ECLI:NL:RBUTR:2011:BR0130

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
30 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/997019-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de handel in illegaal vuurwerk met vrijspraak voor witwassen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 30 juni 2011 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben en verhandelen van professioneel vuurwerk zonder de vereiste vergunningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 10 december tot en met 21 december 2010 in totaal ongeveer 3625 kilogram professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad, bestemd voor particulier gebruik. Dit vuurwerk werd aangetroffen in een schuur en een garagebox, beide zonder de benodigde vergunningen. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 1 november tot en met 10 december 2010 professioneel vuurwerk aan personen zonder gespecialiseerde kennis ter beschikking gesteld. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op 10 december 2010 op heterdaad is aangehouden terwijl hij bezig was met het verplaatsen van vuurwerk.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het feit dat hij een groot geldbedrag en luxe goederen, die mogelijk afkomstig waren van misdrijven, in zijn bezit had. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte deze goederen had verkregen door middel van misdrijven. De verdachte werd wel schuldig bevonden aan de overtredingen van het Vuurwerkbesluit en de Wet op de economische delicten. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook bepaald dat het in beslag genomen vuurwerk onttrokken wordt aan het verkeer, terwijl andere in beslag genomen goederen aan de verdachte worden teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/997019-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 juni 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1953] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Rijnmond, De Schie te Rotterdam.
Raadsman mr. W.C. den Daas, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 16 juni 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: in de periode van 10 december 2010 tot en met 21 december 2010 3625 kilo professioneel vuurwerk, bestemd voor
particulier gebruik, voorhanden heeft gehad.
Feit 2: in de periode van 1 november 2010 tot en met 10 december 2010 professioneel vuurwerk aan personen zonder gespecialiseerde kennis ter beschikking heeft gesteld.
Feit 3: op 10 december 2010 in totaal 3652 kilo professioneel vuurwerk voor handen heeft gehad in een schuur en in een garagebox, zonder dat daarvoor een omgevingsvergunning was verleend.
Feit 4: in de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2010 een grote hoeveelheid goederen en geldbedragen, afkomstig van enig misdrijf, voor handen heeft gehad.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan, met uitzondering van de levering van 360 stuks knalvuurwerk aan [getuige 1], zoals ten laste gelegd onder feit 2. Van dit onderdeel heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte ten laste gelegde feiten. Hiertoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd:
Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring van het ‘voorhanden hebben’ van het vuurwerk in de garagebox aan de [adres] te Utrecht te kunnen komen. Verdachte huurde weliswaar deze garagebox, maar was niet de enige die daarvan een sleutel in zijn bezit had. Ook ten aanzien van de
ten laste gelegde levering van vuurwerk aan [getuige 3] en [getuige 2] ontbreekt
het wettig en overtuigend bewijs voor het bestanddeel ‘voorhanden hebben’.
Het geldbedrag dat in de woning van verdachte is aangetroffen valt niet onder de reikwijdte van de witwasbepaling van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft bij arrest van 26 oktober 2010, LJN:BM4440, bepaald dat wanneer het enkele voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf, dit niet kan bijdragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp en die gedraging niet als (schuld)witwassen kan worden gekwalificeerd. Er is een groot geldbedrag in de woning van verdachte aangetroffen, doch van verdachte is geen enkele gedraging uitgegaan die erop wijst dat hij dit ‘misdrijf’ heeft willen verhullen. Het geld zat, bij wijze van spreken, in een ouwe sok.
Ook voor de overige goederen welke op de tenlastelegging onder feit 4 zijn vermeld, bestaat geen bewijs dat deze goederen uit misdrijf afkomstig zijn. Verdachte heeft voor zijn bezit hiervan een logische verklaring. Deze goederen heeft hij in de loop der jaren bij elkaar verzameld. Verdachte dient vrij te worden gesproken van het onder 4 aan hem ten laste gelegde. In ieder geval dient verdachte partieel vrijgesproken te worden ten aanzien van het geldbedrag dat in zijn woning is aangetroffen.
Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
4.3.1 De partiële vrijspraak betreffende feit 2
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte 360 stuks knalvuurwerk (TXP847) aan [getuige 1] heeft geleverd. Verbalisanten hebben dit vuurwerk dat in pakjes van vier was verpakt, aangetroffen in de schuur van [getuige 1]. [getuige 1] heeft verklaard dat hij de kleine klappers die in zijn schuur zijn aangetroffen zelf in België heeft gekocht. Hij had hiervoor € 1,50 per vier stuks betaald. Gelet hierop dient verdachte te worden vrijgesproken van dit onderdeel van het onder 2 aan hem ten laste gelegde.
4.3.2 De bewijsmiddelen betreffende de feiten 1 en 3
De verklaring van verdachte
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij wist dat hij het vuurwerk niet in zijn bezit mocht hebben. Noch hijzelf, noch de eigenaar van de schuur aan de [adres] te [woonplaats], beschikten over de noodzakelijke vergunning voor de opslag van het vuurwerk. Verdachte heeft verklaard dat hij deze schuur aan de [adres] te [woonplaats] huurde en dat al het vuurwerk dat daarin lag - in de schuur, in de auto’s en in de aanhangwagens - van hem was. Ook heeft verdachte verklaard dat hij de garagebox aan de [adres] te [woonplaats] huurde van de heer [eigenaar garagebox] en dat [eigenaar garagebox] niet de eigenaar is van het daar aangetroffen vuurwerk.
