ECLI:NL:RBUTR:2011:BU1928

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
22 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600275-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake meerdere winkeldiefstallen met vrijspraak en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 22 september 2011, is de verdachte veroordeeld voor meerdere winkeldiefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van goederen uit verschillende winkels in Amersfoort, waarbij hij herhaaldelijk in de fout ging. De feiten zijn bewezen verklaard op basis van getuigenverklaringen en bekennende verklaringen van de verdachte zelf. De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat de verdachte niet schuldig is aan een poging tot diefstal, omdat de beelden van de diefstal niet meer beschikbaar waren, waardoor de rechtbank niet kon verifiëren of de verdachte daadwerkelijk de dader was.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de verslaving van de verdachte aan harddrugs en zijn strafblad, waaruit blijkt dat hij eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 262 dagen opgelegd, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich moet laten behandelen in een klinische setting. Dit is bedoeld om de verdachte te helpen zijn verslaving aan te pakken en recidive te voorkomen. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen toegewezen, maar deze omgezet in werkstraffen, zodat de verdachte in staat wordt gesteld om zijn behandeling te combineren met het uitvoeren van werkstraffen.

De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van een effectieve behandeling voor de verdachte, die als veelpleger bekend staat. De rechtbank heeft de beslissing genomen om de verdachte de kans te geven om zijn leven te beteren, terwijl tegelijkertijd de belangen van de slachtoffers en de maatschappij in acht worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/600275-11; 16/610026-11 (ttz. gev.); 16/610227-10 (ttz. gev.);
16/601047-10 (vordering tul); 16/167842-10 (vordering tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 september 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [woonplaats],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, locatie Huis van Bewaring Nieuwegein.
Raadsvrouw mr. C.H. Dijkstra, advocaat te Amersfoort.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 1 juli 2011 en 8 september 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter terechtzitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummers.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/600275-11 feit 1; 16/610026-11; winkeldiefstallen heeft gepleegd;
16/600275-11 feit 2: geprobeerd heeft een winkeldiefstal te plegen;
16/610227-10: een winkeldiefstal heeft gepleegd, dan wel goederen heeft geheeld.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten onder 1 en 2 van parketnummer 16/600275-11, onder primair van parketnummer 16/610227-10 en onder 16/610026-11 heeft begaan en baseert zich daarbij op de in de dossiers aanwezige bewijsmiddelen en de bekennende verklaringen van verdachte ten aanzien van de feiten onder 1 van parketnummer 16/600275-11 en parketnummer 16/610026-11.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder parketnummer 16/610227-10 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten is de verdediging van mening dat deze wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en refereert zij zich daaromtrent aan het oordeel van de rechtbank.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten onder 1 van parketnummer 16/600275-11, onder parketnummer 16/610026-11 en onder primair van parketnummer 16/610227-10 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
16/600275-11, feit 1:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 1 juli 2011;
- de aangifte van [aangever 1], namens de [bedrijf 1] te Amersfoort waarin zij aangifte doet van de diefstal van twee jassen van het merk Human Nature, in respectievelijk de kleuren navy en donker grijs, op 16 februari 2011;
- het proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat de verbalisant de beelden van de winkeldiefstal bij de [bedrijf 1] te Amersfoort, gepleegd op 16 februari 2011, heeft bekeken en verdachte herkent als de dader.
16/610026-11:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 1 juli 2011; - de aangifte van [aangever 2], namens [bedrijf 2] te Amersfoort, waarin zij aangifte doet van de diefstal van twee flessen eau de toilette, van het merk Boss op 15 oktober 2010;
- het proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat de betreffende verbalisant verdachte herkent als degene die met een foto op de briefingsite van de politie staat als zijnde de dader van een winkeldiefstal bij [bedrijf 2] te Amersfoort, gepleegd op 8 november 2010 (de rechtbank begrijpt dat hier wordt bedoeld 15 oktober 2010).
