ECLI:NL:RBUTR:2011:BU4728

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
11 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/711613-09 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel en mensensmokkel met betrekking tot buitenlandse jongens in de prostitutie

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 11 november 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel en mensensmokkel. De verdachte, die een escortbedrijf runde, werd beschuldigd van het werven, vervoeren en huisvesten van buitenlandse jongens met het oogmerk van uitbuiting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de jongens had misleid door hen te beloven dat ze een goed inkomen zouden verdienen en hen gratis kost en inwoning aan te bieden. In werkelijkheid waren de leefomstandigheden slecht en moesten de jongens een groot deel van hun verdiende geld aan de verdachte afstaan. De rechtbank concludeerde dat de verdachte gebruik had gemaakt van de kwetsbare positie van de jongens, die vaak illegaal in Nederland verbleven en niet goed bekend waren met de Nederlandse samenleving. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan meerdere feiten van mensenhandel en mensensmokkel, en legde een gevangenisstraf op van 26 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die schade hadden geleden door de uitbuiting.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/711613-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 november 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1967] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in PI Utrecht, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein
raadsvrouw mr. M.K.J. Dikkerboom, advocaat te Amersfoort.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is laatstelijk inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 28 oktober 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1, feit 2 en feit 3: zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van tenminste twaalf personen (in verschillende in de wet opgenomen varianten);
Feit 4: zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel ten aanzien van tenminste twaalf personen.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich ten aanzien van de aangevers [benadeelde 1] en [benadeelde 3] heeft schuldig gemaakt aan het onder feit 2 tenlastegelegde, omdat deze aangevers in Nederland waren toen zij door verdachte werden uitgenodigd om voor hem in de prostitutie te komen werken. Voorts acht de officier van justitie niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 3, voor zover dit feit ziet op artikel 273f lid 1 sub 9 van het Wetboek van Strafrecht.
Tevens acht de officier van justitie niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan feit 4 voor wat betreft [benadeelde 1], omdat laatstgenoemde uit Polen afkomstig is en er derhalve geen sprake is van het illegaal verrichten van werkzaamheden.
De officier van justitie acht verder wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aan hem ten laste gelegde feiten op de nader in het ter zitting overgelegde schriftelijk requisitoir omschreven gronden.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft daarbij gewezen op de in het ter zitting overgelegde schriftelijk pleidooi omschreven gronden.
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder feit 4 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Algemene overwegingen
De betrouwbaarheid van de verklaringen van aangevers en getuigen
De verdediging heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat zeer behoedzaam moet worden omgegaan met de door de aangevers en de getuigen afgelegde voor verdachte belastende verklaringen. De verklaringen zouden volgens de verdediging, onder andere omdat de aangevers een eigen belang hebben in verband met hun verblijfstatus, maar ook omdat er sprake zou zijn van onderlinge afstemming, niet geloofwaardig en daarmee niet betrouwbaar zijn. De verdediging heeft aangevoerd dat de rechtbank deze verklaringen daarom niet kan gebruiken voor het bewijs.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat voorzichtig met de door de aangevers en de getuigen afgelegde verklaringen dient te worden omgegaan. De rechtbank heeft deze verklaringen dan ook met de benodigde behoedzaamheid bekeken. De rechtbank heeft daarbij, zowel op grote lijnen als in detail, gelet op de innerlijke consistenties in de verklaringen, alsmede op de onderlinge consistenties tussen de verklaringen. Gelet op het feit dat sprake is van een grote hoeveelheid verklaringen en het feit dat de verklaringen naar het oordeel van de rechtbank in grote lijnen hetzelfde beeld tonen is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van de aangevers en de getuigen betrouwbaar zijn en daarmee bruikbaar zijn voor het bewijs. Daarbij merkt de rechtbank op dat haar niet is gebleken dat aangevers/getuigen hun verklaringen tevoren op elkaar zouden hebben afgestemd. De verdediging heeft deze stellingname naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt. Ook acht de rechtbank hiervoor bepalend het grote aantal verklaringen, wat afstemming minder aannemelijk maakt.
Waar de rechtbank heeft geconstateerd dat de verklaringen in detail niet overeenstemmen met andere verklaringen in het dossier heeft de rechtbank die delen van de verklaringen buiten beschouwing gelaten.
Verdachte als werkgever
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de jongens bij hem in huis kwamen wonen om voor zijn escortbureau in de prostitutie te werken. Verdachte geeft daarmee zelf al aan dat hij een werkgever voor de jongens was. Dat verdachte werkgever van de jongens was blijkt ook uit de rest van het dossier. De rechtbank maakt uit het dossier op dat sprake was van een gezagsverhouding tussen verdachte en de jongens die voor hem als escorts werkten. Verdachte verschafte de jongens onderdak, maakte de afspraken met de klanten voor de jongens, bracht de jongens naar de klanten toe en haalde hen ook weer bij de klanten op en hij verplichtte de jongens om een groot deel van de dag voor de klanten in de woning aanwezig te zijn. Verdachte heeft verklaard dat er geen loonbelasting werd betaald en dat er geen sociale premies werden ingehouden op het geld dat de jongens verdienden. Daarnaast heeft verdachte zich blijkens zijn verklaring ter zitting op geen enkele wijze bekreund over de vraag of de verdiensten van de aangevers het niveau van het minimumloon bereikten. Verdachte had als werkgever wel aan deze eisen moeten voldoen.
4.3.2 De bewijsmiddelen
De rechtbank leidt uit de in het dossier opgenomen verklaringen van aangevers en getuigen, alsmede uit de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring, het navolgende af . Aan de hand van die bevindingen zal de rechtbank tot een oordeel komen ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 1, feit 2 en feit 3.
Ten aanzien van het contact leggen met aangevers in het buitenland en de uitnodiging
Verdachte heeft verklaard dat hij de eigenaar was van een escortbemiddelingsbureau, genaamd [naam], met de bijbehorende website www.heavenboys.nl . Dit escortbureau runde hij in zijn woning in Amersfoort aan de [adres]. Verdachte zocht voornamelijk buitenlandse jongens, die voor hem als escort zouden kunnen werken. Verdachte benaderde die jongens via het internet met de vraag of ze voor hem in Nederland als escorts in de (homo)prostitutie wilden komen werken. Als de jongens vroegen hoeveel ze daarmee zouden verdienen zei verdachte dat ze € 500,00 per week zouden verdienen. Van de € 100,00 die per uur werd gevraagd aan de klant zouden de jongens € 50,00 krijgen en € 50,00 zou voor verdachte zijn. Het geld zou dus fifty fifty worden verdeeld. Verdachte zei daarbij dat de jongens gratis kost en inwoning kregen. Dergelijke afspraken werden door verdachte in het eerste contact met de jongens via het internet gemaakt.
Uit de verklaringen van aangevers volgt dat zij merendeels door verdachte via het internet waren benaderd toen zij in het buitenland verbleven. Verdachte nodigde hen uit om in Nederland voor zijn escortbureau in de (homo)prostitutie te komen werken.
Aangevers verklaarden dat afgesproken werd dat zij in het huis van verdachte zouden verblijven, dat zij daar een slaapplek zouden krijgen en dat het geld dat zij van klanten kregen fifty-fifty tussen hen en verdachte zou worden verdeeld.
Aangevers [benadeelde 2] en [benadeelde 3] verbleven op het moment dat zij door verdachte werden uitgenodigd al in Nederland.
Uit een in het dossier opgenomen tekstdocument maakt de rechtbank op dat de jongens werd voorgehouden dat ze € 800,00 per week voor zichzelf zouden verdienen. In dat document wordt ook gesproken van een kamer die de uitgenodigde escort ter beschikking zou staan . Verdachte verklaarde dat dit de tekst was die hij altijd gebruikte om aan de jongens uitleg te geven over de werkzaamheden, maar dat dit een oude tekst was . Aangever [aangever 1] verklaarde echter dat hem was voorgehouden dat hij € 800,00 per week kon verdienen .
Ten aanzien van de komst naar Nederland en het voorschieten van de reissom
Verdachte verklaarde dat de jongens die op zijn uitnodiging waren ingegaan en voor zijn escortbureau wilden komen werken vervolgens met het vliegtuig naar Nederland kwamen. Als de jongens geen geld hadden om een ticket te betalen schoot verdachte de kosten van het ticket voor. De afspraak was dat de jongens dit geld later aan verdachte zouden terugbetalen, zodra ze klanten hadden gehad.
Uit de verklaringen van aangevers volgt dat zij op de uitnodiging van verdachte waren ingegaan, maar dat zij de reis naar Nederland niet konden betalen en dat verdachte aanbood om het (vlieg- of bus)ticket voor hen te betalen . Aangevers verklaarden dat zij dat bedrag later aan verdachte moesten terugbetalen als ze klanten hadden gehad en dus geld hadden . Dit was bij aangevers bekend, voordat zij naar Nederland kwamen. Alleen aangever [aangever 1] verklaarde dat verdachte niet van te voren had gezegd dat hij de kosten van het ticket terug zou moeten betalen, maar dat verdachte pas tegen hem zei dat hij het ticket terug moest betalen op het moment dat hij in Nederland was .
Diverse aangevers waren verdachte dus al geld verschuldigd op het moment dat zij voor hem kwamen werken.
