ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ3516

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
4 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/711526-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende woningoverval met meerdere slachtoffers en vuurwapen

Op 4 mei 2011 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de hoofdverdachte en twee medeverdachten, die betrokken waren bij een gewapende woningoverval op 11 mei 2010. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoofdverdachte een leidende rol had tijdens de overval, waarbij hij een vuurwapen gebruikte om de slachtoffers te bedreigen. De rechtbank achtte bewezen dat de hoofdverdachte en zijn medeverdachten de slachtoffers onder bedreiging van geweld hebben gedwongen tot de afgifte van geld en sieraden. De rechtbank heeft de hoofdverdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, terwijl de medeverdachten elk drie jaar gevangenisstraf kregen opgelegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van het delict, de impact op de slachtoffers, en de eerdere veroordelingen van de hoofdverdachte. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die in totaal meer dan € 7.500,00 aan materiële en immateriële schade vorderden. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele posten die als onvoldoende onderbouwd werden beschouwd. De rechtbank heeft de hoofdverdachte ook aansprakelijk gesteld voor de schade die de slachtoffers hebben geleden als gevolg van de overval.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/711526-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 mei 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats],
gedetineerd in het Huis van Bewaring Wolvenplein te Utrecht,
raadsman mr. H.J. Andel, advocaat te Rotterdam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 22 november 2010, 20 december 2010, 28 januari 2011 en laatstelijk op 22 april 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
op 11 mei 2010 samen met anderen een diefstal met (bedreiging met) geweld heeft gepleegd en/of samen met anderen een overval op een woning heeft gepleegd waarbij de bewoners zijn bedreigd met een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp, alsmede woordelijk zijn bedreigd;
Feit 2:
in de periode van 11 mei 2010 tot en met 26 augustus 2010 een verboden vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte hetgeen hem onder 1 ten laste is gelegd heeft begaan.
De officier van justitie baseert zich daarbij op de verklaringen van de aangevers, de met aangevers gehouden fotoconfrontaties, de printgegevens van de diverse telefoons en de track en trace gegevens van de Mercedes, welke in gebruik was bij verdachte [verdachte]. Uit de verklaringen van verdachte en de twee medeverdachten blijkt dat zij elkaar kennen. Uit de printgegevens van de diverse telefoons in gebruik bij verdachte en zijn medeverdachten volgt dat alle verdachten zich op de avond van 11 mei 2010 in [woonplaats] bevonden en dat de verdachten in de periode voor en na de overval veelvuldig over en weer contact met elkaar onderhielden. Uit de combinatie van de track en trace gegevens van de door [verdachte] gehuurde Mercedes en de printgegevens van de diverse mobiele telefoons in gebruik bij verdachten, volgt dat zij gezamenlijk naar [woonplaats] zijn gereisd, zich in de omgeving van de woning van de aangevers bevonden en vervolgens na de overval gezamenlijk zijn teruggereden. Uit de printgegevens van twee bij de overval weggenomen telefoons volgt dat beide telefoons na de overval contact met elkaar hebben gehad in Rotterdam, alwaar verdachte [verdachte] en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] destijds verbleven. De officier baseert zich voorts op het tussen [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 2] opgenomen gesprek tijdens hun gezamenlijke transport. Daaruit blijkt dat zij over de overval spreken. Daarnaast volgt uit onderzoek van het NFI dat op een aantal voorwerpen afkomstig uit de woning van aangeefsters de aanwezigheid van het DNA profiel van verdachte [medeverdachte 2] niet uit te sluiten is en dat het aangetroffen DNA op één van deze voorwerpen, te weten een stropdas waarmee een van de aangeefsters is gekneveld, een match met het DNA van [medeverdachte 2] oplevert, zij het dat daarvan geen statistische onderbouwing kan worden gegeven, nu het een mengprofiel betreft.
