,
met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.G. van Doorn, voorzitter, mr. I. Bruna en mr. D.A.C. Koster, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 oktober 2011.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.