Ten aanzien van het ophalen van de aangevers en het brengen van hen naar de woning van verdachte en het verschaffen van onderdak en het verblijf in zijn woning
Verdachte verklaarde dat de meeste jongens met het vliegtuig naar Nederland kwamen en dat hij de jongens met de auto ophaalde. Verdachte sprak van te voren met de jongens af waar hij hen zou ophalen. Meestal haalde verdachte hen van Schiphol op. Verdachte bracht de jongens vervolgens naar zijn woning aan de [adres], waar hij de jongens onderdak en huisvesting bood gedurende de tijd dat zij voor hem werkten .
Uit de verklaringen van aangevers volgt dat verdachte hen met de auto van Schiphol kwam ophalen en dat hij hen daarna naar zijn woning aan de [adres] in Amersfoort bracht . Zij verbleven gedurende de tijd dat zij voor verdachte in de prostitutie werkten in zijn woning .
Verdachte verklaarde voorts dat voor hem de regel gold dat de jongens bij hem kwamen om te werken. Tussen 10.00 uur en 12.00 uur konden de jongens hun ding doen en daarna begon het werk. De regel was dat de jongens voor de klanten thuis moesten zijn. De jongens moesten tussen 12.00 uur en 22.00 uur beschikbaar zijn voor de klanten. Verdachte vond het prettig als de jongens op (een groot deel van) dit deel van de dag thuis waren .
Uit de verklaring van aangevers volgt dat zij van ’s ochtends tot ‘s avonds 22.00 uur in de woning moesten blijven om beschikbaar te zijn voor de klanten. Een groot deel van de dag verbleven de aangevers met meerdere jongens in de kleine woonkamer. Ze mochten voor maximaal een half uurtje per dag naar buiten en moesten daarvoor eerst toestemming vragen aan verdachte .
Getuige [getuige 1] verklaarde bij de politie dat hij in augustus of september 2009 bij verdachte thuis was geweest. Getuige was toen echt gechoqueerd. Het was er smerig en het stonk. In de woonkamer stonden een paar banken en deze banken zaten vol met jongens .
Ten aanzien van het onderbrengen van de aangevers op de zolder van de woning en het gebrek aan sanitair
Verdachte verklaarde dat de meeste jongens in zijn woning op de zolder sliepen. Verdachte vertelde de jongens vooraf dat ze een slaapplek in zijn woning zouden krijgen, maar hij vertelde niet dat ze op de zolder zouden slapen. Verdachte verklaarde ook niet te vertellen met hoeveel personen ze daar zouden slapen. Op de zolder sliepen de jongens op luchtbedden .
Uit de verklaringen van diverse aangevers volgt dat zij in de woning van verdachte op de zolder moesten slapen. Op de zolder lagen matrassen op de grond tegen elkaar aan. Het was er smerig en er was geen daglicht. Ze sliepen met meerdere personen op de zolder en er was voor alle personen in de woning maar één toilet en één douche .
Uit het door de politie opgemaakte proces-verbaal ten aanzien van de leefomstandigheden in de woning van verdachte aan de [adres], blijkt dat op de zolder totaal geen daglicht binnen kwam, omdat er geen ramen aanwezig waren. Er was één lamp die weinig licht gaf. De zolder was bezaaid met matrassen, die naast elkaar lagen met nauwelijks ruimte ertussen .
Getuige [getuige 2], woonadviseur bij woningbouwstichting Portaal, verklaarde bij de politie dat de woning aan de [adres] geschikt was voor een gezin met twee of drie kinderen. De vliering van de woning is niet aangemerkt als kamer. Het ontbreekt daar aan daglicht en doorluchting. De vliering is officieel een bergzolder. De woning heeft maar één toilet en één douche .
Getuige [getuige 3] verklaarde bij de politie dat verdachte hem had verteld dat het in december altijd rustig was bij hem thuis, maar dat hij januari-februari zo weer tien of twaalf man boven zou hebben zitten .
Ten aanzien van het niet of nauwelijks spreken van de Nederlandse/Engelse taal en het niet goed bekend zijn met de Nederlandse samenleving
De jongens die voor verdachte kwamen werken waren voornamelijk buitenlandse jongens. Verdachte zocht ook bewust naar buitenlandse jongens. Hij heeft hierover ter zitting verklaard dat deze keuze ingegeven was door het feit dat deze jongens wel bereid waren de beoogde arbeid te verrichten, nu zij, anders dan Nederlanders, geen uitkering konden aanvragen . Uit de verklaringen van diverse aangevers volgt dat zij de Nederlandse taal en/of de Engelse taal niet spraken en dat zij niet bekend waren met de Nederlandse samenleving .
Ten aanzien van het afstaan van de paspoorten
Verdachte verklaarde dat de jongens niet verplicht waren om hun paspoorten aan hem af te geven als ze bij hem in huis kwamen. Hij zou de paspoorten niet in zijn kluis hebben bewaard. Verdachte verklaarde alleen een kopie van de paspoorten van de jongens te maken .
Uit de verklaring van diverse aangevers volgt dat zij hun paspoorten aan verdachte moesten geven en dat ze deze paspoorten niet meteen terug kregen. De paspoorten lagen in de kluis van verdachte. Aangevers moesten hun paspoorten afgeven, omdat ze verdachte nog geld schuldig waren, onder meer voor de reissom .
Getuige [getuige 1] verklaarde bij de politie dat verdachte hem had verteld dat hij de paspoorten van de jongens afpakte, omdat er twee jongens bij hem waren weggelopen. Verdachte was daar niet blij mee en had alle paspoorten van de jongens in de kluis gedaan .
Getuige [getuige 4] verklaarde bij de politie dat hij [getuige 9] uit het huis van verdachte wilde halen. Toen getuige voor de eerste keer bij verdachte thuis kwam kon deze jongen niet mee, omdat verdachte zijn paspoort in zijn bezit had .
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte trof de politie in de kluis van verdachte een paspoort aan van één van de jongens, die als escort in het huis van verdachte had verbleven .
Ten aanzien van het geven van uitleg door verdachte
Verschillende aangevers verklaarden dat op het moment dat zij in Nederland waren verdachte hen uitleg gaf over hoe het werkte in de escortwereld en hoeveel geld er per uur aan de klant werd gevraagd en welk deel aangever daarvan zou krijgen. Ook werd uitgelegd op welke tijden aangevers klaar moesten staan voor de klanten .
Ten aanzien van het vervoeren van aangevers naar de klanten
Verdachte verklaarde dat als de klanten niet bij hem thuis kwamen, maar de jongens naar de klanten toe moesten, hij de jongens meestal met de auto naar de klant toe bracht. Verdachte haalde de jongens ook weer op. Als verdachte een jongen zelf niet kon brengen vroeg hij aan iemand anders om de jongens naar de klant te brengen .
Uit de verklaring van verschillende aangevers volgt dat zij meestal door verdachte naar de klant toe werden gebracht en ook weer door verdachte werden opgehaald. Soms werden zij gebracht en gehaald door iemand anders .
Ten aanzien van het geld innen door verdachte en het door verdachte teruggeven van de basisverdienste aan de aangevers
Verdachte verklaarde dat het geld dat de jongens verdienden met hun werk in de prostitutie fifty-fifty tussen hen werd verdeeld. De jongen ontving het geld van de klant en verdachte ontving van de jongen zijn deel. Verdachte verklaarde dat het ook wel gebeurd kon zijn dat hij eerst al het geld onder zich hield .
Uit de verklaring van diverse aangevers volgt dat zij altijd € 50,00 van het verdiende geld kregen. De rest van het geld moesten zij afstaan aan verdachte ook als zij meer dan € 100,00 hadden verdiend. De verdeling was daarmee niet altijd fifty-fifty .
Ten aanzien van het contactverbod
Meerdere aangevers verklaarden dat zij zich beperkt voelden in hun vrijheid. Ze mochten niet zomaar naar buiten of contact hebben met anderen. Er was daardoor weinig contact met de buitenwereld. Aangevers moesten toestemming vragen om naar buiten te mogen en ze mochten eigenlijk alleen naar buiten als ze wat moesten kopen. Ook mochten ze geen liefdescontact hebben met andere jongens. Verdachte wilde niet dat de jongens met anderen om zouden gaan, omdat hem dat geld kon kosten .
Getuige [getuige 5] verklaarde bij de politie dat verdachte zijn groep jongens strak en kort hield. Verdachte had tegen de getuige gezegd dat hij van zijn jongens af moest blijven. Verdachte hield de jongens goed in de gaten .
Getuige [getuige 6] verklaarde bij de politie dat de jongens geen relaties mochten aangaan van verdachte .
Ten aanzien van het verblijven bij en uitvoeren van werkzaamheden voor verdachte en het daardoor afhankelijk zijn van verdachte en het te weinig verdienen om naar het thuisland terug te gaan of naar een andere huisvesting of arbeidsplaats
Verdachte verklaarde dat hij de klanten voor de jongens regelde. Verdachte zat hiervoor altijd achter zijn computer. De jongens stonden met een profiel, een telefoonnummer van verdachte en een eigen telefoonnummer op de website van verdachte. Als een klant op zoek was naar een bepaalde jongen gaf verdachte het telefoonnummer van die jongen aan de klant. Verdachte verklaarde dat de jongens altijd inkomsten hadden.
Als er na een tijdje geen klanten meer waren voor de jongens dan regelde verdachte dat de jongens weg konden naar een ander escortbureau .