Het bewijs van het onder 2 aan verdachte ten laste gelegde feit baseert de officier van justitie op het aantreffen van het vuurwapen, met daarin munitie, in de woning waar verdachte op dat moment eveneens verbleef en op de bekentenis van verdachte ter terechtzitting dat het vuurwapen zijn bezit was.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat het onder 1 tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De raadsman stelt dat er, gelet op de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 april 2011, geen overval heeft plaatsgevonden. De raadsman voert voorts aan dat hij de afgelegde verklaringen van de aangevers niet geloofwaardig acht. Uit het dossier blijkt niet van enige of heftige emoties bij de slachtoffers direct na de overval. Ook blijkt uit het dossier niet van enig letsel bij de slachtoffers ten gevolge van klappen en vastbinden. Het is naar de mening van de verdediging bovendien niet mogelijk zich te bevrijden zoals aangeefsters verklaren. Voorts is het niet geloofwaardig dat de overvallers geen enkele maatregel hebben getroffen om herkenning te voorkomen. Dit alles levert, aldus de raadsman, voldoende twijfel op over de vraag of er daadwerkelijk een overval heeft plaatsgevonden. Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden van dit feit.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit stelt de raadsman dat, gelet op de verklaring van verdachte, dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Betrouwbaarheid verklaringen [benadeelde 1], [benadeelde 2], [benadeelde 3] en [benadeelde 4].
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar en geloofwaardig kunnen worden aangemerkt. De rechtbank overweegt daartoe dat de aangevers consequent zijn in hun verklaringen, zoals zij deze hebben afgelegd bij de politie en de rechter-commissaris. De verklaringen van de aangevers hebben onderling dusdanige overeenkomsten op relevante, maar ook op in dit verband irrelevante punten, dat er naar het oordeel van de rechtbank geen reden is de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van deze verklaringen in twijfel te trekken. Voorts worden de verklaringen ondersteund door in het dossier aanwezige en gebezigde objectieve bewijsmiddelen, zoals de getuigenverklaringen van omwonenden in [woonplaats] en de aanwezigheid van twee ontvreemde telefoons in de directe nabijheid van het adres van verdachte [verdachte] in Rotterdam, enkele uren na de overval.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd op grond van de volgende feiten en omstandigheden.
4.3.1 Feit 1
4.3.1.1 Verklaringen aangeefsters/aangever
Op 11 mei 2010 zijn [benadeelde 1], [benadeelde 2], [benadeelde 3] en [benadeelde 4] in hun woning aan de [adres] te [woonplaats]. Rond 21.30 uur wordt er aangebeld. Aan de deur staan een man en vrouw die zeggen dat zij van de politie zijn en papieren komen controleren. Zij komen de woning binnen. Vervolgens komen er nog twee mannen binnen, een man, van wie aangeefsters vermoeden dat deze van Turkse afkomst is en een man, van wie aangeefsters denken dat deze wellicht Pools is. De mannen zeggen dat ze eerder die dag, rond 16.00 uur, al langs geweest zijn. Nadat de slachtoffers de paspoorten hebben afgegeven haalt de man die als eerste binnenkwam, verder ook wel te noemen: de eerste man of de kale man, een pistool tevoorschijn. De slachtoffers moeten vervolgens naar boven gaan. Zij moeten allen op de slaapkamer van [benadeelde 3] gaan zitten. [benadeelde 3], [benadeelde 2] en [benadeelde 1] worden vervolgens één voor één door de eerste man meegenomen naar een andere kamer, terwijl de anderen op de kamer van [benadeelde 3] blijven met één of meer van de andere mannen.