16/610227-10 primair:
- de aangifte van [aangever 3], namens [bedrijf 3] Amersfoort, waarin zij aangifte doet van de diefstal van twee stuks eau de toilette van het merk Gucci op 23 september 2010;
- de verklaring van getuige [getuige 1] waarin zij verklaart dat zij op 23 september 2010 omstreeks 16.15 uur ziet dat een man bij Parfumerie [bedrijf 3] te Amersfoort twee dozen van een tafel pakt en deze niet afrekent;
- de verklaring van getuige [getuige 2], die verklaart dat zij op 23 september 2010 een man in de Parfumerie [bedrijf 3] te Amersfoort ziet staan. Van haar vriendin hoort zij dat deze had gezien dat deze man twee dozen wegnam uit de winkel. Getuige ziet dat de man twee dozen in een soort geschenkverpakking onder zijn jas verstopt en ziet dat hij op een bordeaux rode fiets wegfietst;
- het proces-verbaal van bevindingen waaruit volgt dat de betreffende verbalisant op 23 september 2010 omstreeks 16.17 uur in Amersfoort een man op hoge snelheid ziet fietsen op een bordeaux rode fiets, de man houdt een verpakking onder zijn jas vast. Een verkoopster van een winkel zegt tegen verbalisant dat zij deze man kent en dat deze voortdurend spullen steelt in het centrum van Amersfoort. Als verbalisant de man staande houdt herkent hij deze als verdachte [verdachte]. Verdachte probeert een doos met het opschrift “Gucci” in zijn rugzak te doen. In de rugzak van verdachte zit een soortgelijke doos. Verdachte kan geen aankoopbon overleggen. Op de onderzijde van beide dozen zitten prijsstickers van Parfumerie [bedrijf 3]. Aangekomen bij de Parfumerie [bedrijf 3] herkent getuige [getuige 2] de door verbalisant meegenomen fiets van verdachte, als zijnde de fiets waarop de man die spullen bij [bedrijf 3] had gestolen, had gereden.
Vrijspraak feit 2 onder parketnummer 16/600275-11
De rechtbank heeft op grond van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging verkregen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, te weten een poging tot diefstal heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe dat de officier van justitie heeft aangegeven dat de beelden van de diefstal niet meer beschikbaar zijn. De rechtbank heeft derhalve niet de mogelijkheid om aan de hand van de beelden zelf te verifiëren of verdachte degene is die op de beelden te zien is.
De rechtbank zal derhalve verdachte vrijspreken van het onder 2 van parketnummer 16/600275-11 ten laste gelegde feit.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
parketnummer 16/600275-11, feit 1
op 16 februari 2011 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee jassen (merk Human Nature, kleur navy en/of donker grijs), toebehorende aan de [bedrijf 1];
parketnummer: 16/610026-11
op 15 oktober 2010 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee flessen Eau de Toilette (merk Boss), toebehorende aan [bedrijf 2];
parketnummer 16/610227-10, primair
op 23 september 2010 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee stuks eau de toilette (merk Gucci), toebehorende aan de [bedrijf 3];
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
16/600275-11 feit 1, 16/610026-11 en 16/610227-11 primair: telkens diefstal.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 275 dagen met aftrek, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met daarbij de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact, ook als dat inhoudt dat verdachte mee zal werken aan een klinische opname bij Triple Ex of een soortgelijke instelling voor de duur van maximaal één jaar.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het standpunt van de officier van justitie.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal winkeldiefstallen. Dergelijke feiten veroorzaken schade en overlast bij de slachtoffers. Verdachte is verslaafd aan harddrugs. Deze verslaving kan verdachte kennelijk alleen bekostigen door het op grote schaal plegen van vermogensdelicten.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het strafblad van verdachte d.d. 20 mei 2011, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen voor strafbare feiten, waaronder soortgelijke feiten als het onderhavige feit, is veroordeeld. Hij is onder meer veroordeeld door de politierechter op respectievelijk 27 oktober 2010 en 25 november 2010, waarbij aan verdachte werkstraffen en voorwaardelijke gevangenisstraffen zijn opgelegd, hetgeen verdachte er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige delicten te plegen.