Uit de verklaringen van meerdere aangevers volgt dat verdachte voor alle jongens de klanten via internet regelde. Aangevers waren afhankelijk van verdachte of zij veel of weinig of helemaal geen klanten kregen. Als verdachte niet wilde dat een bepaalde jongen werkte, kreeg die jongen geen klanten. Die jongen kreeg dan ook geen geld. Er waren dagen dat sommige aangevers helemaal geen klanten hadden en zij verdienden dan ook niets. Verdachte zorgde voor het werk . Uit de aangiftes blijkt dat meerdere aangevers niet bij verdachte weggingen, omdat ze niet voldoende geld hadden om weg te gaan .
Getuige [getuige 3] verklaarde bij de politie dat verdachte hem had verteld dat hij via de website www.heavenboys.nl de klanten regelde voor de jongens en dat hij de tussenpersoon was .
Getuige [getuige 7] verklaarde bij de politie dat een jongen uit het huis van verdachte hem in een gesprek had verteld dat hij weg wilde, maar dat hij niet weg kon. De jongen vertelde dat hij altijd beschikbaar moest blijven bij verdachte thuis en daardoor geen geld had .
Ten aanzien van het zonder legale verblijfstitel en/of arbeidstitel in Nederland verblijven
Verdachte verklaarde dat hij voornamelijk buitenlandse jongens voor zich had werken, omdat buitenlandse jongens graag willen werken. Verdachte verklaarde daarbij dat hij, voordat hij de jongens uitnodigde om voor hem te komen werken, niet controleerde of deze jongens wel in Nederland mochten zijn en of zij wel hier mochten werken. Verdachte controleerde alleen of de jongens uit Europa kwamen. Als een jongen zei dat hij een visum voor Europa had en hij in Nederland mocht zijn ging verdachte ervan uit dat die jongen hier mocht verblijven .
Uit het M-proces-verbaal volgt dat de meeste aangevers van buiten de Europese Unie komen, dat zij niet legaal in Nederland waren en dat zij hier niet mochten werken. Voor de Roemeense jongens geldt dat arbeid in loondienst voor hen niet is toegestaan zonder tewerkstellingsvergunning. Ten behoeve van geen van deze jongens was een tewerkstellingsvergunning aangevraagd noch verleend en zij waren evenmin als zelfstandigen bij de kamer van koophandel of de belastingdienst bekend. Ook zij hadden derhalve een illegale status .
Ten aanzien van de dreiging door verdachte om de illegale werkzaamheden en de illegale verblijfsstatus te melden bij de politie/autoriteiten
Aangever [aangever 2] verklaarde dat op het moment dat haar toeristenvisum was afgelopen en zij illegaal in Nederland verbleef verdachte haar vertelde dat hij alles met haar kon doen, omdat ze illegaal was . Verdachte dreigde met de politie. Verdachte vertelde dat hij de baas was over de politie in Amersfoort .
Ook aangever [benadeelde 10] verklaarde dat verdachte regelmatig dreigde om de politie erbij te halen als er iets niet naar zijn zin was .
Getuige [getuige 8] verklaarde bij de politie dat hij met [benadeelde 4] had afgesproken dat [benadeelde 4] bij hem in zijn woning zou komen wonen. [benadeelde 4] kwam op hun afspraak niet opdagen. Later kreeg [getuige 8] via de chat te horen dat verdachte [benadeelde 4] had tegengehouden en dat hij had gedreigd om de politie te bellen vanwege het feit dat [benadeelde 4] illegaal in Nederland verbleef .
Bewezenverklaring van feit 1:
Een bewezenverklaring van artikel 273f lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht kan volgen als verdachte ten aanzien van de aangevers handelingen heeft verricht met het oogmerk van uitbuiting en met gebruikmaking van (een van) de in dat artikel genoemde dwangmiddelen.
Een bewezenverklaring van artikel 273f lid 1 sub 4 van het Wetboek van Strafrecht kan volgen als verdachte de aangevers met gebruikmaking van (een van) de in dat artikel genoemde dwangmiddelen heeft aangezet tot prostitutie.
Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt.
De dwangmiddelen
Naar het oordeel van de rechtbank corresponderen de vorenvermelde leef- en arbeidsomstandigheden niet met hetgeen de aangevers voor hun komst naar Nederland blijkens hun verklaringen en ook blijkens het in de computer bij aangever aangetroffen document in het vooruitzicht werd gesteld. Aldus is sprake geweest van het dwangmiddel misleiding. De aangevers verkeerden daarnaast in een kwetsbare positie. Zij waren illegaal of mochten geen arbeid verrichten op de wijze waarop verdachte hen tewerkstelde, spraken de Nederlandse en/of Engelse taal niet of nauwelijks en waren niet goed bekend met de Nederlandse samenleving. Daarnaast waren zij zowel wat betreft huisvesting als wat betreft hun inkomsten van verdachte afhankelijk. In die zin was sprake van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door de aangevers te werk te stellen op de wijze waarop hij dat deed misbruik heeft gemaakt van hun kwetsbare positie en van zijn feitelijk overwicht op hen.
Handelingen
Verdachte heeft blijkens voornoemde bewijsmiddelen de aangevers geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen in zijn woning, en hen aangezet tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden.
(Oogmerk van) uitbuiting
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met de wijze waarop hij de aangevers heeft behandeld, welke wijze blijkt uit de genoemde verklaringen van aangevers en getuigen, een situatie van uitbuiting heeft gecreëerd. Deze uitbuiting is onder meer gelegen in de slechte leef- en huisvestingsomstandigheden. Deze huisvesting was ernstig onder de maat: meerdere jongens hadden niet de beschikking over een eigen kamer, maar moesten met een aanzienlijk aantal anderen slapen op hetzij de daarvoor niet geschikte zolder zonder ramen of op de kamers die overdag en ’s avonds dienst deden als peeskamers. Bovendien was de woonruimte in zijn geheel, gelet op de aanwezige voorzieningen, niet geschikt voor de huisvesting van het aantal jongens dat daarin verbleef, terwijl daarnaast daarin ook nog een bedrijf werd geëxploiteerd.
De uitbuiting is voorts gelegen in de slechte arbeidsomstandigheden. Hoewel sprake was van een gezagsverhouding tussen verdachte en de jongens die voor hem werkten werd aan de meest basale arbeidsrechtelijke wet en- regelgeving, onder meer wat betreft arbeidstijden en beloning niet voldaan, terwijl de jongens allen wel tenminste de helft van het door hen verdiende geld aan verdachte moesten afstaan.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte voor de in zijn huis aanwezige jongens een situatie heeft gecreëerd die niet gelijk is aan de situatie waarin een mondige Nederlandse prostituee zich doorgaans bevindt of zou moeten bevinden, waarmee de uitbuiting van hen is gegeven.
Met het daadwerkelijk uitbuiten van de aangevers is naar het oordeel van de rechtbank ook het aanwezig zijn van het oogmerk van uitbuiting bij verdachte gegeven.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misbruik te maken van de kwetsbare positie van aangevers, aangevers heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting, alsmede de aangevers met gebruikmaking van de genoemde dwangmiddelen heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten.
De rechtbank is voorts van oordeel dat uit de inhoud van het dossier niet blijkt dat verdachte dit feit in nauwe en bewuste samenwerking met een andere persoon of andere personen heeft gepleegd. Hoewel [X] aangevers ook wel eens naar klanten vervoerde en [getuige 9] verdachte ook wel eens hielp bij zijn werkzaamheden voor het escortbedrijf, kan op basis van de thans beschikbare bewijsmiddelen niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat ook deze personen het oogmerk hadden om aangevers uit te buiten, dan wel dat deze personen een voldoende bewuste wetenschap hadden van die uitbuiting om hun daarvan een strafrechtelijk verwijt in de zin van medeplegen te kunnen maken. De rechtbank verklaart dit feit daarom bewezen in die zin dat het feit door verdachte alleen is gepleegd.
Bewezenverklaring van feit 2:
De rechtbank acht op basis van de verklaringen van aangevers, alsmede de verklaring van verdachte dat hij de aangevers in het buitenland had uitgenodigd om voor hem in Nederland in de prostitutie te komen werken en dat hij deze jongens vervolgens daarvoor naar Nederland had laten komen, dit feit wettig en overtuigend bewezen. Door aldus te handelen heeft verdachte immers anderen in het buitenland aangeworven om voor hem in Nederland in de prostitutie te komen werken.
De rechtbank overweegt daarbij dat aangevers [benadeelde 1] en [benadeelde 3] op het moment dat zij door verdachte werden uitgenodigd en zij voor verdachte gingen werken al in Nederland waren. Nu verdachte hen daarmee niet heeft aangeworven om hen in een ander land in de prostitutie te werk te stellen zal de rechtbank verdachte dan ook wat deze twee aangevers betreft van dit feit vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van het dossier niet blijkt dat verdachte dit feit in nauwe en bewuste samenwerking met een andere persoon of andere personen heeft gepleegd. De rechtbank verklaart dit feit daarom bewezen in die zin dat het feit door verdachte alleen is gepleegd.
