ECLI:NL:RBUTR:2011:BT2934

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
27 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
310845/FT-RK 11.959
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot faillietverklaring wegens onvoldoende bewijs van aansprakelijkheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 27 september 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot faillietverklaring van de gerekwestreerde, die in het verleden vennoot was van een vennootschap onder firma. De verzoeksters, bestaande uit drie stichtingen, vorderden een bedrag van € 9.164,55 van de gerekwestreerde, dat betrekking had op verschuldigde pensioenbijdragen. De gerekwestreerde betwistte de vordering en stelde dat de verzoeksters geen recht hadden op de gevorderde bedragen, omdat deze pas jaren na zijn vertrek uit de vennootschap waren opgelegd. De rechtbank overwoog dat voor een faillietverklaring summierlijk moet komen vast te staan dat er sprake is van meerdere schuldeisers en dat de gerekwestreerde in een toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. De rechtbank constateerde dat de gerekwestreerde van 5 oktober 2005 tot 5 mei 2008 vennoot was van de vennootschap, maar dat de vorderingen pas in 2010 zijn opgelegd, terwijl de vennootschap al was opgeheven. De verzoeksters hadden onvoldoende gebruik gemaakt van de periode van aanhouding om hun standpunt te verduidelijken. Gezien deze omstandigheden kon de rechtbank niet vaststellen of de verzoeksters een vordering op de gerekwestreerde hadden, noch of er sprake was van meerdere schuldeisers. Daarom werd het verzoek tot faillietverklaring afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector handel en kanton
rekestnummer: 310845/FT-RK 11.959
beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
De rechtbank heeft op 4 augustus 2011 een verzoekschrift ontvangen van:
de stichtingen
STICHTING PENSIOENFONDS HORECA & CATERING,
STICHTING SOCIAAL FONDS VOOR HET HORECABEDRIJF,
STICHTING OVERGANGSREGELING VERVROEGD UITTREDEN VOOR HET HORECABEDRIJF,
allen gevestigd en kantoorhoudende te Zoetermeer,
hierna: de verzoeksters,
advocaat: mr. J.D. van Vlastuin,
strekkende tot faillietverklaring van:
[Gerekwestreerde], geboren [1976] te [geboorteplaats],wonende [adres] te [woonplaats],
voorheen h.o.d.n. V.O.F. [VOF] voorheen gevestigd [adres] te [woonplaats], ingeschreven bij de Kamer van Koophandel voor Midden-Nederland onder dossiernummer [nummer],
hierna: de gerekwestreerde,
advocaat: mr. J.M. Deveer.
Verloop van de procedure
Het verzoekschrift tot faillietverklaring is behandeld in raadkamer van deze rechtbank van 30 augustus 2011. De advocaat van de gerekwestreerde heeft aanvullende stukken ingestuurd, die ontvangen zijn door de rechtbank op 30 augustus 2011. Ter zitting is de behandeling aangehouden. Het verzoekschrift is opnieuw behandeld in raadkamer van deze rechtbank van 27 september 2011.
Ter zitting zijn verschenen:
- de advocaat van de verzoeksters;
- de gerekwestreerde;
- de advocaat van de gerekwestreerde.
Beoordeling van het verzoek
De verzoeksters stellen zich op het standpunt dat zij in totaal een opeisbaar bedrag van
€ 9.164,55 te vorderen hebben van de gerekwestreerde uit hoofde van verschuldigde bijdragen ten behoeve van de fondsen van de verzoeksters.
De gerekwestreerde stelt zich op het standpunt dat de verzoeksters geen vorderingen op hem hebben. De gerekwestreerde voert hiertoe het volgende aan. De verschuldigde bijdragen hebben betrekking op het jaar 2006. In dat jaar was de gerekwestreerde beherend vennoot van de hiervoor genoemde onderneming (hierna: de vennootschap). De vorderingen zijn echter niet eerder dan in 2010 opgelegd. De gerekwestreerde heeft de vennootschap reeds in 2008 verlaten, waardoor hij niet meer aansprakelijk is voor de vorderingen van de verzoeksters.
De rechtbank overweegt als volgt.
Alvorens het faillissement kan worden uitgesproken, dient summierlijk komen vast te staan dat er sprake is van meerdere schuldeisers. Bovendien moet de gerekwestreerde verkeren in een toestand dat hij heeft opgehouden te betalen. Uit de bij het verzoekschrift gevoegde uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat de gerekwestreerde ingeschreven is geweest als vennoot van de vennootschap van 5 oktober 2005 tot 5 mei 2008. Uit de bijlagen bij het verzoekschrift valt op te maken dat na 5 mei 2008 de mede- vennoot van de vennootschap de onderneming heeft voortgezet als eenmanszaak. Ter zitting van 30 augustus 2011 heeft de gerekwestreerde op deze grond inhoudelijk verweer gevoerd, en betwist dat hij de door de verzoeksters gevorderde bedragen verschuldigd is. Hij heeft gesteld dat, alhoewel de verschuldigde bijdragen zien op het jaar 2006 en dus de gerekwestreerde als vennoot aansprakelijk zou zijn, de vorderingen niet eerder dan 2010 zijn opgelegd. Op dat tijdstip was de vennootschap reeds opgeheven, en de onderneming als eenmanszaak voortgezet.
Deze omstandigheid heeft ter zitting van 30 augustus 2011 twijfels doen rijzen over de aansprakelijkheid van de gerekwestreerde ten aanzien van de vorderingen. Om deze reden heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift aangehouden, zodat tussen partijen overleg zou kunnen plaatsvinden en de verzoeksters een nadere toelichting zouden kunnen geven waarop zij de opeisbaarheid van hun vordering ten aanzien van de gerekwestreerde baseren. Ter zitting van heden is gebleken dat de verzoeksters pas op deze ochtend een reactie op schrift hadden gezet, zodat van enig overleg kennelijk geen sprake is geweest. In de reactie wordt bovendien niet ingegaan op de door de gerekwestreerde naar voren gebrachte inhoudelijke verweren.
Op grond van het bovenstaande is voor de rechtbank niet summierlijk vast komen te staan of de verzoeksters een vordering op de gerekwestreerde hebben. Eveneens is niet komen vast te staan of er sprake is van meerdere schuldeisers, noch dat de gerekwestreerde verkeerd in een toestand dat hij heeft opgehouden te betalen. Het verzoek tot faillietverklaring dient derhalve te worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
wijst af het verzoek tot faillietverklaring;
Deze beschikking is gegeven door mr. Y. Sneevliet en in het openbaar uitgesproken op
27 september 2011 om 15.00 uur.