parketnummer: 16/600074-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 juli 2011
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [woonplaats],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein,
raadsman mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 29 april 2011 en 8 juli 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: samen met een ander een inbraak heeft gepleegd, dan wel een computer heeft geheeld;
feit 2: met geweld een politieauto heeft gestolen en/of geprobeerd heeft een politieagent zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en/of een politieagent heeft mishandeld;
feit 3: een politieagent heeft mishandeld;
feit 4 en 5: opzettelijk goederen heeft vernield.
3. De voorvragen
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De rechtbank heef geconstateerd dat de onder feit 2 impliciet ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en de impliciet ten laste gelegde mishandeling zien op een en hetzelfde feitencomplex.
De rechtbank zal derhalve de officier van justitie ten aanzien van de onder feit 2 impliciet ten laste gelegde mishandeling niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de verklaringen van verdachte.
De officier van justitie is van mening dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het geweld zoals dit ten laste is gelegd bij de eerste twee gedachtestreepjes van de onder 2 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van de onder feit 2 ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en de onder feit 4 en 5 ten laste gelegde feiten stelt de officier van justitie dat er in ieder geval sprake is van voorwaardelijke opzet.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder feit 1 primair en subsidiair, 3 en 5 ten laste gelegde feiten en voorts van de onder feit 2 ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en mishandeling.
Ten aanzien van de onder feit 2 impliciet ten laste gelegde diefstal met geweld stelt de verdediging dat het wegnemen van de politieauto vaststaat, echter verdachte had niet het oogmerk zich de auto toe te eigenen. Voorts kan, aldus de verdediging, het geweld niet wettig en overtuigend bewezen worden. Ten aanzien van feit 5 stelt de verdediging dat verdachte er geen sprake is van opzet, nu verdachte niet kon weten dat zich daar een railaansluitpot bevond.
Verder heeft de verdediging aangevoerd dat verbalisant [verbalisant 1] onjuist heeft gerelateerd in zijn proces-verbaal en dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
4.3.1. Aanhouding verdachte
4.3.1.1.
De raadsman heeft aangevoerd dat verbalisant [verbalisant 1], om zijn handelen te rechtvaardigen, onjuist heeft gerelateerd over de aanleiding die heeft geleid tot het aanhouden van verdachte. Volgens de raadsman kan het door verbalisant [verbalisant 1] opgestelde proces verbaal om die reden niet voor het bewijs gebruikt worden.
De rechtbank is van oordeel dat op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat verbalisant [verbalisant 1] onjuist heeft gerelateerd over de aanleiding van de aanhouding van verdachte zodat er geen aanleiding is om dit proces verbaal buiten beschouwing te laten .
4.3.1.2.
De raadsman heeft verder aangevoerd dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is nu de verdenking, het rijden zonder licht, tegen de bestuurder van de scooter was gericht en niet tegen verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een onrechtmatige aanhouding. De rechtbank overweegt daartoe dat de scooter ’s nachts zonder verlichting reed, hetgeen voldoende aanleiding is om de scooter met daarop de bestuurder en verdachte te laten stoppen en controleren. De bestuurder van de scooter heeft het stopteken genegeerd. Vervolgens hebben de bestuurder en verdachte op allerlei manieren getracht aan de politie te ontkomen. Er is door een middenberm gereden, (zigzaggend) tegen het verkeer ingereden en er zijn trappende bewegingen gemaakt naar de politieauto. Door zo te handelen laadt men de verdenking op zich van enig strafbaar feit, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank betekent dat de politie tot aanhouding van beide personen mocht overgaan.
4.3.2. De bewijsmiddelen
De rechtbank overweegt ten aanzien van de bewezenverklaring van na te noemen feiten als volgt.