Bewezenverklaring van feit 3:
Zoals hiervoor onder de bewezenverklaring van feit 1 weergegeven heeft de rechtbank wettig en overtuigend bewezen geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan uitbuiting van anderen. Voorts staat op basis van de genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte geldbedragen van aangevers heeft ontvangen, afkomstig uit hun werk in de prostitutie. Met betrekking tot de aangever [aangever 3] volgt uit de genoemde bewijsmiddelen dat hij andersoortige werkzaamheden heeft verricht voor verdachte, waarvoor hij niet, dan wel zeer beperkt werd betaald. Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte ook van hem heeft geprofiteerd, nu hij het door hem verrichte werk niet tegen betaling door anderen hoefde te laten verrichten. Ten aanzien van alle genoemde personen heeft verdachte daarbij gebruik gemaakt van één of meer van de hierboven opgesomde dwangmiddelen, hetgeen er mede toe heeft geleid dat verdachte van hun werkzaamheden (en de inkomsten daaruit) kon blijven profiteren. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte niet alleen opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van alle aangevers (art. 273f lid 1 sub 6 Wetboek van Strafrecht), maar ook dat verdachte de aangevers die geld aan hem afdroegen uit hun prostitutiewerkzaamheden door het hanteren van de dwangmiddelen heeft gedwongen dan wel bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengsten van dat prostitutiewerk (art. 273f lid 1 sub 9 Wetboek van Strafrecht). Ten aanzien van de aangever [aangever 3] volgt uit het vorengaande dat het feit dat hij geen geld uit prostitutiewerk heeft gegenereerd, een bewezenverklaring van het bepaalde in art. 273f lid 1 sub 9 Wetboek van Strafrecht in de weg staat. Ten aanzien van deze aangever zal verdachte dan ook van dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Vereniging
Uit de bewijsmiddelen (waarbij de rechtbank tevens verwijst naar het vonnis van 11 november 2011, gewezen in de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte], welk vonnis als bijlage I aan dit vonnis is gehecht) volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde, voor zover dat ziet op het bepaalde in art. 273f lid 1 sub 6 Wetboek van Strafrecht in nauwe en bewuste samenwerking heeft gepleegd met medeverdachte [medeverdachte], zodat de rechtbank het medeplegen van dit feit wettig en overtuigend bewezen acht.
Wat betreft het bepaalde in art. 273f lid 1 sub 9 Wetboek van Strafrecht overweegt de rechtbank ten aanzien van het medeplegen als volgt.
Uit het ten aanzien van feit 1 overwogene volgt dat verdachte de enige persoon is geweest die de bewezenverklaarde dwangmiddelen heeft toegepast jegens de aangevers. Er is onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig op basis waarvan kan worden vastgesteld dat andere personen bij het toepassen van die dwangmiddelen intensief betrokken zijn geweest.
Nu ten aanzien van dit feit ten laste is gelegd dat de aangevers door toepassing van de bedoelde bewijsmiddelen bewogen zijn tot de afgifte van de opbrengst van hun seksuele handelingen, kan aldus niet bewezen worden dat dit feit in vereniging met verdachte is gepleegd. De rechtbank acht dit onderdeel van het onder feit 3 ten laste gelegde dan ook bewezen in die zin dat verdachte dit feit alleen heeft gepleegd.
Overige overwegingen
De rechtbank overweegt voorts dat aangever [benadeelde 5] heeft verklaard dat hij pas twee dagen in het huis van verdachte verbleef op het moment dat de politie kwam. Aangever [benadeelde 5] had dan ook nog niet voor verdachte in de prostitutie gewerkt. Verdachte heeft dan ook ten aanzien van deze aangever niet geprofiteerd van de uitbuiting, dan wel deze aangever gedwongen of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengsten van prostitutiewerkzaamheden. De rechtbank zal verdachte wat deze aangever betreft dan ook van het onder 3 ten laste gelegde feit vrijspreken.
De rechtbank zal verdachte voorts vrijspreken van het onder feit 3 ten laste gelegde voor zover dit ziet op de daarin onder artikel 273f lid 1 sub 9 Wetboek van Strafrecht opgenomen gedachtestreepjes 1 tot en met 9 met betrekking tot het bewegen. De rechtbank is van oordeel dat de onder deze gedachtestreepjes ten laste gelegde handelingen geen verfeitelijking betreffen van het bewegen om verdachte te bevoordelen uit de opbrengst uit de door aangevers verrichte seksuele handelingen.
De rechtbank overweegt tot slot nog dat het tweede deel van het onder feit 3 tenlastegelegde, dat wil zeggen voor zover dit feit ziet op artikel 273f lid 1 sub 9 van het Wetboek van Strafrecht, de periode van 1 juni 2009 tot en met 22 februari 2010 is tenlastegelegd. Gelet op de context van de gehele tenlastelegging, waarin de datum van 1 oktober 2008 als begindatum is opgenomen, vat de rechtbank de datum 1 juni 2009 op als een kennelijke schrijffout. De rechtbank zal deze datum daarom overeenkomstig de andere ten laste gelegde feiten wijzigen in 1 oktober 2008.
Ten aanzien van feit 4:
De rechtbank overweegt dat uit het M-proces-verbaal blijkt dat de meeste aangevers van buiten de Europese Unie komen . Als zij een toeristenvisum hebben worden zij hier illegaal op het moment dat ze arbeid gaan verrichten of als uit iets anders blijkt dat ze langer dan drie maanden in Nederland zouden willen blijven.
Arbeid verrichten op een toeristenvisum is niet toegestaan, onder geen enkele omstandigheid. Nu de betreffende aangevers echter wel in Nederland (in de prostitutie) hebben gewerkt, betekent dat dat alle aangevers van buiten de Europese Unie illegaal in Nederland zijn.
Vier Roemenen en één Pool komen van binnen de Europese Unie.
Voor de Roemenen geldt dat zij op grond van een overgangsregeling alleen arbeid mogen verrichten in loondienst met een tewerkstellingsvergunning. Arbeid als zelfstandige mag wel. Uit het M-proces-verbaal blijkt dat geen van de aangevers stond ingeschreven als zelfstandige/ondernemer bij de Kamer van Koophandel en ook niet als zodanig bekend was bij de belastingdienst. Alleen voor Polen geldt dat het vrije verkeer volledig op hen van toepassing is.
Verdachte verklaarde dat hij er niet over had nagedacht of de jongens die voor hem kwamen werken wel in Nederland mochten werken. Verdachte had dit nooit gecontroleerd en verklaarde hierover dat hij ervan uitging dat het wel goed zat . De rechtbank acht dit laatste ongeloofwaardig. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat Nederland een restrictief vreemdelingenbeleid voert en dat de toelating en tewerkstelling van vreemdelingen van buiten de Europese Unie aan regels zijn gebonden. Dat Roemenen geen onbeperkte toegang tot de Nederlandse arbeidsmarkt hebben is, zo dit al geen feit van algemene bekendheid is, dan in ieder geval een feit dat na raadpleging van algemeen toegankelijke informatie direct bekend kan zijn. Verdachte exploiteerde jarenlang een bedrijf waarbij hij zijn arbeidskrachten actief en bewust wierf in het buitenland en ook buiten de Europese Unie en hij had constant toegang tot het internet. Indien al geloof zou moeten worden gehecht aan de verklaring van verdachte dat hij nooit gecontroleerd heeft of de door hem geworven en tewerkgestelde arbeidskrachten wel rechtmatig in Nederland verbleven en werkten, dan spreekt daaruit zo’n grove nalatigheid dat hij daarmee naar het oordeel van de rechtbank, zo al niet bewust, dan in elk geval ernstig had moeten vermoeden dat het verblijf van aangevers, al dan niet door de wijze waarop zij werden tewerkgesteld, wederrechtelijk was. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat voldaan is aan het vereiste dat verdachte wist dan wel ernstige redenen had te vermoeden dat dit het geval was. Verdachte is aangevers echter desondanks behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en heeft hen daartoe telkens gelegenheid, middelen en/of inlichtingen verschaft. Dat verdachte daarbij uit winstbejag heeft gehandeld is met de bedrijfsvoering van zijn escortbedrijf, alsmede met het inzetten van aangevers in zijn huishouding, een gegeven.