De bevindingen van verbalisanten
Op 10 december 2010 werd verdachte gevolgd door een observatieteam van de politie regio Utrecht. Zij zagen dat verdachte met zijn bestelbus stopte bij een loods naast een boerderij aan de [adres] te [woonplaats]. Verbalisant [verbalisant 3] besloot hierop in te grijpen. Vast werd gesteld dat verdachte op de locatie aan de [adres] te [woonplaats] vuurwerk had opgeslagen. Verdachte werd aangehouden terwijl hij bezig was dozen over te laden. In totaal werd er op de [adres] te [woonplaats] 3501 kilo vuurwerk in beslag genomen. Het bleek onder meer te gaan om 116 stuks Celebration Cracker 809 knalvuurwerk, 24 stuks Cobra 6 super knalvuurwerk en 36 stuks Brocade Crown mortierbommen. Nader onderzoek aan dit vuurwerk heeft uitgewezen dat het ging om professioneel vuurwerk overeenkomstig artikel 5.3.5, tweede lid, van het Vuurwerkbesluit juncto artikel 1.2.2, vijfde lid, van het Vuurwerkbesluit. Vast werd gesteld dat het in beslag genomen vuurwerk niet was voorzien van de vereiste aanduidingen, zoals neergelegd in artikel 3.1.1 van het Vuurwerkbesluit.
Op 21 december 2010 werd door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een onderzoek ingesteld in een garagebox, gelegen aan de [adres] te [woonplaats]. Alvorens de garagebox te betreden werd contact opgenomen met de verhuurder van de garagebox, [eigenaar garagebox]. [eigenaar garagebox] verklaarde niet in het bezit te zijn van een sleutel van de garagebox. Hierop hebben verbalisanten de garagedeur open laten maken. In deze garagebox troffen verbalisanten dozen met daarin vuurwerk aan. Het vuurwerk werd door hen in beslag genomen en geïnventariseerd. Het bleek te gaan om 131,5 kilo vuurwerk, bestaande uit onder meer 66 stuks Super Blitz Knal lawinepijlen, 6 stuks Celebration Cracker 809 knalvuurwerk, 1 stuk Celebration Cracker Z34-2 knalvuurwerk en 234 stuks Cobra 6 Super knalvuurwerk. Nader onderzoek aan dit vuurwerk heeft uitgewezen dat het ging om professioneel vuurwerk overeenkomstig artikel 5.3.5, tweede lid, van het Vuurwerkbesluit juncto artikel 1.2.2, vijfde lid, van het Vuurwerkbesluit. Vast werd gesteld dat het in beslag genomen vuurwerk niet was voorzien van de vereiste aanduidingen, zoals neergelegd in artikel 3.1.1 van het Vuurwerkbesluit.
4.3.3 De bewijsmiddelen betreffende feit 2
Ten aanzien van de levering aan [getuige 3]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zich kan herinneren door [getuige 3] te zijn gebeld met het verzoek of hij hem aan een bepaald type mortieren kon helpen.
Op 10 december 2010 werd door een observatieteam waargenomen dat verdachte, omstreeks 12:26 uur, een bestelbus parkeerde in het pand aan de [adres] te [woonplaats], zijnde het bedrijf [bedrijf]. Diezelfde dag werd een onderzoek ingesteld bij [bedrijf] aan de [adres] te [woonplaats]. Ter plaatse was de eigenaar [getuige 3] aanwezig. In het pand werd in totaal 326 kilo vuurwerk aangetroffen, waaronder 12 Chinese rollen 809, 640 stuks knalvuurwerk TXP847, 410 stuks knalvuurwerk TXP825, 1 flowerbed, 168 vuurpijlen Aries TXR379, 50 lawinepijlen Signal Rocket, 2 knalstrengen R501 Red Cracker A, 36 mortierbommen R0001-4, 85 stuks knalvuurwerk TXP695 en 240 stuks knalvuurwerk TXP484. Nader onderzoek aan dit vuurwerk heeft uitgewezen dat het ging om professioneel vuurwerk overeenkomstig artikel 5.3.5, tweede lid, van het Vuurwerkbesluit juncto artikel 1.2.2, vijfde lid, van het Vuurwerkbesluit. Vast werd gesteld dat het in beslag genomen vuurwerk niet was voorzien van de vereiste aanduidingen, zoals neergelegd in artikel 3.1.1 van het Vuurwerkbesluit.
Daarnaar gevraagd heeft [getuige 3] verklaard dat hij bij [verdachte] een bepaald type vuurwerk bestelde. Hij bestelde ook wel eens telefonisch. [verdachte] bracht het vuurwerk dan met zijn busje. Hij moest [verdachte] nog ongeveer € 2.400,00 voor het vuurwerk betalen.