[benadeelde 3] heeft verklaard dat de man die als eerste naar binnen liep een mobiele telefoon pakte en zei dat hij zijn collega moest bellen, de man heeft niet gesproken door de telefoon. Als zij boven zijn moet [benadeelde 3] van de man met het pistool mee komen. Zij staat te trillen. In de kamer van [benadeelde 1] trekt de man handschoenen aan en zegt dat zij zich uit moet kleden, anders zal het nog erger worden. De man zegt: “Ik wil slay you (ik zal je slachten)” De man zegt nogmaals dat zij zich uit moet kleden. [benadeelde 3] kleedt zich uit. Zij moet op bed gaan zitten. Als zij weigert zegt de man het nogmaals op een rustige en dwingende toon. De man zegt dat hij haar leuk vindt en geen pijn wil doen. Zij moet hem zeggen waar het geld ligt. Zij zegt dat zij € 500,00 heeft in haar kamer onder het matras. Dat vindt de man niet genoeg. De man zegt, als zij aangeeft dat er niet meer is: “Do you want me to fuck you in your ass.” [benadeelde 3] is bang dat de man haar zal verkrachten. Zij mag zich niet aankleden en moet naakt terug naar haar eigen kamer, naar de anderen. In de kamer geeft zij de man
€ 500,00. De man pakt twee gouden oorringen uit haar oren en zij geeft hem nog een gouden ketting en armband. De Turkse man doorzoekt samen met de eerste man de kamer waar zij zitten. De eerste man loopt even weg en komt dan terug met sieraden van [benadeelde 1]. Daarna neemt de eerste man [benadeelde 2] mee. Nadat [benadeelde 2] terug is nemen de mannen de sieraden van [benadeelde 2] en [benadeelde 1] af. [benadeelde 2] vertelt dat zij onder bedreiging van het pistool € 3.700,00 heeft afgegeven aan de eerste man. [benadeelde 3] mag zich dan aankleden. Vervolgens neemt de eerste man [benadeelde 1] mee. Als [benadeelde 1] terug is vertelt zij de anderen dat de man wilde dat zij zich zou uitkleden en dat hij haar sieraden heeft afgepakt.
[benadeelde 2] heeft verklaard dat de eerste man boven zijn jasje open deed, alsof hij een pistool wilde pakken. [benadeelde 3] moest mee met de kale man en kwam later naakt en huilend terug, zei dat zij bedreigd was. De eerste man sloeg [benadeelde 3] in haar gezicht. [benadeelde 2] moet dan meekomen met de eerste man en wordt naar haar kamer gebracht. Hij zegt dat hij geld wil hebben en zij geeft hem € 700,00. Zij zegt dat er niet meer is. De man gelooft haar niet en tikt met het pistool op haar linkerwang en zegt: “Ik ga jou vermoorden en dan ga ik naar boven en dan ga ik de rest ook vermoorden”. Verder zegt de man dat als zij geen geld heeft zij moet betalen met liefde of seks. [benadeelde 2] is erg bang omdat hij een pistool vasthield en haar zoontje (de rechtbank begrijpt: [benadeelde 4]) boven zat. Vervolgens geeft zij de man € 3000,00 samen met een aantal sieraden (vier gouden ringen en twee gouden oorbellen). Zij wordt door de man teruggebracht en de man neemt vervolgens [benadeelde 1] mee. Voordat [benadeelde 1] mee gaat maakt [benadeelde 2] haar ([benadeelde 1]’s) armband los zodat zij deze af kan geven aan de man. [benadeelde 1] wordt even later weer teruggebracht.