De rechtbank verklaart op grond van voornoemde het onder feit 4 tenlastegelegde bewezen. De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken voor zover dit feit de [benadeelde 1] betreft.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen gelegen in de periode van 01 oktober 2008 tot en met 22 februari 2010 telkens te Amersfoort en/of Schiphol (gemeente Haarlemmermeer) en/of (elders) in Nederland, en/of bij een (of meer) grensovergang(en) tussen Nederland en/of Duitsland, en/of in Duitsland en/of Spanje en/of Roemenië en/of Polen,
telkens anderen, te weten:
- [A] [benadeelde 4] (geboren [1983] te [geboorteplaats], Brazilië),
en/of
- [B] [aangever 3] (geboren [1987] te [geboorteplaats], Roemenië),
en/of
- [C] [benadeelde 6] (geboren [1984] te [geboorteplaats], Brazilië),
en/of
- [D] [benadeelde 7] (geboren [1987] te [geboorteplaats], Roemenië),
en/of
- [E] [benadeelde 1] (geboren [1982] te [geboorteplaats], Polen),
en/of
- [F] [aangever 1] (geboren op [1989] te [geboorteplaats], Cuba),
en/of
- [G] [benadeelde 11] (geboren op [1985] te [geboorteplaats], Roemenië),
en/of
- [H] [benadeelde 5] (geboren op [1984] te [geboorteplaats], Venezuela),
en/of
- [I] [benadeelde 3] (geboren op [1990] te [geboorteplaats], Brazilië),
en/of
- [J] [benadeelde 8] (geboren op [1986] te [geboorteplaats], Kroatië),
en/of
- [K] [benadeelde 12] (geboren op [1985] te [geboorteplaats]. Lasi, Roemenië, en/of
- [L] [aangever 2] (geboren op [1979] te [geboorteplaats], Brazilië),
(lid 1 onder 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht)
telkens door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie van die ander(en), heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die ander(en),
en
(lid 1 onder 4° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht)
telkens met één of meerdere van de onder 1° genoemde middelen, te weten: door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie van die ander(en), heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten, en/of onder de onder 1° genoemde omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen waarvan hij wist dat die ander(en) zich daardoor beschikbaar zoud(en) stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten
waarbij
(lid 1 onder 1°van artikel 273f Wetboek van Strafrecht)
die misleiding en/of dat uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of die kwetsbare positie van die ander(en) hieruit heeft/hebben bestaan dat bovengenoemde
- [A], [C], [F], [H], [I], [J], [L] door verdachte zijn uitgenodigd om voor hem, verdachte, voor een relatief goed salaris en onder relatief normale arbeids- en leefomstandigheden in de homo-escort en/of homo-prostitutie te komen werken, en/of
- [A], [C,], [D], [F], [J], van buitenlandse afkomst waren en vanuit Duitsland en/of Spanje en/of Roemenië naar Nederland waren gebracht en daardoor een schuld bij verdachte hadden opgebouwd bestaande uit de reissom, en/of
- [A], [D], [F], [G], [J], [L] hun paspoorten (tijdelijk) (ter afbetaling van de reissom) aan verdachte moesten afstaan, en/of
- [A], [B], [C,], [D], [F], [G], [H], [I], [J], [K], [L] zonder legale verblijfstitel en/of arbeidstitel in Nederland verkeerden, en/of
- [C,], [L] door verdachte werd voorgehouden dat verdachte de illegaal verrichte werkzaamheden en de illegale verblijfsstatus van die [C], [L] bij de Nederlandse politie/autoriteiten zou melden, en/of
- [A], [F], [G], [I], [L] niet of nauwelijks de Nederlandse en Engelse taal spraken en niet goed bekend waren in en met de Nederlandse samenleving, en/of
- [A], [B], [D], [E], [F], [H], [J], [L] (direct) na aankomst in Nederland door verdachte zijn opgehaald en naar het pand [adres] te [woonplaats] zijn gebracht, en/of
- [A], [B], [C,], [D], [E], [F], [G], [I], [J], [K], [L] verbleven bij en werkzaamheden verrichtten voor verdachte en (daardoor) voor hun aantal klanten en daaruit voortvloeiende inkomsten en hun eerste levensbehoeften van verdachte (volledig) afhankelijk waren, en/of
- [A], [C,], [D], [E], [F], [G], [I], [K] te weinig verdienden om terugkeer naar hun thuisland en/of vertrek naar een andere huisvesting en/of arbeidsplaats mogelijk te maken, en
(lid 1 onder 1° en/of 4° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht)
dat werven en/of vervoeren en/of overbrengen en/of huisvesten en/of dat bewegen van die personen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten, hieruit heeft/hebben bestaan dat verdachte
- via internet contact heeft gezocht met die [A], [C,], [D], [F], [H], [I], [J], [L] die zich toen in het buitenland bevonden, en/of
- die [A], [C,], [D], [E], [F], [H], [I], [J], [L] heeft uitgenodigd om voor hem, verdachte, voor een bepaald salaris en onder zekere arbeids- en/of leefomstandigheden in de homo-escort en homoprostitutie te komen werken, en/of
- de tickets voor die [A], [C,], [D], [F], [J], om naar Nederland te kunnen reizen, heeft besteld en betaald en/of opgestuurd naar die [A], [C,], [D], [F], [J] en/of
- die [A], [C], [D], [F], [G], [J], op diverse locaties in Nederland heeft opgehaald, en/of
- die [A], [B], [C,], [D], [E], [F], [H], [I], [J], [K], [L] onderdak en huisvesting heeft verschaft, in zijn, verdachte’s, woning van waaruit hij, verdachte, een escortbureau en een of meer escort-website(s) heeft gerund, genaamd (o.a.) [naam] en/of [naam], en/of
- die [A], [C,], [D], [F], [G], [J] (toen) heeft verteld dat zij de kosten van de tickets terug moest betalen, en/of
- de paspoorten van die [A], [D], [F], [G], [J], [L] (daartoe) (tijdelijk) heeft afgepakt en opgeborgen, en/of
- die [A], [C,], [D], [E], [F], [I], [J], [K], [L] ] heeft bewogen te gaan werken en te blijven werken in de escort/prostitutie, en/of die [B] en/of [G] heeft bewogen in de woning van die verdachte huishoudelijke werkzaamheden en/of werkzaamheden op de computer te (blijven) verrichten, en/of
- die [H], [I], [K], [L] uitleg heeft gegeven over de escort/prostitutie, en/of
- de wijze van betaling door de klanten aan die [H], [I], [K], [L] heeft uitgelegd, en/of
- de prostitutieklant(en) voor die [A], [C,], [D], [E], [F], [G], [I], [J], [K], [L] heeft geregeld en daarbij bepaald, of, en zo ja, hoeveel en welke prostitutieklanten naar [A], [C,], [D], [E], [F], [G], [I], [J], [K], [L] gingen en derhalve invloed heeft gehad op de hoogte en de frequentie van de inkomsten van die [A], [C,], [D], [E], [F], [G], [I], [J], [K], [L], en/of
- die [A], [C,], [D], [E], [F], [I], [J], [L] heeft vervoerd en/of laten vervoeren van en naar de klanten, en/of
- het geld dat die [A], [C,], [D], [E], [F], [G], [I], [J], [K], [L] verdienden met de prostitutie/escort in ontvangst heeft genomen en/of
- van dat verdiende geld telkens 50 Euro -als basisverdienste- aan die [A], [C,], [D], [E], [F], [G], [I], [J], [K], [L] heeft afgegeven of teruggegeven, en/of
- die [C,], [E], [F], [G], [H], [I], [J], [L] heeft verboden en/of heeft beperkt contact te onderhouden met derden buiten zijn, verdachte’s, woning, en/of
- heeft gedreigd de illegale verrichte werkzaamheden en de illegale verblijfsstatus van die [C,], [L] bekend te maken bij de Nederlandse politie/autoriteiten, en/of
- de bij hem, verdachte, inwonende [A], [D], [E], [I], [J], [K], [L] op een slecht geventileerde zolderruimte zonder daglicht heeft ondergebracht (met daarbij te weinig/beperkte sanitaire mogelijkheden), en/of
- de bij hem, verdachte, inwonende [A], [C,], [D], [E], [H], [I], [J], [L] een groot deel van een etmaal heeft laten verblijven in één kamer van die woning ten behoeve van mogelijke escort- en/of prostitutiewerkzaamheden.
2.
op tijdstip(pen) gelegen in de periode van 01 oktober 2008 tot en met 22 februari 2010 telkens te Amersfoort en/of Schiphol (gemeente Haarlemmermeer) en/of bij een (of meer) grensovergang(en) tussen Nederland en/of Duitsland, en/of in Duitsland en/of Spanje en/of Roemenië en/of Polen,
telkens anderen, te weten:
- [A] [benadeelde 4] (geboren [1983] te [geboorteplaats], Brazilië),
en/of
- [B] [aangever 3] (geboren [1987] te [geboorteplaats], Roemenië),
en/of
- [C] [benadeelde 6] (geboren [1984] te [geboorteplaats], Brazilië),
en/of
- [D] [benadeelde 7] (geboren [1987] te [geboorteplaats], Roemenië),
en/of
- [F] [aangever 1] (geboren op [1989] te [geboorteplaats], Cuba),
en/of
- [G] [benadeelde 11] (geboren op [1985] te [geboorteplaats], Roemenië),
en/of
- [H] [benadeelde 5] (geboren op [1984] te [geboorteplaats], Venezuela),
en/of
- [J] [benadeelde 8] (geboren op [1986] te [geboorteplaats], Kroatië),
en/of
- [K] [benadeelde 12] (geboren op [1985] te [geboorteplaats]. Lasi, Roemenië, en/of
- [L] [aangever 2] (geboren op [1979] te [geboorteplaats], Brazilië),
heeft aangeworven en/of medegenomen,
met het oogmerk die [A], [B], [C,], [D], [F], [G], [H], [J], [K], [L] in een ander land, zijnde Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling,
immers heeft verdachte
- via internet contact gezocht met die [A], [B], [C,], [D], [F], [H], [J], [L] die zich toen in het buitenland bevonden, en/of
- die [A], [B], [C,], [D], [F], [H], [J], [K], [L] uitgenodigd om voor hem, verdachte, voor een bepaald salaris en onder zekere arbeids- en/of leefomstandigheden in de homo-escort en homo-prostitutie te komen werken,
- de tickets voor die [A], [C,], [D], [F], [J], om naar Nederland te kunnen reizen, besteld en betaald en/of opgestuurd naar die [A], [C,], [D], [F], [J], en/of
- die [A], [C,], [D], [F], [G], [J], op diverse locaties in Nederland opgehaald, en/of
- die [A], [B], [C,], [D], [F], [H], [I], [J], [K], [L] onderdak en huisvesting verschaft in zijn, verdachte’s, woning van waaruit hij, verdachte, een escortbureau en een of meer escort-website(s) heeft gerund, genaamd (o.a.) [naam] en/of [naam], en/of
- de prostitutieklanten voor die [A], [B], [C,], [D], [F], [G], [J], [K], [L] heeft geregeld en daarbij bepaald, of, en zo ja, hoeveel en welke prostitutieklanten naar [A], [B], [C,], [D], [F], [G], [H], [J], [K], [L] ging en derhalve invloed heeft/hebben gehad op de hoogte en de frequentie van de inkomsten van die [A], [B], [C,], [D], [F], [G], [H], [J], [K], [L].
