parketnummer: 16/710475-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 juni 2011
[verdachte]
geboren op [1961] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
raadsman mr. A. Klein, advocaat te Arnhem.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 19 mei 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad en dat verdachte van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewuste bezit van kinderpornografisch materiaal en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte. De officier van justitie is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte hier een gewoonte van heeft gemaakt.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen, met uitzondering van dat deel van de tenlastelegging dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het in het bezit hebben van kinderpornografisch materiaal.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
In augustus 2008 ontvangt het Korps Landelijke Politie Diensten, Team Bestrijding Kinderpornografie, via het hoofdkantoor van Interpol Lyon informatie uit een drietal onderzoeken naar kinderpornografie op het internet. Deze informatie bevat onder andere creditcardgegevens afkomstig van commerciële kinderpornografische websites. Uit onderzoek naar deze informatie blijkt dat er onder andere in 2007 betalingen zijn gedaan met een tweetal creditcards die op naam van verdachte staan. Op 8 februari 2010 vindt er een doorzoeking plaats van de (toenmalige) woning van verdachte, gelegen aan de [adres] te [woonplaats]. Daarbij wordt onder andere de computer van verdachte in beslag genomen. Op de computer van verdachte wordt één filmbestand met kinderpornografisch materiaal aangetroffen. Het betreffende bestand is op 8 april 2007 op de computer geplaatst.
Van dit filmbestand is een zogenaamde schermafdruk gemaakt, welke ook door de officier van justitie, de raadsman en de rechtbank is bekeken. De rechtbank is daarbij ook uit eigen waarneming tot het oordeel gekomen dat het in de tenlastelegging genoemde materiaal een kinderpornografisch karakter heeft.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de periode april 2007 tot en met september 2007 diverse malen betaald heeft om toegang te krijgen tot internetsites welke kinderpornografisch materiaal bevatten. Het op zijn computer aangetroffen filmpje is door hem gedownload.
Op basis van voornoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte kinderpornografisch materiaal heeft gedownload en in zijn bezit heeft gehad.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het downloaden en aanwezig hebben van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van dat deel van de tenlastelegging.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 08 april 2007 tot en met 8 februari 2010 te Soest, één gegevensdrager (te weten een computer), bevattende afbeeldingen in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer)
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij door het camerastandpunt en de (onnatuurlijke) pose en de wijze van kleden van die persoon nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden (nummer 1 op pagina 24-25 van het proces-verbaal).
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar met een proeftijd van 7 jaar, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact, ook als dat inhoudt dat verdachte zal meewerken aan een behandeling bij het AFPN te Zwolle;
- een werkstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de officier van justitie genoemd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderporno door kinderpornografisch materiaal te downloaden en op te slaan op zijn computer. De rechtbank overweegt dat het bezit van kinderporno buitengewoon verwerpelijk is, met name omdat bij de vervaardiging van deze afbeeldingen kinderen veelal seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. In veel gevallen lopen de kinderen die hieraan bloot worden gesteld grote psychische schade op, die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Verdachte moet medeverantwoordelijk worden gehouden voor genoemd seksueel misbruik van kinderen, omdat hij, door kinderporno te verzamelen, heeft bijgedragen aan de totstandkoming van de vraag ernaar. Verdachte heeft hierbij kennelijk nimmer stilgestaan. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen en verspreiden, maar zeker ook degenen die kinderporno verzamelen.
Als strafverzwarende factoren neemt de rechtbank in overweging dat verdachte heeft betaald voor het downloaden en opslaan van kinderpornografische afbeeldingen en aldus heeft deelgenomen aan de commerciële uitwisseling van kinderpornografische afbeeldingen. Het feit dat verdachte kennelijk zijn eigen verlangens zwaarder heeft laten wegen dan het feit dat commercialiteit de exploitatie van kinderen slechts kan bevorderen, rekent de rechtbank verdachte zeer aan. De rechtbank houdt voorts rekening met de jonge leeftijd, 9 tot 11 jaar, van het op de film afgebeelde meisje. Verdachte had destijds, zeker uit hoofde van zijn beroep als pastoor, het laakbare van zijn handelen moeten inzien.
Als strafverminderende factoren neemt de rechtbank in overweging dat het hier gaat om een geringe hoeveelheid – 1 film - kinderpornografisch materiaal, waarop geen verdergaande handelingen dan poseren worden vertoond. Niet is gebleken dat verdachte meer materiaal heeft gedownload. Voorts weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat hij vanaf het begin met de politie heeft meegewerkt, direct openheid van zaken heeft gegeven en het feit volledig heeft bekend. Verdachte heeft ter terechtzitting oprecht verklaard dat hij zich schaamt en inmiddels hulp heeft gezocht.