[benadeelde 1] heeft verklaard dat zij ziet dat de vermoedelijk Turkse man en de vrouw tevens een gebaar maken waaruit opgemaakt zou kunnen worden dat zij ook een wapen bij zich hebben. [benadeelde 3] wordt als eerste meegenomen. Nadat er een korte gil van [benadeelde 3] klinkt wordt zij door eerste man naakt de kamer opgeduwd. Deze man zegt daarbij: “Wij beginnen bij haar en dan gaan wij jullie om de beurt allemaal nemen”. [benadeelde 3] was bang. [benadeelde 2] was bang en erg bezorgd om haar zoontje [benadeelde 4]. [benadeelde 3] zegt daarop dat zij de mannen geld zal geven als zij haar met rust laten. [benadeelde 3] geeft vervolgens geld aan de eerste man. [benadeelde 2] zegt dat de mannen alles mogen hebben als zij hen maar met rust laten. [benadeelde 2] geeft daarop haar sieraden aan de eerste man. [benadeelde 2] moet vervolgens met hem meelopen naar haar kamer. Nadat [benadeelde 2] terug is gebracht vertelt zij dat zij de man op haar slaapkamer € 700,00 heeft gegeven. De man geloofde haar niet toen zij zei dat zij niet meer geld had. Daarop dreigde de man, met het wapen tegen haar hoofd en zei: "als jij je geld niet afgeeft dan loop ik naar boven en schiet ik ze allemaal dood". Zij heeft de man vervolgens nog € 3.000,00 gegeven. Dan moet [benadeelde 1] met de eerste man mee naar haar kamer. Zij geeft hem € 1.450,00 en zegt dat er niet meer is. De man gelooft haar niet en zegt dat er meer moet zijn. De man begint te schreeuwen. Hij slaat haar in het gezicht en zegt dat zij uit de kleren moet gaan en slaat haar met zijn vlakke hand op beide wangen. De man zegt haar nogmaals dat zij haar kleren uit moet doen. [benadeelde 1] weigert. De man dreigt dat hij haar om zal brengen en brengt haar weer terug naar de kamer van [benadeelde 3]. Op de kamer van [benadeelde 3] doorzoekt de eerste man alle kasten. Aan hen wordt gevraagd hun sieraden af te doen. [benadeelde 1] geeft twee oorbellen en een gouden armband af.
[benadeelde 4] heeft verklaard dat één van de mannen zei dat zij geld moesten geven. Nadat hij was vastgebonden kreeg hij een shawl voor zijn mond gebonden. Door de mannen en de vrouw zijn van hem twee telefoons, zijn playstation en € 40,00 meegenomen.
Vervolgens worden de armen van de slachtoffers op hun rug vastgebonden en worden zij gekneveld met diverse kledingstukken. Daarop moeten de slachtoffers allen de badkamer in en wordt de deur vanaf de buitenzijde geblokkeerd. Op een gegeven moment lukt het [benadeelde 1] om met haar tanden de armen van [benadeelde 2] los te maken en weten zij uiteindelijk uit de badkamer te komen. In totaal zijn er bij de overval zeven telefoons weggenomen, een geldbedrag, 3 pc’s (laptops) en een playstation. Onder de ontvreemde telefoons zitten twee telefoons van [benadeelde 1], één van het merk LG en één van het merk Motorola. De telefoonnummers daarvan luiden [telefoonnummer] (LG) en [telefoonnummer] (Motorola).
4.3.1.2 Herkenning/fotoconfrontaties
Aan de slachtoffers [benadeelde 1], [benadeelde 2] en [benadeelde 3] zijn per verdachte afzonderlijke fotoselecties getoond met daarin 8 foto’s van personen, waaronder telkens een afbeelding van één der verdachten.
Aangeefster [benadeelde 1] wijst bij het tonen van de respectieve selecties uit eigen beweging de in de selecties opgenomen afbeeldingen van [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aan.
Aangeefster [benadeelde 2] benoemt bij het tonen van de respectieve selecties wel de in de selecties opgenomen afbeeldingen van [verdachte] en [medeverdachte 1] , maar twijfelde en sprak geen herkenning uit. Zij wijst bij het tonen van de betreffende selectie uit eigen beweging de in die selectie opgenomen afbeelding van [medeverdachte 2] aan. Bij de rechter-commissaris heeft [benadeelde 2] verklaard dat zij tijdens de foslo verdachte [medeverdachte 1] wel degelijk en voor 100 procent heeft herkend.