3.
op tijdstippen gelegen in de periode van 01 oktober 2008 tot en met 22 februari 2010 telkens te Amersfoort en/of (elders) in Nederland
telkens tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van (telkens) anderen, te weten:
- [A] [benadeelde 4] (geboren [1983] te [geboorteplaats], Brazilië),
en/of
- [B] [aangever 3] (geboren [1987] te [geboorteplaats], Roemenië),
en/of
- [C] [benadeelde 6] (geboren [1984] te [geboorteplaats], Brazilië),
en/of
- [D] [benadeelde 7] (geboren [1987] te [geboorteplaats], Roemenië),
en/of
- [E] [benadeelde 1] (geboren [1982] te [geboorteplaats], Polen),
en/of
- [F] [aangever 1] (geboren op [1989] te [geboorteplaats], Cuba),
en/of
- [G] [benadeelde 11] (geboren op [1985] te [geboorteplaats], Roemenië),
en/of
- [I] [benadeelde 3] (geboren op [1990] te [geboorteplaats], Brazilië),
en/of
- [J] [benadeelde 8] (geboren op [1986] te [geboorteplaats], Kroatië),
en/of
- [K] [benadeelde 12] (geboren op [1985] te [geboorteplaats]. Lasi, Roemenië, en/of
- [L] [aangever 2] (geboren op [1979] te [geboorteplaats], Brazilië),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader
- via internet contact gezocht met die [A], [C,], [D], [F], [J], [L] die zich toen in het buitenland bevonden, en/of
- die [A], [C,], [D], [E], [F], [I], [J], [L] uitgenodigd om voor hem, verdachte, voor een bepaald salaris en onder zekere arbeids- en/of leefomstandigheden in de homo-escort en homoprostitutie te komen werken,
- de tickets voor die [A], [C,], [D], [F], [J], om naar Nederland te kunnen reizen, besteld en betaald en/of opgestuurd naar die [A], [C,], [D], [F], [J]
- die [A], [C], [D], [F], [G], [J], op diverse locaties in Nederland opgehaald, en/of
- die [A], [B], [C,], [D], [E], [F], [I], [J], [K], [L] onderdak en huisvesting verschaft, in zijn, verdachte’s, woning van waaruit hij, verdachte, een escortbureau en een of meer escort-website(s) heeft gerund, genaamd (o.a.) [naam] en/of [naam], en/of
- die [A], [C,], [D], [F], [G], [J], (toen) verteld dat zij de kosten van de tickets terug moesten betalen, en/of
- de paspoorten van die [A], [D], [F], [G], [J], [L] (daartoe) (tijdelijk) afgepakt en opgeborgen, en/of
- die [A], [C,], [D], [E], [F], [I], [J], [K], [L] bewogen te gaan werken en te blijven werken in de escort/prostitutie, en/of die [B] en/of [G] heeft bewogen in de woning van die verdachte huishoudelijke werkzaamheden en/of werkzaamheden op de computer te (blijven) verrichten, en/of
- de prostitutieklanten voor die [A], [C,], [D], [E], [F], [I], [J], [K], [L] geregeld en daarbij bepaald, of, en zo ja, hoeveel en welke prostitutieklanten naar [A], [C,], [D], [E], [F], [I], [J], [K], [L] gingen en derhalve invloed gehad op de hoogte en de frequentie van de inkomsten van die [A], [C,], [D], [E], [F], [I], [J], [K], [L], en/of
- het geld dat die [A], [C,], [D], [E], [F], [G], [I], [J], [K], [L] verdienden met de prostitutie/escort in ontvangst genomen en/of
- van dat verdiende geld telkens 50 Euro -als basisverdienste- aan die [A], [C,], [D], [E], [F], [G], [I], [J], [K], [L] afgegeven of teruggegeven, en/of
- gedreigd de illegale verrichte werkzaamheden en de illegale verblijfsstatus van die [C,], [L] bekend te maken bij de Nederlandse politie/autoriteiten,
terwijl
- die [A], [C,], [F], [[I], [J], [L] door verdachte zijn uitgenodigd om voor hem, verdachte, voor een relatief goed salaris en onder relatief normale arbeids- en leefomstandigheden in de homo-escort en homoprostitutie te komen werken, en/of
- die [A], [C,], [D], [F], [J], van buitenlandse afkomst waren en vanuit Duitsland en/of Spanje en/of Roemenië naar Nederland waren gebracht en daardoor een schuld bij verdachte hadden opgebouwd bestaande uit de reissom, en/of
- die [A], [D], [F], [G], [J], [L] hun paspoorten (tijdelijk) (ter afbetaling van de reissom) aan verdachte moesten afstaan, en/of
- die [A], [B], [C,], [D], [F], [G], [I], [J], [K], [L] zonder legale verblijfstitel en/of arbeidstitel in Nederland verkeerden, en/of
- die [A], [F], [G], [I], [L] niet of nauwelijks de Nederlandse en Engelse taal spraken en niet goed bekend waren in en met de Nederlandse samenleving, en/of
- die [A], [B], [D], [E], [F], [J], [L] (direct) na aankomst in Nederland door verdachte zijn opgehaald en naar het pand [adres] te [woonplaats] zijn gebracht, en/of
- die [A], [B], [C,], [D], [E], [F], [G], [I], [J], [K], [L] verbleven bij en werkzaamheden verrichtten voor verdachte en (daardoor) voor hun aantal klanten en daaruit voortvloeiende inkomsten en hun eerste levensbehoeften van verdachte (volledig) afhankelijk waren, en
- die [A], [C,], [D], [E], [F], [G], [I], [K] te weinig verdienden om terugkeer naar hun thuisland en/of vertrek naar een andere huisvesting en/of arbeidsplaats mogelijk te maken,
en
op tijdstippen gelegen in de periode van 01 oktober 2008 tot en met 22 februari 2010 telkens te Amersfoort en/of (elders) in Nederland
telkens alleen
telkens anderen, te weten:
- [A] [benadeelde 4] (geboren [1983] te [geboorteplaats], Brazilië),
en/of
- [C] [benadeelde 6] (geboren [1984] te [geboorteplaats], Brazilië),
en/of
- [D] [benadeelde 7] (geboren [1987] te [geboorteplaats], Roemenië),
en/of
- [E] [benadeelde 1] (geboren [1982] te [geboorteplaats], Polen),
en/of
- [F] [aangever 1] (geboren op [1989] te [geboorteplaats], Cuba),
en/of
- [G] [benadeelde 11] (geboren op [1985] te [geboorteplaats], Roemenië),
en/of
- [I] [benadeelde 3] (geboren op [1990] te [geboorteplaats], Brazilië),
en/of
- [J] [benadeelde 8] (geboren op [1986] te [geboorteplaats], Kroatië),
en/of
- [K] [benadeelde 12] (geboren op [1985] te [geboorteplaats]. Lasi, Roemenië, en/of
- [L] [aangever 2] (geboren op [1979] te [geboorteplaats], Brazilië),
met één van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten: telkens door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie van die ander(en), telkens heeft bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van hun seksuele handelingen met of voor een derde,
waarbij
(lid 1 onder 1°van artikel 273f Wetboek van Strafrecht)
die misleiding en/of dat uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of die kwetsbare positie van die ander(en) hieruit heeft/hebben bestaan dat bovengenoemde personen
- [A], [C], [F], [I], [J], [L] door verdachte zijn uitgenodigd om voor hem, verdachte, voor een relatief goed salaris en onder relatief normale arbeids- en leefomstandigheden in de homo-escort en/of homo-prostitutie te komen werken, en/of
- [A], [C], [D], [F], [J] van buitenlandse afkomst waren en vanuit Duitsland en/of Spanje en/of Roemenië en/of Polen naar Nederland waren gebracht en daardoor een schuld bij verdachte hadden opgebouwd bestaande uit de reissom, en/of
- [A], [D], [F], [G], [J], [L] hun paspoorten (tijdelijk) (ter afbetaling van de reissom) aan verdachte moesten afstaan, en/of
- [A], [B], [C], [D], [F], [G], [I], [J], [K], [L] zonder legale verblijfstitel en/of arbeidstitel in Nederland verkeerden, en/of
- [A], [F], [G], [I], [L] niet of nauwelijks de Nederlandse en Engelse taal spraken en niet goed bekend waren in en met de Nederlandse samenleving, en/of
- [A], [B], [D], [E], [F], [J], [L] (direct) na aankomst in Nederland door verdachte zijn opgehaald en naar het pand [adres] te [woonplaats] zijn gebracht, en/of
- [A], [B], [C], [D], [E], [F], [G], [I], [J], [K], [L] verbleven bij en werkzaamheden verrichtten voor verdachte en (daardoor) voor hun aantal klanten en daaruit voortvloeiende inkomsten en hun eerste levensbehoeften van verdachte (volledig) afhankelijk waren, en
- [A], [C], [D], [E], [F], [G], [I], [K] te weinig verdienden om terugkeer naar hun thuisland en/of vertrek naar een andere huisvesting en/of arbeidsplaats mogelijk te maken, en
(lid 1 onder 9° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht)
dat bewegen van die [A], [C], [D], [E], [F], [G], [I], [J], [K], [L] om verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van hun seksuele handelingen met of voor een derde als omschreven in lid 1 onder 9°, hieruit heeft bestaan dat verdachte
- het geld dat die [A], [C], [D], [E], [F], [G], [I], [J], [K], [L] verdienden met de prostitutie/escort in ontvangst heeft/hebben genomen en/of
- van dat verdiende geld telkens 50 Euro -als basisverdienste- aan die [A], [C], [D], [E], [F], [G], [I], [J], [K], [L] heeft afgegeven of teruggegeven.
