ECLI:NL:RBUTR:2011:BR5013
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- D.A.C. Koster
- A.G. van Doorn
- P.W.G. de Beer
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zaak van openlijk geweld
In de strafzaak tegen de verdachte, die op 26 juli 2011 door de Rechtbank Utrecht werd behandeld, stond de verdachte terecht voor openlijk geweld. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 12 juli 2011, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten presenteerden. De verdachte werd beschuldigd van deelname aan een groep die geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer, waarbij hij zou hebben geslagen, geschopt en gestoken met een mes of een ander scherp voorwerp. De verdediging voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de verdachte in zijn verdedigingsbelang was geschaad door een gebrek aan professioneel opsporingsonderzoek en tunnelvisie bij de politie en het OM.
De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een ernstige inbreuk op de beginselen van een goede procesorde en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De officier van justitie vorderde een voorwaardelijke werkstraf van 40 uur, maar de rechtbank kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank achtte de verklaringen van de getuigen niet betrouwbaar genoeg om als bewijs te dienen en concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het ten laste gelegde feit had begaan.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit en hefte het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op. De uitspraak benadrukte het belang van betrouwbare getuigenverklaringen en de noodzaak van voldoende bewijs voor een veroordeling in strafzaken.