Ten aanzien van de levering aan [getuige 2]
Op 13 december 2010 werd, naar aanleiding van een getapt telefoongesprek tussen verdachte en het nummer 06-25066510, een onderzoek ingesteld in de woning aan het [adres] te [woonplaats]. De heer [getuige 2] was aanwezig in de woning aan het [adres] te [woonplaats] en liet de verbalisanten binnen. In de woning zagen verbalisanten een kamer die vol lag met in totaal 36 dozen waarin vuurwerk verpakt zat. Er werd in totaal 356 kilo vuurwerk in de woning aan het [adres] te [woonplaats] aangetroffen, waaronder 80 mortierbommen, 530 stuks knalvuurwerk, 30 lawinepijlen Signal Rocket, 40 lawinepijlen (Moon night) en 3 Chinese rollen T809. Nader onderzoek aan dit vuurwerk heeft uitgewezen dat het ging om professioneel vuurwerk overeenkomstig artikel 5.3.5, tweede lid, van het Vuurwerkbesluit juncto artikel 1.2.2, vijfde lid, van het Vuurwerkbesluit. Vast werd gesteld dat het in beslag genomen vuurwerk niet was voorzien van de vereiste aanduidingen, zoals neergelegd in artikel 3.1.1 van het Vuurwerkbesluit
Daarnaar gevraagd heeft [getuige 2] verklaard dat hij vuurwerk kocht van [verdachte]. Hij heeft hierover drie of vier keer contact gehad met [verdachte]. Het vuurwerk werd door [verdachte] afgeleverd met een bestelbusje. Getuige [getuige 2] verklaarde voorts niet in het bezit te zijn van een vergunning voor het vuurwerk. Hij wist dat het voorhanden hebben van het vuurwerk verboden was. Hij kocht het vuurwerk van [verdachte], omdat het goedkoper was dan het vuurwerk in de winkel. Hij had ongeveer € 2.500,00 betaald voor het vuurwerk.
Ten aanzien van de levering aan [getuige 1]
Op 7 december 2010 werd verdachte geobserveerd door een observatieteam. Omstreeks 21.00 uur die dag, zagen zij dat de verdachte met zijn auto naar [woonplaats] reed. Zij zagen dat verdachte uitstapte en een grote witte tas droeg, die bol stond vanwege zijn inhoud. Zij zagen dat hij het perceel [adres] te [woonplaats] binnen liep. Omstreeks 21.30 uur verliet hij de woning. De grote witte tas was nu plat. Ook zagen zij dat verdachte de kofferbak van zijn auto opende. Zij zagen toen grote bruine dozen in de kofferruimte van de auto liggen. Verdachte nam een grote bruine doos uit zijn auto en overhandigde deze aan een man.
De getuige [getuige 1], wonende te [adres] te [woonplaats], verklaarde dat hij 3 rollen 10.000 klappers heeft besteld bij een man die zich voorstelde als ‘Fred’. Deze ‘Fred’ leverde de rollen bij hem thuis af. Tijdens de aflevering vroeg de getuige aan deze ‘Fred’ of hij harde knallers had. ‘Fred’ bevestigde dit en haalde uit zijn auto een big shopper tas. Deze tas nam hij mee naar binnen de woning van de getuige in. De tas zat helemaal vol met pakjes van 3 stuks harde klappers. De getuige betaalde € 75,00 per stuk voor de rollen en
€ 5,00 per stuk voor de harde klappers. Er werd direct contant afgerekend. Hij wist dat het vuurwerk illegaal was en dat het verboden is dat in bezit te hebben. Het vuurwerk was bestemd voor zijn familie. De rollen zijn via de achtertuin van de getuige in de schuur gelegd. Bij [getuige 1] werden 15 stuks knalvuurwerk Cobra 6 Super en 3 stuks knalvuurwerk, 100.000 shots 809 aangetroffen. Nader onderzoek aan dit vuurwerk heeft uitgewezen dat het ging om professioneel vuurwerk overeenkomstig artikel 5.3.5, tweede lid, van het Vuurwerkbesluit juncto artikel 1.2.2, vijfde lid, van het Vuurwerkbesluit. Vast werd gesteld dat het in beslag genomen vuurwerk niet was voorzien van de vereiste aanduidingen, zoals neergelegd in artikel 3.1.1 van het Vuurwerkbesluit.
4.3.4 De bewijsmiddelen betreffende feit 4
De verklaring van verdachte
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij ongeveer eens in de twee of drie maanden een modelauto kocht. De prijs van deze modelauto’s varieert van van € 30,00 tot € 300,00 per stuk. Zowel de Nissan Primastar met kenteken [kenteken] als de Volkswagen Touran met kenteken [kenteken] zijn van verdachte. Ook de aanhangwagens, met kentekens [kenteken] en [kenteken] behoren aan hem toe. De in zijn woning aangetroffen kleding, dvd’s/cd’s, cosmetica en elektronica zijn volgens de verklaring van verdachte ter terechtzitting ook van hem. De schuur aan de [adres] te [woonplaats] en de garagebox aan de [adres] te [woonplaats] huurde verdachte. Verdachte huurde de schuur sinds 1 september 2008 van [eigenaar 2 garagebox] en betaalde daarvoor € 185,00 per maand. De garagebox huurde hij sinds 1 mei 2005 van [eigenaar garagebox] en betaalde hem daarvoor € 75,00 per maand. Verdachte heeft verklaard een WAO-uitkering te ontvangen en niet in staat te zijn hiervan te sparen. Naast zijn uitkering handelde verdachte in auto’s.