4.
op tijdstippen gelegen in de periode van 01 oktober 2008 tot en met 22 februari 2010 telkens te Amersfoort en/of Schiphol (gemeente Haarlemmermeer) en/of (elders) in Nederland, en/of bij een (of meer) grensovergang(en) tussen Nederland en/of Duitsland, en/of in Duitsland en/of Spanje en/of Roemenië en/of Polen,
telkens anderen, te weten:
- [A] [benadeelde 4] (geboren [1983] te [geboorteplaats], Brazilië),
en/of
- [B] [aangever 3] (geboren [1987] te [geboorteplaats], Roemenië),
en/of
- [C] [benadeelde 6] (geboren [1984] te [geboorteplaats], Brazilië),
en/of
- [D] [benadeelde 7] (geboren [1987] te [geboorteplaats], Roemenië),
en/of
- [F] [aangever 1] (geboren op [1989] te [geboorteplaats], Cuba),
en/of
- [G] [benadeelde 11] (geboren op [1985] te [geboorteplaats], Roemenië),
en/of
- [H] [benadeelde 5] (geboren op [1984] te [geboorteplaats], Venezuela),
en/of
- [I] [benadeelde 3] (geboren op [1990] te [geboorteplaats], Brazilië),
en/of
- [J] [benadeelde 8] (geboren op [1986] te [geboorteplaats], Kroatië),
en/of
- [K] [benadeelde 12] (geboren op [1985] te [geboorteplaats]. Lasi, Roemenië, en/of
- [L] [aangever 2] (geboren op [1979] te [geboorteplaats], Brazilië),
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en die personen daartoe telkens gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte,
- via internet contact gezocht met die [A], [B], [C], [D], [F], [G], [H], [I], [J], [K], [L] die zich toen in het buitenland bevonden, en/of
- die [A], [B], [C], [D], [F], [G], [H], [I], [J], [K], [L] uitgenodigd om voor hem, verdachte, voor een relatief goed salaris en onder relatief normale arbeids- en/of leefomstandigheden in de homo-escort en homo-prostitutie te komen werken,
- de tickets voor die [A], [B], [C], [D], [F], [G], [H], [I], [J], [K], [L] om naar Nederland te kunnen reizen, besteld en betaald en/of opgestuurd naar die [A], [B], [C,], [D], [F], [G], [H], [I], [J], [K], [L], en/of
- die [A], [B], [C], [D], [F], [G], [H], [I], [J], [K], [L] op diverse locaties in Nederland opgehaald, en/of
- die [A], [B], [C], [D], [F], [G], [H], [I], [J], [K], [L] onderdak en huisvesting verschaft in zijn, verdachte’s, woning van waaruit hij, verdachte, een escortbureau en/of een of meer escort-website(s) heeft gerund, genaamd (o.a.) [naam] en/of [naam]), en/of
- de prostitutieklanten voor die [A], [C], [D], [F], [G], [H], [I], [J], [K], [L] geregeld,
terwijl verdachte telkens wist dat het verblijf van die [A], [B], [C,], [D], [F], [G], [H], [I], [J], [K], [L] vanwege de op verzoek van verdachte te verrichten illegale werkzaamheden, telkens wederrechtelijk was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
Mensenhandel, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Mensenhandel, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
Medeplegen van mensenhandel, meermalen gepleegd
en
Mensenhandel, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 4:
Mensensmokkel.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft zich over de persoon van verdachte laten voorlichten door psychiater drs. H.A. Gerritsen, die op 29 april 2010 een rapport heeft uitgebracht. Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw hebben ter zitting van 29 september 2011 aangegeven geen bezwaar te hebben tegen gebruikmaking van de inhoud van dit rapport. De raadsvrouw heeft daarbij de kanttekening gemaakt dat verdachte wel openstaat voor hulpverlening.
Uit het rapport volgt dat er nauwelijks sprake is van psychopathologie. De persoonlijkheid van verdachte kenmerkt zich door antisociale trekken (met een gebrekkige gewetensfunctie) zonder dat er sprake is van een echte persoonlijkheidsstoornis. Ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten leed verdachte aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Er bestaat hooguit enige relatie tussen de ten laste gelegde feiten en de psychopathologie. Verdachte heeft een gebrekkige gewetensfunctie, passend bij zijn persoonlijkheid met antisociale trekken, op grond waarvan hij al jarenlang de wet overtreedt. Verdachte doet dit echter bewust en planmatig, hij weet dat dit niet mag en hij is goed op de hoogte van de consequenties van zijn handelen. De psychiater adviseert om verdachte als volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen. De psychiater ziet vanuit gedragskundig oogpunt geen mogelijkheid om het recidiverisico te verlagen/beperken.
Verdachte is strafbaar, omdat ook overigens niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaar, en met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd om als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijke strafdeel te koppelen dat de verdachte zich op geen enkele wijze zal bezighouden met prostitutie(bemiddelings)werkzaamheden en escortservices in de ruimste zin van het woord.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd om de vorderingen van de benadeelde partijen die gedurende een langere periode in de woning van verdachte hebben verbleven, te weten [benadeelde 7], [benadeelde 9] en [benadeelde 10], ieder toe te wijzen tot een bedrag van € 1.000,00 als voorschot en de vorderingen van de benadeelde partijen die gedurende een kortere periode in de woning van verdachte hebben verleven, te weten [benadeelde 3], [benadeelde 1], [benadeelde 8] en [benadeelde 5], ieder toe te wijzen tot een bedrag van € 500,00 als voorschot. De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de genoemde benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd om een beslissing te nemen op de in beslag genomen goederen. De officier van justitie heeft hiertoe de beslaglijst met de door haar gevorderde beslissing op schrift overgelegd aan de rechtbank.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat, als de rechtbank tot een veroordeling en een strafoplegging komt, bij het bepalen van de strafmaat rekening moet worden gehouden met de richtlijn voor strafvordering mensenhandel in de zin van seksuele uitbuiting, de mate waarin inbreuk is gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer en het persoonlijk leed dat is toegebracht, de mate van minachting voor het slachtoffer en de mate waarin het slachtoffer is gereduceerd tot handelswaar, en het gewelddadige karakter van verdachte. In casu is dat volgens de verdediging op alle genoemde punten beperkt geweest.
Ten aanzien van de door de benadeelde partijen ingediende vorderingen tot schadevergoeding heeft de verdediging aangevoerd dat een behandeling van deze vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De verdediging heeft daarbij opgemerkt dat de benadeelde partij [benadeelde 5] niet voor verdachte in de prostitutie heeft gewerkt.
Tot slot heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte de in beslag genomen goederen, waarvan hij of zijn partner eigenaar is en waarvan zij geen afstand hebben gedaan, terug wil hebben.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode ten aanzien van meerdere jongens schuldig gemaakt aan mensenhandel en mensensmokkel. Verdachte benaderde jonge buitenlandse jongens en hij nodigde hen uit om voor hem in de prostitutie te komen werken. Verdachte hield hen daarbij bepaalde leefomstandigheden en een goed inkomen voor. Veel van de jongens zijn op die uitnodiging ingegaan, omdat zij in een financieel slechte positie verkeerden. Toen de jongens eenmaal bij verdachte aankwamen bleken de leefomstandigheden en het geld dat zij verdienden met de prostitutie minder aantrekkelijk te zijn dan dat verdachte hen had verteld.
De rechtbank overweegt dat verdachte de jongens die voor hem kwamen werken heeft misleid en dat hij misbruik van hen heeft gemaakt. De jongens werkten echter allemaal al in de prostitutie op het moment dat zij door verdachte benaderd werden. Zij waren daarom bekend met de escortwereld en de daarin gebruikelijke normen en waarden, maar hebben alle aangegeven dat zij zich door verdachte slecht behandeld en benadeeld voelen. Dat valt verdachte aan te rekenen. Uit de verklaringen in het dossier blijkt echter niet dat verdachte geweld gebruikte tegen de jongens. Ook blijkt niet dat de jongens seksuele handelingen met klanten moesten te verrichten, terwijl zij dat niet wilden. De jongens werden nergens toe gedwongen op seksueel gebied door verdachte. Verdachte heeft de jongens wel in slechtere omstandigheden laten wonen en werken dan normaal en de jongens moesten tenminste de helft van het door hen verdiende geld aan verdachte afstaan. Dat is wat er in deze zaak is gebeurd. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook geen sprake van de meest ernstigste vorm van mensenhandel. Verdachte heeft zich daarmee niet schuldig gemaakt aan een grove schending van de lichamelijke integriteit van de jongens die voor hem werkten. Het kwalijke in deze zaak zit hem meer in de omstandigheden waaronder de jongens moesten leven en werken dan in de aard van de werkzaamheden die de jongens moesten verrichten zelf. Een en ander laat evenwel onverlet dat verdachtes handelen als mensenhandel is te kwalificeren en dat hem daarmee een verwijt valt te maken dat louter slecht werkgeverschap overstijgt. Mede gelet op het grote aantal jongens dat door verdachte gedurende een in totaal lange periode op diverse wijzen is uitgebuit en het dedain dat verdachte daarmee naar het oordeel van de rechtbank in de richting van die jongens hoeft doen blijken, is de rechtbank van oordeel dat een stevige straf gerechtvaardigd is.