Aangeefster [benadeelde 3] wijst bij het tonen van de betreffende selectie uit eigen beweging de in de selectie opgenomen afbeelding van [verdachte] aan. Zij wijst bij het tonen van de betreffende selectie uit eigen beweging wel de in de selectie opgenomen afbeelding van [medeverdachte 1] aan, maar geeft daarbij aan dat zij niet 100% zeker is.
Aangever [benadeelde 4] wijst bij het tonen van een fotoselectie bestaande uit negen foto’s van vuurwapens, de in de selectie opgenomen foto van het onder verdachte [verdachte] in beslag genomen vuurwapen aan.
4.3.1.3 Getuigen
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat er 11 mei 2010 rond 16.30/16.40 uur een zwarte Mercedes, kenteken [kenteken], parkeert op het parkeerterrein [adres]/[adres] te [woonplaats]. Uit de auto stappen een jongere en een oudere man. Voorts stappen een vrouw en een jongere man, de bestuurder, uit. Zij lopen hand in hand de [adres] op. De eerste twee mannen blijven staan. De oudere man heeft een gsm in zijn hand. De man en vrouw komen na 5-10 minuten terug en spreken met de twee mannen. Vervolgens stapt men in de auto en rijdt weg.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 11 mei 2010 rond 22.00/22.30 uur 3 mannen en een vrouw voor de woning aan de [adres] te [woonplaats] heeft gezien.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij vanuit zijn woning aan de [adres] te [woonplaats] op 11 mei 2010 rond 16.30 uur een man en een vrouw in een zwarte Mercedes ziet stappen. Het betreft een nieuw type Mercedes 220E. Kort daarop ziet het nog twee mannen bij de speelplaats schuin tegenover zijn woning.
Getuige [getuige 4], werkzaam als pompbediende, heeft verklaard dat op 11 mei 2010 tussen 16.00 uur en 16.30 uur een zwarte Mercedes stopt bij de tankshop aan de Kerkweg te [woonplaats]. Uit de auto stapt een vrouw.
4.3.1.4 Mercedes
[verdachte] heeft ter zitting verklaard dat hij op 10 mei 2010 en 11 mei 2010 met de door hem gehuurde zwarte Mercedes, met het kenteken [kenteken], vanuit Rotterdam naar [woonplaats] is gereden en daar in de buurt van de woning van de aangevers in [woonplaats] heeft geparkeerd.
Uit de gegevens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer blijkt dat het door getuige [getuige 1] genoemde kenteken [kenteken] is afgegeven voor een grijze Ford Galaxy. Het kenteken [kenteken] is afgegeven voor een zwarte Mercedes E200 CDI en staat op naam van Flexible Mobility Solutions B.V. (FMS). Uit onderzoek blijkt dat de Mercedes door FMS (thans bekend onder Oto2rent) is verhuurd aan Chariot Rent a Car. Uit onderzoek bij Chariot Rent a Car volgt dat de Mercedes met ingang van 24 april 2010 aan verdachte [verdachte] is verhuurd.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de auto die door getuige [getuige 1] op 11 mei 2010 te [woonplaats] is gezien, de door verdachte gehuurde Mercedes is geweest. De verwisseling van twee cijfers in het kenteken door getuige [getuige 1], berust naar het oordeel van de rechtbank op een kennelijke vergissing van getuige.
4.3.1.5 Telefoons
[verdachte] heeft ter zitting bevestigd dat de telefoonnummers eindigend op 0105 en 9040 in de periode van 11 mei 2010 bij hem in gebruik waren. [medeverdachte 1] heeft bevestigd dat het telefoonnummer [telefoonnummer] van haar is. Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer] in de periode rond 11 mei 2010 in gebruik was bij [medeverdachte 2].