Feit 1 primair
[aangever 1] heeft namens de Vakschool [benadeelde] aangifte gedaan van een inbraak in het pand aan de [adres] te Utrecht, gepleegd in de periode van 21/22 januari 2011. Hierbij is een ruit vernield en op het bureau achter de vernielde ruit lag een hele stoeptegel. Het bureau is hierdoor beschadigd en in de muur, waar de tegel tegen aangekomen is, zit een buts. Uit het pand is een computer van het merk Appel, type Imac 20 inch weggenomen.
Op 22 januari 2011 te 02.06 uur is bij de beveiligingsmaatschappij het inbraakalarm van de vestiging van [benadeelde] binnengekomen. Tussen de feitelijke detectie en de alarmactivering is een vertraging ingebouwd. Op 22 januari omstreeks 02.05 uur zien verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op de [adres] te Utrecht een scooter rijden. De bestuurder en passagier gaan er op de scooter vandoor en rijden daarbij door de berm en tegen het verkeer in. Even later ziet verbalisant [verbalisant 2] de scooter op de grond liggen. Naast de scooter ligt een witkleurige Imac. Bij het opstarten van de Imac verschijnt de naam [naam] in beeld.
De plaats van de inbraak en de plaats waar men de bromfiets zonder licht zag rijden liggen dicht bij elkaar.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij achter op de bromfiets zat en een scherm vasthield
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander voornoemde inbraak heeft gepleegd. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte zeer kort na de inbraak op korte afstand van de plaats van de inbraak is aangetroffen. Verdachte was tevens in het bezit van het bij de inbraak weggenomen computer. Verdachte heeft verklaard dat hij daar toevallig was en een lift had gekregen om naar huis te gaan. Verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven met betrekking tot de bestuurder, waardoor er geen mogelijkheden zijn voor nader onderzoek naar de identiteit van de bestuurder. De rechtbank acht in dat licht de verklaring van verdachte niet geloofwaardig en onvoldoende om een alternatief scenario aannemelijk te maken.
Feit 2
Vrijspraak
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat het geweld zoals dit onder de eerste twee gedachtestreepjes van de onder 2 impliciet ten laste gelegde diefstal met geweld en poging zware mishandeling, is tenlastegelegd, niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
Diefstal met geweld en poging tot zware mishandeling
[verbalisant 1] tracht op 22 januari 2011 verdachte aan te houden op de [adres] te Utrecht. Verdachte rukt zich los en stapt in de surveillanceauto van [verbalisant 1]. [verbalisant 1] rent naar de surveillance auto en gaat met zijn bovenlichaam in de auto hangen. [verbalisant 1] probeert met zijn linkerhand de sleutel uit het contactslot van de auto te halen. Terwijl hij nog half in de auto hangt, merkt [verbalisant 1] dat verdachte wegrijdt. Na enkele meters meegesleurd cq mee gerend te zijn, laat [verbalisant 1] het stuur los en rukt hij zijn arm uit de greep van verdachte. [verbalisant 1] springt naar achteren om niet onder de auto te komen en overreden te worden.
[aangever 2] heeft namens de Politie Utrecht aangifte gedaan van diefstal van een politieauto, merk Volkswagen Touran op 22 januari 2011, welke politieauto in gebruik was bij [verbalisant 1].
Verdachte heeft verklaard dat hij op 22 januari 2011 te Utrecht zich heeft verzet tegen een politieman. Vervolgens is hij in een politieauto gestapt en is daarmee weggereden.
Oogmerk
De rechtbank overweegt met betrekking tot de onder 2 impliciet bewezenverklaarde diefstal met geweld nog als volgt. De raadsman heeft aangevoerd dat het oogmerk van verdachte niet was gericht op de wederrechtelijke toeëigening van de auto. De rechtbank verwerpt dit verweer. Immers, uit de gebeurtenissen die plaatsvonden op en rond het tijdstip van het wegnemen van de auto valt op te maken dat verdachte –zonder daartoe gerechtigd te zijn- over de auto heeft beschikt als heer en meester.
Opzet op zware mishandeling.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de onder 2 impliciet bewezenverklaarde poging tot zware mishandeling als volgt.