Bij het bepalen van de hoogte daarvan overweegt de rechtbank voorts dat uit de bij de door de benadeelde partijen ingediende vorderingen tot schadevergoeding gevoegde onderbouwingen volgt dat het handelen van verdachte impact heeft gehad op de slachtoffers en dat zij ook nog de gevolgen hiervan ondervinden. Verdachte heeft ter terechtzitting echter in het geheel geen verantwoordelijkheid genomen voor hetgeen hij de jongens heeft aangedaan. Verdachte heeft totaal geen spijt en berouw getoond en heeft gedurende het onderzoek ter zitting volgehouden dat er niks aan de hand is geweest en dat hij niets fout heeft gedaan. Verdachte heeft daarmee totaal geen inzicht in het kwalijke van zijn handelen getoond.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 september 2011 maakt de rechtbank op dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van feiten als mensenhandel en mensensmokkel. Verdachte is wel eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder diefstal, oplichting, valsheid in geschrift en verduistering. Verdachte is voor het laatst veroordeeld op 28 januari 2011 door het Gerechtshof tot –kort gezegd- een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk en een werkstraf. De rechtbank zal met dit vonnis op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening houden.
Het Leger des Heils, Jeugdzorg en Reclassering, vermeldt in zijn voorlichtingsrapport van
6 mei 2010 dat verdachte gemotiveerd is voor hulpverlening vanuit zijn sterke wens om in vrijheid medische zorg te kunnen krijgen. Daarbij moet wel de kanttekening geplaatst worden dat een reclasseringscontact, bij gebrek aan een concrete hulpvraag of wens om te veranderen, enkel een controlerende en monitorende functie zal hebben, waarbij de reclassering beperkt is in de mate waarin de controle ook daadwerkelijk uitgeoefend kan worden. Een sterke recidiveverlagende werking zal hier niet van uitgaan. Wel zal het een mogelijkheid zijn om verdachte in vrijheid aan zijn gezondheid te laten werken, waarbij een groot voorwaardelijk strafdeel als middel ingezet kan worden om het recidiverisico te verminderen.
De psychiater heeft in zijn rapport van 29 april 2010 aangegeven dat hij de kans op herhaling van de ten laste gelegde feiten als hoog inschat, gelet op het strafblad van verdachte en zijn persoonlijkheid met antisociale trekken.
Rekening houdend met de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de straffen die gemiddeld in vergelijkbare zaken worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf een te hoge straf is. De rechtbank zal deze straf dan ook matigen.
De reclassering en de psychiater zijn van mening dat het gevaar voor herhaling aanwezig is. Uit het dossier komt daarnaast naar voren dat verdachte gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis de werkzaamheden voor zijn escortbedrijf heeft voortgezet. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich nooit meer met escortwerkzaamheden wil en zal bezighouden. De rechtbank heeft echter geen aanleiding om verdachte op zijn woord te geloven, gelet op het feit dat hij ter zitting totaal geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen en ook tijdens zijn schorsing blijk heeft gegeven van het negeren van gestelde en door verdachte akkoordverklaarde voorwaarden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een voorwaardelijk strafdeel noodzakelijk is om verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw (dergelijke) strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal verdachte daarbij de bijzondere voorwaarde opleggen dat verdachte zich op geen enkele wijze zal bezighouden met prostitutie(bemiddelings)werkzaamheden en escortservices in de ruimste zin van het woord.
Om verdachte ervan te doordringen dat hij zich nooit meer met dit soort praktijken moet bezighouden zal de rechtbank ten aanzien van de bijzondere voorwaarde een proeftijd van vijf jaar opleggen.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde 5] vordert een schadevergoeding van
€ 13.200,00 voor de bewezen verklaarde feiten, waarvan € 5.000,00 ter zake van materiële schade en € 8.200,00 ter zake van immateriële schade.
De rechtbank stelt op basis van de eigen verklaring van de benadeelde partij vast dat hij nog maar twee dagen in de woning van verdachte was op het moment dat de politie kwam en verdachte werd aangehouden. In die twee dagen heeft de benadeelde partij niet voor verdachte in de prostitutie gewerkt. Gelet op hierop is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij niet voor toewijzing in aanmerking komt. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering en bepalen dat de benadeelde partij zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank stelt ten aanzien van de benadeelde partijen [benadeelde 3], [benadeelde 1], [benadeelde 7], [benadeelde 8], [benadeelde 6] en [benadeelde 4] vast dat zij gedurende een bepaalde periode in de woning van verdachte hebben verbleven en gedurende die periode voor verdachte in de prostitutie hebben gewerkt. Een deel van het geld dat zij met dit werk verdienden moesten zij afgeven aan verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partijen hierdoor in ieder geval materiële en immateriële schade hebben geleden. De hoogte van deze schade is echter op basis van het dossier moeilijk vast te stellen en de bepaling daarvan zal in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal daarom in redelijkheid een voorschot aan de benadeelde partijen toekennen voor zowel materiële als immateriële schade, zoals hieronder weergegeven. De rechtbank neemt daarbij overeenkomstig de officier van justitie de duur die de benadeelde partijen in de woning van verdachte hebben gebleven als uitgangspunt.
De benadeelde partij [benadeelde 7] vordert een schadevergoeding van
€ 6.150,00 voor de bewezen verklaarde feiten, waarvan € 5.000,00 ter zake van immateriële schade en € 1.150,00 ter zake van materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1.000,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag als voorschot toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
De benadeelde partij [benadeelde 6] vordert een schadevergoeding van
€ 13.007,60 voor de bewezen verklaarde feiten, waarvan € 2.500,00 ter zake van immateriële schade en € 10.057,00 ter zake van materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1.000,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag als voorschot toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
De benadeelde partij [benadeelde 4] vordert een schadevergoeding van
€ 25.757,60 voor de bewezen verklaarde feiten, waarvan € 4.000,00 ter zake van immateriële schade en € 21.757,60 ter zake van materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1.000,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag als voorschot toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert een schadevergoeding van
€ 8.950,00 voor de bewezen verklaarde feiten, waarvan € 5.000,00 ter zake van immateriële schade en € 3.950,00 ter zake van materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 500,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag als voorschot toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van
€ 9.400,00 voor de bewezen verklaarde feiten, waarvan € 7.000,00 ter zake van immateriële schade en € 2.400,00 ter zake van materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 500,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag als voorschot toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
De benadeelde partij [benadeelde 8] vordert een schadevergoeding van
€ 5.900,00 voor de bewezen verklaarde feiten, waarvan € 5.000,00 ter zake van immateriële schade en € 900,00 ter zake van materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 500,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag als voorschot toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 Het beslag
8.1 De verbeurdverklaring
De in beslag genomen voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1 tot en met 7, 9 tot en met 31, 33, 37, 48 en 71 tot en met 73 zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. De rechtbank zal deze in beslag genomen voorwerpen dan ook verbeurd verklaren.
8.2 De bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de in beslag genomen voorwerpen, die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst als 8, 38, 40, 44, 50, 51, 52, 54, 69 en 70 zijn genummerd, aangezien thans niemand als rechthebbende kan worden aangemerkt.
8.3 De teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 32, 34, 35, 36, 49, 53, 55 tot en met 68, aan de rechthebbende, omdat die personen redelijkerwijs als rechthebbende kunnen worden aangemerkt.
8.4 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen, die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 39 en 41 tot en met 43 en 45 tot en met 47 aan verdachte, aangezien deze voorwerp niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 33, 33a, 36f, 47, 57, 63, 197a en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:
Mensenhandel, meermalen gepleegd.
feit 2:
Mensenhandel, meermalen gepleegd.
feit 3:
Medeplegen van mensenhandel, meermalen gepleegd
en
Mensenhandel, meermalen gepleegd.
feit 4:
Mensensmokkel;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 26 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk;
Stelt een proeftijd vast van twee jaren:
Bepaalt daarbij dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Stelt een proeftijd vast van vijf jaren:
Bepaalt daarbij dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
- dat de veroordeelde zich op geen enkele wijze zal bezighouden met prostitutie(bemiddelings)werkzaamheden en escortservices in de ruimste zin van het woord;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 5] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 7] van € 1.000,00 en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 7], € 1.000,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 6] van
€ 1.000,00 en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 6], € 1.000,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 4] van € 1.000,00 en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 4], € 1.000,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] van € 500,00 en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 3], € 500,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van
€ 500,00 en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 1], € 500,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 8] van € 500,00 en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 8], € 500,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Beslag
- verklaart verbeurd de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1 tot en met 7, 9 tot en met 31, 33, 37, 48 en 71 tot en met 73;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 8, 38, 40, 44, 50, 51, 52, 54, 69 en 70;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 32, 34, 35, 36, 49, 53, 55 tot en met 68;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 39 en 41 tot en met 43 en 45 tot en met 47.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, mr. A.G. van Doorn en
mr. M.A.A.T. Engbers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 november 2011.