ECLI:NL:RBUTR:2011:BR4057
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van mishandeling van minderjarige verdachte na lange tijdsverloop en omstandigheden
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1989 en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft de Rechtbank Utrecht op 7 juli 2011 uitspraak gedaan. De zaak betreft mishandeling, waarbij de verdachte wordt beschuldigd van meermalen mishandeling van de aangeefster in de periode van 1 oktober 2006 tot en met 10 december 2006. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en de aangeefster ten tijde van de feiten minderjarig waren. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet bewezen is geacht dat de verdachte de aangeefster heeft mishandeld zoals ten laste gelegd. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met het tijdsverloop sinds de feiten en het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de verklaringen van de aangeefster en de verdachte meegewogen. De aangeefster heeft verklaard dat zij in de periode van hun relatie door de verdachte is geslagen en geschopt. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de incidenten niet voldoende zijn onderbouwd en dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor de beschuldigingen. De rechtbank heeft ook de vordering van de officier van justitie in overweging genomen, die had gevorderd om de verdachte schuldig te verklaren zonder straf of maatregel op te leggen, gezien de minderjarige status van zowel de verdachte als de aangeefster ten tijde van de feiten.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat het opleggen van een straf, al dan niet voorwaardelijk, geen redelijk doel meer dient. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9a, 63, 77a, 77gg en 300 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter tevens kinderrechter was, en is openbaar uitgesproken op de zitting.