Ten overstaan van de politie heeft verdachte voorts verklaard dat hij nooit geld of goederen voor een ander in bewaring heeft genomen. Op de opmerking van verbalisanten dat verdachte dik in de vuurwerkhandel zit en dat het op georganiseerde handel is, antwoordt verdachte dat het een uit de hand gelopen hobby is.
De bevindingen van verbalisanten
Op 20 december 2010 werd een doorzoeking gehouden in de woning van verdachte op de [adres] te Utrecht. Tijdens deze doorzoeking werden grote sommen contant geld aangetroffen. In totaal betrof het een bedrag van € 147.000,00. In de woning van verdachte werden daarnaast de volgende goederen aangetroffen en in beslag genomen: een breedbeeldtelevisie, verschillende dozen met daarin dvd’s en cd’s – in totaal 1348 stuks dvd’s en 375 stuks cd’s- , een blueray-speler, nieuw verpakte kleding, 16 horloges, een digitale camera en een camera. Ook zijn 135 modelauto’s, variërend in waarde tussen € 70,00 en € 300,00 in beslag genomen, alsmede 55 verpakkingen oogcrème, 4 verpakkingen Chanel No 5. Tijdens de doorzoeking werd ook een groot aantal facturen en bonnen in beslag genomen. Voorts is in de fouillering van verdachte, nadat verdachte door de politie was aangehouden, een contant geldbedrag van € 2.130,00 aangetroffen.
Financiële gegevens
Uit de fiscale loongegevens van verdachte volgt dat verdachte achtereenvolgens, over de jaren 2005 tot en met 2010, als uitkering van het UWV heeft ontvangen € 14.490,00
€ 14.604,00, € 15.441,00, € 16.556,00, € 17.059,00 en € 17.366,00 bruto.
In de periode 9 februari 2005 tot en met 18 februari 2010 is op de bankrekening van verdachte, met nummer 3980304 in totaal € 6.500,00 contant gestort en € 3.030,00 contant opgenomen. Onderzoek van de in beslag genomen bonnen en facturen, die in de woning van verdachte op 20 december 2010 werden aangetroffen, heeft uitgewezen uit dat hij in de periode 23 augustus 2005 tot en met 13 november 2010 € 1.600,00 contant heeft ontvangen en € 33.082,71 contant heeft uitgegeven. Daarnaast heeft verdachte de huur van de garagebox in Utrecht (van 1 mei 2005 tot en met 10 december 2010) en de huur van de schuur in [woonplaats] (van 1 september 2008 tot en met 10 december 2010) en de parkeerplaats (van oktober tot en met december 2010) in [woonplaats], van in totaal een bedrag van € 9.270,- contant betaald. In de periode van april 2005 tot en met zijn aanhouding heeft verdachte
€ 2.123,19 gepind bij benzinestations, terwijl gelet op de kilometerstanden van zijn auto’s vanaf 1 januari 2005 daarnaast nog € 13.436,- aan diesel uitgegeven moet zijn. Verder blijkt uit onderzoek onder meer dat verdachte in de periode van mei 2005 tot december 2010 in totaal € 521,74 voor voedsel en € 333,40 voor kleding heeft gepind, terwijl volgens de Nibudnormen over 2005 tot en met 2010 hiervoor in totaal € 14.468 zou moeten zijn uitgegeven. De waarde van het gevonden vuurwerk wordt geschat op € 20.000,00.
Bevindingen ter terechtzitting betreffende de tapgesprekken
In een afgetapt telefoongesprek d.d. 10 december 2010 tussen verdachte en [A] wordt door verdachte tegen [A] gezegd ‘euh, je had nog zo’n ‘vierkante honderd’ bij mij in de bestelling staan’. Hierop antwoordt [A] met ‘ja’. Waarop verdachte reageert ‘en van die 36, maar die zijn er niet, die zijn 39, weet je, van die, van die waaiers stonden op het lijstje. Moet je daar nog wat van hebben vanavond, of niet?’.
In een afgetapt gesprek d.d. 8 december 2010 om 16:35:12 uur tussen verdachte en [getuige 3] wordt door [getuige 3] gevraagd ; ‘he, die eh doos die jij aan die Paardenstaart geleverd het, weer je wel (…) 36 eh.’ Verdachte antwoord met ‘Ja ja, ik begrijp wat je bedoelt.’ Vervolgens vraag [getuige 3] aan verdachte of hij ‘nog zo’n volle’ doos heeft en wat dat dan kost. Verdachte laat aan [getuige 3] weten dat hij dat ‘morgen’ pas kan vertellen en dat het ‘vierenhalf’ kost.