Uit het reclasseringsrapport d.d. 30 mei 2011, opgemaakt door J. Mertens volgt – zakelijk weergegeven – dat verdachte verslaafd is aan harddrugs en bekend staat als veelpleger. Verdachte is in het verleden verschillende malen opgenomen geweest, zowel vrijwillig als gedwongen, hetgeen niet heeft geleid tot enig effect. De reclassering adviseert om aan verdachte de ISD maatregel op te leggen.
Uit het adviesrapport van het Centrum Maliebaan d.d. 29 maart 2011, opgemaakt door J. van Spaandonk, volgt dat het Centrum Maliebaan eveneens adviseert om aan verdachte de ISD maatregel op te leggen.
Op 1 juli 2011 heeft de deskundige F. Wouters ter zitting verklaard dat verdachte nu zeer gemotiveerd is om te stoppen met zijn drugsgebruik. Op basis van recente ontwikkelingen is een ISD maatregel niet per se nodig, maar kan verdachte ook geholpen worden door middel van een klinische behandeling. Gelet op de persoon van verdachte en zijn verleden dient dit wel te geschieden binnen een gedwongen kader. Er is voor verdachte een vooraanmelding gedaan bij de Roorda kliniek.
Uit een schrijven van het Centrum Maliebaan d.d. 31 augustus 2011 van J. van Spaandonk, casemanager GAVO, volgt dat verdachte is aangemeld bij Triple Ex. Verdachte kan daar op korte termijn terecht voor een intensief behandelprogramma. Tevens is door het IFZ een indicatieadvies afgegeven voor de behandeling van verdachte bij Triple Ex.
Ter zitting d.d. 8 september 2011 heeft J. van Spaandonk aangegeven dat de betreffende behandeling van verdachte bij Triple Ex ongeveer 1 jaar in beslag zal nemen.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven zeer gemotiveerd te zijn om een behandeling bij Triple Ex te volgen.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de strafmaat in soortgelijke zaken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 262 dagen noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten 90 dagen, voorwaardelijk op te leggen. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Verder maakt deze voorwaardelijke straf een verplichte begeleiding door de Reclassering en de klinische behandeling van verdachte mogelijk.
7. De vorderingen tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straffen van:
- 6 weken gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter d.d. 25 november 2010, onder parketnummer 16/167842-10 en
- 1 maand gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter d.d. 27 oktober 2010, onder parketnummer 16/601047-10
ten uitvoer zullen worden gelegd, waarbij voornoemde straffen omgezet worden in werkstraffen.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan de eis van de officier van justitie.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zullen de vorderingen tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de mededeling ter terechtzitting van J. Spaandonk, casemanager GAVO, dat een werkstraf zeer goed in te passen is in de klinische behandeling die verdachte bij Triple Ex kan volgen, zal de rechtbank verdachte in de gelegenheid stellen werkstraffen te verrichten in plaats van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 27, 57, 63, 310 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 2 van parketnummer 16/600275-11 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
16/600275-11 feit 1, 16/610026-11 en 16/610227-11 primair: telkens diefstal
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 262 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich zal laten opnemen en behandelen in een inrichting ter verpleging, te weten Triple Ex of een soortgelijke instelling, gedurende de termijn van 12 maanden of zoveel korter als de leiding van de inrichting in overleg met de Reclassering Nederland en/of het Centrum Maliebaan wenselijk acht;
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland en/of het Centrum Maliebaan;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Vorderingen tenuitvoerlegging
parketnummer 16/167842-10:
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van de politierechter d.d. 25 november 2010 is opgelegd ten uitvoer zal worden gelegd, te weten 6 weken gevangenisstraf;
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf zal worden vervangen door een werkstraf van 84 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 42 dagen;
parketnummer 16/601047-10:
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van de politierechter d.d. 27 oktober 2010 is opgelegd ten uitvoer zal worden gelegd, te weten 1 maand gevangenisstraf;
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf zal worden vervangen door een werkstraf van 60 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen;
Voorlopige hechtenis
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.G. van Doorn, voorzitter, mr. D.A.C. Koster en mr. A.M. Crouwel, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 september 2011.