4.3.1.6 Analyse track en trace-/ en printgegevens
Uit analyses van de Track en Trace gegevens betreffende de Mercedes, kenteken [kenteken], zijn in combinatie met de verkregen printgegevens van de telefoons in gebruik bij verdachten en de adresgegevens van verdachten de navolgende gegevens verkregen:
* op 10 mei 2010 rijdt de Mercedes van Rhoon naar de [adres] te [woonplaats]. Tussen 22.16 uur en 22.26 uur is er een korte rit (600 m) met als begin en eindpunt de [adres] te [woonplaats], daarna rijdt de Mercedes naar Kievitsplantsoen te Rhoon;
** op 11 mei 2010 te 12.54.29 uur heeft de gsm ..5054 ([medeverdachte 1]) ) contact met de gsm ..9040 ([verdachte]);
** op 11 mei 2010 te 14.47.35 uur straalt gsm ..9040 ([verdachte]) de mast Berlingogaard te [woonplaats] aan, deze mast is vlak bij de [adres] (adres [medeverdachte 2]) gelegen;
** op 11 mei 2010 te 14.53.34 uur straalt de gsm ..5054 ([medeverdachte 1]) dezelfde paal aan;
* op 11 mei 2010 rijdt de Mercedes tussen 14.58 uur en 16.42 uur van de [adres] te [woonplaats] naar de [adres] te [woonplaats];
* op 11 mei 2010 tussen 16.54 – 18.00 uur: 4 korte ritten (totaal 14,5 km), eindigend op de [adres] te [woonplaats];
* op 11 mei 2010 tussen 16.54 uur en 17.11 uur rijdt de Mercedes van [adres] naar Drie Stammenweg te [woonplaats] (ritafstand 3,2 km);
** op 11 mei 2010 van straalt de gsm ..0105 ([verdachte]) tussen16.57.59 uur en 16.58.08 uur de mast, locatie Broekdijk Oost te Breukelen aan, deze staat aan de rand van Breukelen, hemelsbreed 3-4 km van [woonplaats];
* op 11 mei 2010 rijdt de Mercedes tussen 17.13 uur en 17.26 uur van de Drie Stammenweg naar de Ing. Enschedeweg te [woonplaats] (ritafstand 5 km);
* op 11 mei 2010 rijdt de Mercedes tussen 17.27 uur en 17.32 uur 100 meter over de Ing. Enschedeweg;
** op 11 mei 2010 straalt gsm ..5054 ([medeverdachte 1]) tussen 17.30.16 uur en 17.30.23 uur de mast, locatie Overstek te Kamerik aan. Deze mast staat vlakbij de Ing. Enschedeweg te [woonplaats] en het Oortjespad te Kamerik;
* op 11 mei 2010 rijdt de Mercedes tussen 17.32 uur en 18.00 uur van de Ing. Enschedeweg naar de [adres] te [woonplaats] (ritafstand 6.2 km);
In de laatste vier ritten (vanaf 16.54, 17.13, 17.27 en 17.32 uur) rijdt de Mercedes in [woonplaats] en over het Oortjespad te Kamerik;
** op 11 mei 2010 om 17.41.37 uur maakt gsm ..9040 ([verdachte]) gebruik van de mast locatie Overstek te Kamerik. Deze mast staat vlakbij de Ing. Enschedeweg te [woonplaats] en het Oortjespad te Kamerik;
* op 11 mei 2010 tussen 18.10 – 21.35 uur wordt het track en trace-systeem 3x geactiveerd zonder dat er een (noemenswaardige) rit plaatsvindt;
** op 11 mei 2010 18.50.40 en 18.54.44 uur straalt gsm ..5054 ([medeverdachte 1]) de mast Portengen te [woonplaats] aan, deze mast staat nabij [woonplaats];
* op 11 mei 2010 staat de Mercedes tussen 21.35 uur en 22.20, zijnde het tijdstip waarop de overval op de woning heeft plaatsgevonden, op de [adres] te [woonplaats];
** op 11 mei 2010 tussen 21.41.38 uur en 21.42.00 uur heeft gsm ..0105 ([verdachte]) contact met gsm ..5147 ([medeverdachte 2]) via een mast in [woonplaats];
* op 11 mei 2010 rijdt de Mercedes om 22.20 uur vanaf de [adres] te [woonplaats] naar de Putsebocht (adres [medeverdachte 1]) te Rotterdam. Aankomsttijd 23.20 uur;