Hiernaar gevraagd heeft verdachte ter terechtzitting verklaar dat met ‘zo’n vierkante honderd’ best een flowerbed kan zijn bedoeld. Ook de ‘waaiers’ zou vuurwerk hebben kunnen betreffen. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij zich kan herinneren door [getuige 3] te zijn gebeld met het verzoek of hij hem aan een bepaald type mortieren kon helpen.
4. 3.5. Inleidende overwegingen ten aanzien van de regelgeving
Alvorens de rechtbank in zal gaan op de aan verdachte ten laste gelegde feiten, slaat de rechtbank acht op de inhoud van de regelgeving, zoals in onderhavige zaak aan de orde.
Vuurwerk
Ingevolge artikel 1A.1.3, derde lid, van het Vuurwerkbesluit is het vuurwerk dat in de handel wordt gebracht onder te verdelen in vier categorieën, te weten:
- Categorie 1: vuurwerk dat zeer weinig gevaar en een te verwaarlozen geluidsniveau oplevert en bestemd is voor gebruik in een besloten ruimte, inclusief vuurwerk dat bestemd is voor gebruik binnenshuis;
- Categorie 2: vuurwerk dat weinig gevaar en een laag geluidsniveau oplevert en bestemd is voor gebruik binnenshuis in een afgebakende plaats;
- Categorie 3: vuurwerk dat middelmatig gevaar oplevert en bestemd is voor gebruik buitenshuis in een grote open ruimte, en waarvan het geluidsniveau niet schadelijk is voor de menselijke gezondheid;
- Categorie 4: vuurwerk dat veel gevaar oplevert en uitsluitend bestemd is voor gebruik door personen met gespecialiseerde kennis, en waarvan het geluidsniveau niet schadelijk is voor de menselijke gezondheid.
Professioneel vuurwerk
Ingevolge artikel 5.3.5, tweede lid en onder a, van het Vuurwerkbesluit, wordt tot en met 3 juli 2013 onder professioneel vuurwerk verstaan, vuurwerk dat niet behoort tot categorie 1, 2 of 3 en wel behoort tot professioneel vuurwerk zoals omschreven in artikel 1.1.1 van het Vuurwerkbesluit.
In artikel 1.1.1 van het Vuurwerkbesluit wordt als professioneel vuurwerk aangemerkt het vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 4 alsmede vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 2 of 3 en dat niet bij of krachtens het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.
Eisen aan professioneel vuurwerk
Professioneel vuurwerk moet ingevolge artikel 3.1.1 van het Vuurwerkbesluit voldoen aan een aantal vereisten. Zo moet professioneel vuurwerk onder meer zijn voorzien van een de aanduiding ‘niet geschikt voor particulier gebruik’, een vermelding of afbeelding van de soort van het vuurwerk waaruit duidelijk blijkt wat de te verwachten effecten tijdens functioneren zijn, de naam, de handelsnaam of het handelsmerk en de plaats van vestiging van de fabrikant, als ook de categorie bedoeld in artikel 1A.1.3., waartoe het vuurwerk behoort.
Verbodsbepalingen
Volgens artikel 1.2.2, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit is het onder meer verboden professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, indien bestemd voor particulier gebruik, op te slaan, voor handen te hebben of aan een ander ter beschikking te stellen.
Ingevolge artikel 1.2.2, tweede lid, van het Vuurwerkbesluit is het eveneens verboden aan een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik ter beschikking te stellen.
Voorts is het ingevolge artikel 1.2.2, derde lid, van het Vuurwerkbesluit verboden als een andere dan een persoon met gespecialiseerde kennis professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik op te slaan, voor handen te hebben of tot ontbranding te brengen.
Wanneer sprake is van particulier gebruik, is bepaald in artikel 1.2.2, vijfde lid, van het Vuurwerkbesluit. Van particulier gebruik is in ieder geval sprake als professioneel vuurwerk te koop wordt aangeboden of ter beschikking wordt gesteld aan, gekocht of besteld door een particulier, dan wel dat professioneel vuurwerk wordt aangetroffen bij een particulier.
Ingevolge artikel 1.2.4 van het Vuurwerkbesluit, voor zover hier van belang, is het verboden vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik voorhanden te hebben buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1.4, 2.2.2, 3.2.1 of 3A.2.1, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend die betrekking heeft op de opslag van vuurwerk.
Opzet
De rechtbank overweegt dat overtreding van de voorschriften van het Vuurwerkbesluit op grond van artikel 2 van de Wet op de economische delicten (in verbinding met artikel 1a van die wet en artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer) een misdrijf is als deze opzettelijk is begaan. Voor een bewezenverklaring van het opzet, is voldoende als vast wordt gesteld dat de dader van het delict willens en wetens heeft gehandeld of nagelaten, zoals in de (straf)bepaling omschreven.