Verdachte is opzettelijk weggereden terwijl verbalisant [verbalisant 1] half in de auto hing. [verbalisant 1] is een aantal meters meegerend danwel meegesleurd en heeft uiteindelijk los kunnen laten.
Door aldus te handelen heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, aangezien het naar het oordeel van de rechtbank voor verdachte voorzienbaar moet zijn geweest dat [verbalisant 1] onder de hiervoor geschetste omstandigheden onder de auto terecht had kunnen komen. Daarbij heeft verdachte die kans, zoals blijkt uit de wijze van handelen, ook welbewust aanvaard en op de koop toe genomen. Het is aan de omstandigheden buiten de wil van verdachte gelegen dat het slachtoffer geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Feit 3
[verbalisant 2] heeft aangifte gedaan van mishandeling. Op 22 januari 2011 loopt hij op de Biltse Rading te Utrecht naar de scooter toe. Op het moment dat hij vlak bij de scooter is draait de bijrijder op de scooter zich om en geeft hem met kracht een vuistslag op zijn mond. [verbalisant 2] voelt pijn aan zijn mond en proeft bloed. Uit de geneeskundige verklaring volgt dat [verbalisant 2] pijnklachten heeft en twee kleine wondjes heeft aan zijn lippen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij achter op de bromfiets zat. Verdachte draaide zich om en zag dat er een politieagent achter hen aan kwam.
Feit 4
[aangever 3] heeft namens de Gemeente Utrecht aangifte gedaan van vernieling en beschadiging van diverse (midden) bermen, trottoirbanden en het wegdek van verschillende openbare wegen in de gemeente Utrecht. Er zijn bandensporen aangetroffen in de middenberm van de kruising Eykmanlaan/Winklerlaan, de berm van de kruising Prof. Jordanlaan/Eykmanlaan en de middenberm op de Eykmanlaan, Beschadigingen ten gevolge van een kapotte velg zijn aangetroffen in het plantsoen op de Prof. Eykmanlaan en het grasveld op de Prof. Zonnebloemlaan. Voorts zijn er groeven aangetroffen in de trottoirtegels op de Prof. Jordanlaan ter hoogte van de Eykmanlaan, het wegdek op de Prof. Jordanlaan, het wegdek op de Prof. Zonnebloemlaan, trottoirbanden op de kruising Prof. Zonnebloemlaan/Winklerlaan en het wegdek van het fietspad Winklerlaan tot aan de Eykmanlaan.
Verbalisanten hebben samen met aangever [aangever 3] de op 22 januari 2011 door verdachte gevolgde route gereden. Daarbij heeft men de in de aangifte genoemde beschadigingen en vernielingen geconstateerd en gefotografeerd.
Op 22 januari 2011 wordt verdachte rijdend in een politieauto achtervolgd door verbalisanten. Verdachte rijdt door de bebouwde kom van de gemeente Utrecht en rijdt daarbij door diverse bermen, over een fietspad en tegen het verkeer in. Op enig moment zien verbalisanten dat de vonken van de velgen van het door verdachte bestuurde voertuig afkomen en dat verdachte een klapband krijgt en met een lekke band doorrijdt.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 22 januari 2011 te Utrecht in een politieauto is weggereden.
Feit 5
[aangever 4] heeft namens [naam] aangifte gedaan. Na een incident met een gestolen politieauto is er bij de spoorwegovergang aan de Eykmanlaan te Utrecht schade ontstaan aan een railaansluitpot. De railaansluitpot staat scheef en de grondkabels liggen boven de grond. De railaansluitpot kan alleen middels grof geweld scheef komen te staan.
Verdachte stuurt op 22 januari 2011 te Utrecht het door hem bestuurde politievoertuig bij de spoorwegovergang Eykmanlaan/Darwindreef te Utrecht het spoor op en komt vast te zitten.