Verder houdt de rechtbank rekening met de ingrijpende gevolgen die verdachte inmiddels in zijn persoonlijke en professionele leven heeft ondervonden en nog zal ondervinden ten gevolge van zijn strafrechtelijke vervolging. Verdachte is door zijn werkgever geschorst uit zijn beroep en heeft zijn dienstwoning moeten verlaten. Voorts heeft verdachte aangegeven dat hij zal moeten verschijnen voor de kerkelijke rechtbank.
De rechtbank overweegt dat verdachte blijkens het uittreksel uit het documentatieregister van 1 april 2010 niet eerder met justitie in aanraking is geweest voor het plegen van dit soort feiten of voor het plegen van enig ander strafbaar feit.
Ter zitting heeft H.J. Verhoef, reclasseringswerker het door haar opgestelde reclasseringsrapport en advies d.d. 4 mei 2011 toegelicht. Naar haar mening is er op korte termijn geen recidive te verwachten. Echter op lange termijn, zeker wanneer verdachte wordt geconfronteerd met de gevolgen van de onderhavige zaak, is de kans op recidive aanwezig. Verdachte dient te leren hoe om te gaan met de spanningen die deze zaak met zich meebrengt en nog zal meebrengen. Een toename van spanningen werkt recidiverisico verhogend; voorkomen dient te worden dat hij zich zal ontladen door kinderporno te kijken. Voorts zal er gewerkt moeten worden aan de verdere invulling van het leven van verdachte, gelet op hetgeen hem nog staat te wachten. Het contact met het AFPN Zwolle bevindt zich nog in de intake-fase, maar de verwachting is dat verdachte daar behandeld zal kunnen worden.
De reclassering adviseert om bij een voorwaardelijke straf aan verdachte een verplicht reclasseringscontact op te leggen, inhoudende een meldingsgebod en een behandelverplichting bij het AFPN te Zwolle of een soortgelijke instelling.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bereid is mee te werken aan begeleiding door de reclassering en het inmiddels ingezette traject bij het AFPN te Zwolle. Verdachte heeft voorts aangegeven dat de begeleiding van de reclassering hem structuur en steun biedt. Deze steun verwacht hij zeker nodig te hebben gelet op hetgeen nog komen gaat.
De rechtbank acht gelet op hetgeen hiervoor is overwogen een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden alsmede een werkstraf van 80 uur passend en geboden.
Met de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en een verplichte begeleiding door de Reclassering Nederland en behandeling van verdachte mogelijk te maken. De rechtbank ziet aanleiding om de hierna te noemen bijzondere voorwaarde aan de voorwaardelijke gevangenisstraf te verbinden.
Verdachte heeft verklaard dat hij zeker verwacht de steun en begeleiding van de reclassering in de toekomst nodig te hebben. Deze verwachting wordt, gezien de ingrijpende gevolgen die het plegen van het onderhavige strafbare feit heeft en zal hebben voor het persoonlijke en professionele leven van verdachte, door de rechtbank reëel geacht. Daarnaast moet er, gezien de inschatting van het recidiverisico op langere termijn door de reclassering, naar oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van (minderjarige) personen. Om die redenen zal de rechtbank aan de verdachte ten aanzien van de bijzondere voorwaarde een langere proeftijd dan twee jaar opleggen, te weten een proeftijd voor de duur van vijf jaar, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich onder reclasseringstoezicht stelt.
Hoewel de straf lager is dan de officier van justitie heeft geëist, is de rechtbank van oordeel dat met de op te leggen straffen, mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de strafmaat in vergelijkbare gevallen, recht wordt gedaan aan de ernst van het bewezen verklaarde feit en de persoon van verdachte.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 240b van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden, voorwaardelijk;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte de navolgende bijzondere voorwaarde tijdens de daarvoor geldende proeftijd van vijf jaren niet heeft nageleefd;
- dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt dat:
- verdachte zich op uitnodiging zal melden bij de Reclassering Nederland gedurende door de reclassering bepaalde perioden en zo frequent als de reclassering gedurende deze perioden nodig acht;
- verdachte zich zal laten behandelen in het AFPN te Zwolle of een soortgelijke instelling en zijn medewerking hier aan zal verlenen;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 80 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen, voorzitter, mr. S. Wijna en mr. M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 juni 2011.