4.3.6. Bewijsoverwegingen ten aanzien van de ten laste gelegde feiten
Ten aanzien van het onder 1 en 3 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat het vuurwerk dat op 10 december 2010 te [woonplaats] en op 21 december 2010 te Utrecht in beslag is genomen, professioneel vuurwerk is. Uit onderzoek naar dit in beslag genomen vuurwerk is immers gebleken dat dit vuurwerk niet geschikt is voor particulier gebruik en derhalve blijkens artikel 1A.1.3. van het Vuurwerkbesluit onder categorie 4 valt. Op grond van artikel 1.2.2, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit gelezen in verband met artikel 1.2.2, derde lid, van het Vuurwerkbesluit is het verboden voor een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis professioneel vuurwerk op te slaan, dan wel voor handen te hebben. Ook is het ingevolge artikel 1.2.4 van het Vuurwerkbesluit verboden vuurwerk voorhanden te hebben buiten een inrichting.
In [woonplaats] werd 3501 kilo vuurwerk aangetroffen en in Utrecht ongeveer 131 kilo, tezamen ruim 3632 kilo vuurwerk. Tijdens de inventarisatie van dit vuurwerk is gebleken dat de partij onder meer bestond uit 106 flowerbeds, 122 Chinese rollen Celebration Cracker 809, 258 stuks knalvuurwerk Cobra 6 Super, 36 mortierbommen Brocade Crown, 60 lawinepijlen Super Blitz Knal en 1 knalstreng Z34-2 Celebration Cracker. Deze hele partij vuurwerk voldeed niet aan de vereisten, zoals neergelegd in artikel 3.1.1 van het Vuurwerkbesluit.
Verdachte is op 10 december 2010, op heterdaad, aangehouden op de [adres] te [woonplaats]. Verdachte heeft ter terechtzitting ten aanzien van het aangetroffen vuurwerk te [woonplaats] verklaard dat hij wist dat hij dit vuurwerk niet in zijn bezit mocht hebben. Ook heeft hij verklaard dat hij niet over de vereiste vergunningen beschikte die noodzakelijk zijn voor de opslag van dit vuurwerk.
Ten aanzien van de aangetroffen hoeveelheid vuurwerk in de garagebox aan de [adres] te [woonplaats], heeft verdachte verklaard dat dit vuurwerk niet van hem is en dat het mogelijk door anderen in de garagebox is neergelegd. Volgens verdachte waren er ook andere mensen die een sleutel van deze garagebox hadden.
Deze verklaring van verdachte acht de rechtbank niet aannemelijk. Verdachte huurde de garagebox van [eigenaar garagebox]. De heer [eigenaar garagebox] heeft verklaard dat hij niet over een sleutel beschikte. Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat het vuurwerk in de garagebox te Utrecht in ieder geval niet van [eigenaar garagebox] was. In dit verband neemt de rechtbank voorts in overweging dat het aangetroffen vuurwerk in de garagebox van hetzelfde type en soort is als het vuurwerk dat in [woonplaats] is aangetroffen. Hier werd in totaal 131,5 kilo aan vuurwerk aangetroffen, dat bleek te bestaan uit onder andere 66 stuks Super Blitz Knal lawinepijlen, 6 stuks Celebration Cracker 809 knalvuurwerk, 1 stuk Celebration Cracker Z34-2 knalvuurwerk en 234 stuks Cobra 6 Super knalvuurwerk Deze hele partij vuurwerk voldeed niet aan de vereisten, zoals neergelegd in artikel 3.1.1 van het Vuurwerkbesluit
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte in strijd met artikel 1.2.2, eerste lid, en artikel 1.2.4 van het Vuurwerkbesluit willens en wetens professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik voorhanden heeft gehad in een inrichting, terwijl daarvoor geen omgevingsvergunning is verleend, zoals als bij feit 1 en 3 ten laste is gelegd.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank is van oordeel dat het vuurwerk dat is aangetroffen bij [getuige 3], [getuige 2] en [getuige 1], professioneel vuurwerk is. Uit onderzoek naar dit in beslag genomen vuurwerk is immers gebleken dat dit vuurwerk niet geschikt is voor particulier gebruik en derhalve blijkens artikel 1A.1.3. van het Vuurwerkbesluit onder categorie 4 valt.
Uit de observaties en bevindingen van verbalisanten, alsmede de verklaringen van bovengenoemde afnemers volgt dat verdachte het bij hen aangetroffen vuurwerk heeft geleverd. Ingevolge artikel 1.2.2, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit gelezen in verband met artikel 1.2.2, tweede lid, van het Vuurwerkbesluit is het verboden om professioneel vuurwerk, al dan niet bestemd voor particulier gebruik, aan een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis ter beschikking te stellen.
[getuige 2] heeft verklaard niet in het bezit te zijn van een vergunning voor het vuurwerk. Hij wist dat het voorhanden hebben van het vuurwerk verboden was. Ook afnemer [getuige 1] wist dat het om illegaal vuurwerk ging, dat hij niet in zijn bezit mocht hebben.
Geen van de afnemers van het vuurwerk zijn personen met gespecialiseerde kennis zoals bedoeld in artikel 1.1.2a van het Vuurwerkbesluit. Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte professioneel vuurwerk aan hen geleverd heeft.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte professioneel vuurwerk heeft geleverd aan personen zonder gespecialiseerde kennis hiervan en aldus feit 2 heeft begaan.