De rechtbank heeft geconstateerd dat op de foto van het gestolen politievoertuig te zien is dat het betreffende voertuig naast het spoor, nabij een spoorwegovergang, boven op een voorwerp tot stilstand is gekomen. Dit voorwerp gelijkt sterk op de foto die achter de aangifte van [aangever 4] is gevoegd. De rechtbank gaat er derhalve vanuit dat het hier een hetzelfde voorwerp, te weten een railaansluitpot, betreft.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 22 januari 2011 te Utrecht in een politieauto is weggereden.
Voorwaardelijke opzet.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door opzettelijk het door hem bestuurde voertuig op de spoorwegovergang het spoor op te sturen, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij daarmee schade zou kunnen veroorzaken. Dat verdachte mogelijk geen wetenschap had van het feit dat zich daar een railaansluitpot bevond, doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair tenlastegelegde en voorts dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 (impliciet diefstal met geweld en poging tot zware mishandeling), 3, 4 en 5 tenlastegelegde.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. Primair
op 22 januari 2011 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit [benadeelde] (een school gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een computer (merk Apple, type Imac 20-inch), toebehorende aan voornoemde [benadeelde], waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door met een stoeptegel, een ruit van voornoemde [benadeelde] in te gooien/slaan en vervolgens in te klimmen;
2.
op 22 januari 2011 te Utrecht, op de openbare weg, de [adres], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een politieauto (Volkswagen Touran), toebehorende aan Politie Utrecht, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [verbalisant 1], wijkagent van politie, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken , welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte toen hij op de bestuurdersstoel van die auto zat en die [verbalisant 1] –met zijn bovenlichaam in die auto hangend- trachtte de sleutel uit het contactslot te verwijderen, met die auto is gaan rijden, terwijl die [verbalisant 1] zich gedeeltelijk in die auto bevond en aldus over enige afstand heeft meegesleurd, danwel die [verbalisant 1] heeft genoodzaakt mee te rennen;
en/of
op 22 januari 2011 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [verbalisant 1], wijkagent van politie, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet toen hij, verdachte, op de bestuurdersstoel van een auto zat en die [verbalisant 1] -met zijn bovenlichaam in die auto hangend- trachtte de sleutel uit het contactslot te verwijderen,
met die auto is gaan rijden, terwijl die [verbalisant 1] zich gedeeltelijk in die auto bevond en aldus over enige afstand heeft meegesleurd, danwel die [verbalisant 1] heeft genoodzaakt mee te rennen.
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3.
op 22 januari 2011 te Utrecht, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [verbalisant 2], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, met kracht heeft geslagen tegen de mond, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
4.
op 22 januari 2011 in de gemeente Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk het wegdek en de (midden)berm en de trottoirbanden van een of meer openbare weg(en), toebehorende aan de gemeente Utrecht, vernield en / of beschadigd gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk als bestuurder van een auto
- delen van het grasveld en plantsoen in die (midden)berm(en) stuk te rijden,
en, toen een of meer band(en) van die auto was / waren lek gereden/geraakt
- met de metalen velg(en) groeven en/of krassen in het wegdek en de trottoirband(en) van die weg(en) te rijden;
5.
