ECLI:NL:RBUTR:2011:BT2934
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot faillietverklaring wegens onvoldoende bewijs van aansprakelijkheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 27 september 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot faillietverklaring van de gerekwestreerde, die in het verleden vennoot was van een vennootschap onder firma. De verzoeksters, bestaande uit drie stichtingen, vorderden een bedrag van € 9.164,55 van de gerekwestreerde, dat betrekking had op verschuldigde pensioenbijdragen. De gerekwestreerde betwistte de vordering en stelde dat de verzoeksters geen recht hadden op de gevorderde bedragen, omdat deze pas jaren na zijn vertrek uit de vennootschap waren opgelegd. De rechtbank overwoog dat voor een faillietverklaring summierlijk moet komen vast te staan dat er sprake is van meerdere schuldeisers en dat de gerekwestreerde in een toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. De rechtbank constateerde dat de gerekwestreerde van 5 oktober 2005 tot 5 mei 2008 vennoot was van de vennootschap, maar dat de vorderingen pas in 2010 zijn opgelegd, terwijl de vennootschap al was opgeheven. De verzoeksters hadden onvoldoende gebruik gemaakt van de periode van aanhouding om hun standpunt te verduidelijken. Gezien deze omstandigheden kon de rechtbank niet vaststellen of de verzoeksters een vordering op de gerekwestreerde hadden, noch of er sprake was van meerdere schuldeisers. Daarom werd het verzoek tot faillietverklaring afgewezen.