Ten aanzien van feit 4
De rechtbank is gelet op hetgeen hiervoor bewezen is verklaard, de verklaringen van degenen die van verdachte vuurwerk ontvingen, alsmede de tapgesprekken tussen verdachte en [getuige 3] en verdachte en [A] van oordeel dat verdachte een aanzienlijk geldbedrag heeft verworven uit (verboden) handel in vuurwerk, waarvan hij een deel heeft omgezet in het kopen van luxe goederen. Gelet hierop komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van hetgeen onder 4 tenlaste is gelegd.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
hij in of omstreeks de periode van 10 december tot en met 21 december 2010 te [woonplaats] en Utrecht opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, voorhanden heeft gehad, immers heeft verdachte in totaal ongeveer 3625 kilogram professioneel vuurwerk, te weten onder meer:
- 106 flowerbeds; en
- 122 Chinese rollen T809 Celebration cracker; en
- 258 stuks knalvuurwerk Cobra 6 Super; en
- 36 mortierbommen Brocade Crown;
- 60 lawinepijlen Super Blitz Knal; en
- 1 knalstreng Z34-2 Celebration cracker;
voorhanden gehad in een schuur te [woonplaats] en een garagebox te Utrecht;
2.
hij in de periode van 1 november 2010 tot en met 10 december 2010 te Vianen en [woonplaats] en [woonplaats], opzettelijk, professioneel vuurwerk, aan anderen dan personen met gespecialiseerde kennis ter beschikking heeft gesteld, immers heeft verdachte:
326 kilogram professioneel vuurwerk, te weten onder meer:
- 12 Chinese rollen T809 Celebration cracker; en
- 640 stuks knalvuurwerk TXP847; en
- 410 stuks knalvuurwerk TXP825; en
- 8 flowerbeds; en
- 168 vuurpijlen Aries, TXR379; en
- 50 lawinepijlen Signal Rocket; en
- 2 knalstrengen R501 Red Cracker A; en
- 36 mortierbommen R0001-4; en
- 85 stuks knalvuurwerk TXP695; en
- 240 stuks knalvuurwerk TXP4848;
ter beschikking gesteld aan Cornelis Kastelein te Vianen;
en
356 kilogram professioneel vuurwerk, te weten onder meer:
- 80 mortierbommen; en
- 530 stuks knalvuurwerk Chinese vlinders; en
- 30 lawinepijlen Signal Rocket; en
- 40 lawinepijlen Moon night; en
- 3 Chinese rollen T809 Celebration cracker;
ter beschikking gesteld aan [getuige 2] te [woonplaats];
en
een hoeveelheid professioneel vuurwerk, te weten onder meer:
- 15 stuks knalvuurwerk Cobra 6 Super; en
- 3, Chinese rollen T809 Celebration cracker;
ter beschikking gesteld aan [getuige 1] te [woonplaats];
3.
hij omstreeks 10 december 2010 te [woonplaats], gemeente Woerden en te Utrecht, opzettelijk ongeveer 3625 kilogram professioneel vuurwerk, buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1.4 Vuurwerkbesluit of in artikel 2.2.2, 3.2.1 of 3A.2.1. Vuurwerkbesluit waarvoor een omgevingsvergunning is verleend die betrekking heeft op de opslag van vuurwerk en artikel 2.2.1 Vuurwerkbesluit, waarvoor een melding is gedaan krachtens artikel 2.2.4 Vuurwerkbesluit voorhanden heeft gehad, immers heeft verdachte:
Ongeveer 3500 kilogram professioneel vuurwerk, te weten onder meer:
- 106 flowerbeds; en
- 116 Chinese rollen T809 Celebration cracker; en
- 24 stuks knalvuurwerk Cobra 6 Super; en
- 36 mortierbommen Triplex;
voorhanden gehad in een schuur aan de [adres] te [woonplaats];
en
125 kilogram professioneel vuurwerk, te weten onder meer:
- 60 lawinepijlen Super Blitz Knal; en
- 234 stuks knalvuurwerk Cobra 6 Super; en
- 6 Chinese rollen T809 Celebration cracker; en
- 1 knalstreng Z34-2 Celebration cracker;
voorhanden gehad in een garagebox aan de [adres] te Utrecht;
4.
hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2010 te Utrecht en [woonplaats],
voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag in totaal ongeveer 149.000 euro, en
- een Volkswagen Touran kenteken [kenteken] en een Nissan Primera kenteken
[kenteken], en
- 135 modelauto's en 7 modelmotoren; en
- 15 horloges; en
- een partij kleding; en
- 1.723 DVD's en CD's en
- 59 verpakkingen cosmetica of parfum, en
- 1 LCD-televisie en 1 blu-rayspeler; en
- 1 digitale videocamera en 1 digitale fotocamera; en
- twee aanhangwagens kentekens [kenteken] en [kenteken];
voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat voornoemde voorwerpen en geldbedrag -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten 1, 2 en 3 uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1, 2 en 3, telkens: Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 1a juncto 6 van de Wet op de economische delicten.