op 22 januari 2011 in de gemeente Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk een railaansluitpot (gelegen langs spoorrails nabij een spoorwegovergang) toebehorende aan het bedrijf [naam], heeft beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
feit 1 primair: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel braak en inklimming;
feit 2: diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
en
poging tot zware mishandeling;
feit 3: mishandeling, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
feit 4: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen;
feit 5: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Psychische overmacht
De raadsman heeft, ten aanzien van de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten, een beroep gedaan op psychische overmacht en heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld in doodsangst en is weggereden om zijn eigen leven te redden. De raadsman verwijst in dit verband naar het door de politie gebruikte geweld dat volgens hem disproportioneel was.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte kennelijk bewust de keuze heeft gemaakt om er, koste wat het kost, vandoor te gaan om zich aan zijn aanhouding te onttrekken. Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte zichzelf in de situatie heeft gebracht waarin de politie is overgegaan tot het toepassen van middelen om te voorkomen dat verdachte zich aan zijn aanhouding zou (blijven) onttrekken. Derhalve kan het beroep op psychische overmacht niet slagen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 2 jaar en voorts, ten aanzien van feit 2, 4 jaar ontzegging van de rijbevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over de strafmaat.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feiten, de omstandigheden waaronder dit/deze is/zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een inbraak, voorts heeft verdachte een agent mishandeld en met geweld een politieauto gestolen. Verdachte heeft vervolgens een dollemansrit door de bebouwde kom gereden en daarbij schade veroorzaakt aan eigendommen van de gemeente en [naam]. Dat het tijdens de dollemansrit is gebleven bij alleen materiële schade, is niet aan verdachte te danken. Verdachte heeft geen enkel respect getoond voor het gezag van de agenten die een publieke taak verrichten. Voorts heeft verdachte door een agent te mishandelen en door de diefstal met geweld inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de betrokken agenten. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Dergelijke feiten zorgen in het algemeen voor een groot gevoel van onveiligheid bij zowel de slachtoffers als in de maatschappij.
Voorts veroorzaken feiten als diefstal en vernieling schade en overlast bij de betrokkenen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 25 mei 2011 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte meerdere malen is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder soortgelijke feiten als in de onderhavige zaak.
Verdachte heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan het tot stand komen van een reclasseringsrapport en heeft zijn medewerking aan het rapport van de psychiater stop gezet.
Hierdoor heeft de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat slechts in zeer beperkte mate rekening kunnen houden met de persoon van verdachte.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 2 jaar geëist. De rechtbank is, in het licht van hetgeen voor soortgelijke feiten in soortgelijke omstandigheden wordt opgelegd, van oordeel dat de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf lager dient te zijn.
Voorts acht de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid van verdachte, zoals door de officier van justitie is geëist, niet passend in de context van deze specifieke feiten. De rechtbank overweegt daartoe dat, hoewel er sprake is van onbehoorlijk rijgedrag van de zijde van verdachte, de nadruk in de onderhavige zaak ligt op het handelen van verdachte gericht op het zich ontrekken aan zijn aanhouding en niet op zijn rijgedrag.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden passend en geboden is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
7. De benadeelde partijen
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van [verbalisant 1] geheel toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor wat betreft de vordering van [benadeelde] stelt de officier van justitie dat de gevorderde schoonmaakkosten tot een bedrag van € 50,00 voor vergoeding in aanmerking komen en dat de vordering voor het overige niet ontvankelijk verklaard dient te worden.
De verdediging heeft verzocht beide vorderingen af te wijzen.
De benadeelde partij [verbalisant 1] vordert een immateriële schadevergoeding van € 550,00 voor feit 2.
De rechtbank acht, nu zij niet tot een gehele bewezenverklaring komt van het toegepaste geweld door verdachte, een bedrag van € 300,00 ter zake immateriële schade redelijk en billijk.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij tot € 300,00 voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen met de wettelijke rente over dat bedrag.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij [verbalisant 1] zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 2.024,00 voor feit 1.
De rechtbank overweegt dat de computer (€ 1.399,00) blijkens het dossier terug is gegeven aan de benadeelde partij. Ten aanzien van het bureau schat de rechtbank de schade op
€ 75,00. De reparatiekosten en de schoonmaakkosten van in totaal € 275,00 acht de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 350,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45, 57, 300, 302, 304, 311, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen:
- verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in de vervolging van verdachte voor de onder feit 2 impliciet ten laste gelegde mishandeling;
- verklaart de officier van justitie voor het overige ontvankelijk;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel braak en inklimming;
feit 2: diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
en
poging tot zware mishandeling;
feit 3: mishandeling, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
feit 4: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen;
feit 5: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 16 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 1] van € 300,00 ter zake van immateriële schade; en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant 1], € 300,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 6 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van
€ 350,00 ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. Z.J. Oosting, voorzitter, mr. D.A.C. Koster en mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 juli 2011.
Mr. D.A.C. Koster is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.