Aangaande feit 4 heeft de discussie ter terechtzitting zich toegespitst op het strafbare feit witwassen zoals strafbaar gesteld in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht. Op de dagvaarding wordt, onder de tekst van de tenlastelegging behorende bij feit 4, ook verwezen naar artikel 420bis van het Wetboek van Strafvordering. Echter, de tekst van het onder 4 ten laste gelegde feit ziet op heling, zoals strafbaar gesteld in artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Krachtens het begrip van heling, zijnde een begunstigingsmisdrijf, moet worden aangenomen dat het feit dat iemand een helingshandeling begaat ten aanzien van een voorwerp dat hij zelf door enig misdrijf heeft verkregen, aan diens veroordeling wegens heling in de weg staat. Wanneer niet ter terechtzitting aannemelijk wordt gemaakt dat het niet verdachte zelf is geweest die de voorwerpen door misdrijf heeft verkregen, is een veroordeling voor heling uitgesloten. De rechtbank verwijst dienaangaande naar het arrest van de Hoge Raad van 1 november 2005, NJ 2006, 424.
Zoals de rechtbank hierboven onder 4.3.6 heeft overwogen, neemt de rechtbank aan dat verdachte zelf een aanzienlijk geldbedrag heeft verworven uit (verboden) handel in vuurwerk, waarvan hij een deel heeft omgezet in het kopen van luxe goederen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het bewezenverklaarde onder 4 niet gekwalificeerd kan worden als het strafbare feit heling. Het bewezenverklaarde onder 4 levert geen strafbaar feit op met als gevolg dat verdacht van dit feit dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de eis, zoals geformuleerd door de officier van justitie, hoog is. Er dient rekening te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is op leeftijd en heeft helemaal niets meer. Als hij nog langer vast blijft zitten, zal hij ook zijn woning kwijt raken. Om die reden verzoekt de raadsman een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft gehandeld in illegaal vuurwerk. Om deze handel te bewerkstelligen heeft verdachte een grote hoeveelheid vuurwerk opgeslagen in een schuur te [woonplaats] en een garagebox te Utrecht. De schuur was gelegen naast een woning en de garagebox, met daarboven woningen, is gelegen in een woonwijk. Verdachte had geen vergunning voor de opslag van dit vuurwerk en ook had verdachte geen veiligheidsmaatregelen getroffen, op het plaatsen van enkele brandblussers na. Door op een dergelijke wijze te handelen heeft verdachte gevaarzettend gehandeld. Verdachte heeft kennelijk totaal niet stil gestaan bij de gevaren die het opslaan van vuurwerk in een niet daartoe bestemde ruimte en in de buurt van woningen van niets vermoedende burgers, met zich mee kan brengen. Dit neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk.
Uit de verklaringen van de personen die vuurwerk bij verdachte hebben gekocht, alsmede ook zijn eigen verklaring, volgt dat verdachte een aanzienlijk geldbedrag moet hebben verdiend met de handel in illegaal vuurwerk. Verdachte ontvangt al jaren een uitkering, omdat hij arbeidsongeschikt is vanwege een slechte rug. Dit heeft verdachte er echter niet van weerhouden om met zware dozen vuurwerk te slepen en lange ritten naar Duitsland te maken om het vuurwerk te kopen. Zijn financiële gewin heeft hierbij kennelijk telkens voorop gestaan.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte d.d. 8 februari 2011, waaruit blijkt dat verdachte eenmaal een transactie heeft betaald wegens het overtreden van het Vuurwerkbesluit.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de leeftijd van verdachte en het feit dat verdachte nog lange tijd de gevolgen van zijn handelingen zal voelen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan voorwaardelijk op te leggen. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
7 Het beslag
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder verdachte in beslag genomen vuurwerk dient te worden onttrokken aan het verkeer. Al de overige, op de beslaglijst genummerde goederen 1 tot en met 39, dienen verbeurd te worden verklaard.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht alle goederen, met uitsluiting van het vuurwerk, aan verdachte te retourneren.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
7.3.1 De onttrekking aan het verkeer
Het in beslag genomen vuurwerk is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het vuurwerk tot het begaan van de feiten 1, 2 en 3 was bestemd.
Verder is het vuurwerk van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan
in strijd is met de wet en het algemeen belang.
7.3.2 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen goederen, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de opheffing van het strafvorderlijk beslag het conservatoir beslag dat op het geldbedrag van € 147.000,00 ligt, niet doorkuist. Enkel het strafvorderlijk beslag wordt opgeheven, zodat het conservatoir beslag onverkort van kracht blijft. Derhalve gelast de rechtbank niet de teruggave van het geldbedrag van € 147.000,00.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27, 36b, 36c, 55 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 1.2.2, 1.2.4 van het Vuurwerkbesluit en artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Ontslag van rechtsvervolging
- ontslaat de verdachte van rechtsvervolging ten aanzien van feit 4;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1, 2 en 3, telkens: Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 1a juncto 6 van de Wet op de economische delicten.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden, waarvan 5 (vijf) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Strafvorderlijk beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerp, genummerd: 40;
- heft op het onder verdachte gelegde strafvorderlijk beslag;
- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1 tot en met 39, met uitzondering van het geldbedrag dat is opgenomen onder 8A.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mr. S. Wijna en mr. M.S. Koppert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.P. Stapel, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 30 juni 2011.