* op 11 mei 2010 rijdt de Mercedes om 23.35 uur vanaf de Putsebocht, via [woonplaats], naar de Slinge in Rotterdam. Aankomsttijd 00.55 uur;
** op 12 mei 2010 te 00.07.56 uur straalt de gsm ..9040 ([verdachte]) de locatie mast Berlingogaard te [woonplaats] aan, deze mast is vlak bij de [adres] te [woonplaats] (adres [medeverdachte 2]) gelegen;
* tussen 11 mei 2010 23.20 uur en 12 mei 2010 01.15 uur bevindt de Mercedes zich in de omgeving Rotterdam;
* op 12 mei 2010 tussen 01.15 uur en 02.30 uur verplaatst de Mercedes zich van Rotterdam naar het Zandpad te Utrecht;
* op 12 mei 2010 tussen 02.30 uur en 04.18 uur is de Mercedes op het Zandpad te Utrecht, en verplaatst zich tussen 04.18 uur en 06.18 uur naar de [woonplaats], zijnde het adres van de zus van verdachte [verdachte]. * **
Daarnaast is gebleken dat de bij de overval buitgemaakte telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer], eigendom van aangeefster [benadeelde 2], op 12 mei 2010 in de periode van 03.23 uur tot en met 03.27 uur zeven maal masten aanstraalt te Rotterdam, en wel viermaal een mast aan de [adres] en driemaal een mast aan de [adres]. Dit betreft ontvangen smsjes van telefoonnummer 1233 en 1234, die door de sms-centrale worden verstuurd om de ontvangst van een voicemailbericht te melden.
Om 03.44. uur belt deze telefoon uit naar de andere ontvreemde telefoon van [benadeelde 2] en wel die met het nummer [telefoonnummer]. Het contact duurt 11 seconden. Ook deze telefoon straalt hierbij de mast op de [adres] aan. De [adres] en [adres] liggen hemelsbreed op anderhalve kilometer afstand van elkaar en op respectievelijk 2,5 en 1,9 kilometer van de [adres] te Rotterdam, het toenmalige adres van verdachte [verdachte].
4.3.1.7 DNA onderzoek
Op het brede deel van de voorzijde van de stropdas, waarmee het slachtoffer [benadeelde 1] was gekneveld, is een DNA profiel aangetroffen dat matcht met het DNA profiel van medeverdachte [medeverdachte 2], zij het dat daarvan geen statistische onderbouwing kan worden gegeven, nu het een mengprofiel betreft. Voorts is de aanwezigheid van het DNA profiel van medeverdachte [medeverdachte 2] niet uit te sluiten in de DNA profielen welke zijn aangetroffen op de achterzijde en de voorzijde van het smalle deel van de stropdas, op de gsm kabel, waarmee de polsen van [benadeelde 2] waren vastgebonden, en het snoer van de strijkbout, waarmee de polsen van [benadeelde 3] waren vastgebonden.
Bovenstaande track en trace gegevens van de Mercedes in combinatie met de printgegevens van de telefoons van de verdachten en de door hen opgegeven woon- c.q. verblijfplaatsen, bieden grond voor de conclusie dat de Mercedes op de dag van de overval vanuit Rotterdam (woonplaats van [verdachte] en [medeverdachte 1]) via [woonplaats] (woonplaats van [medeverdachte 2]) naar [woonplaats] is gereisd, dat de telefoons van de drie verdachten en de Mercedes zich ten tijde van de overval in [woonplaats] bevonden en dat de Mercedes tegelijk met de telefoons van de drie verdachten en in ieder geval twee buitgemaakte telefoons na de overval via wederom [woonplaats] is teruggereisd naar Rotterdam. Aangezien [verdachte] heeft erkend dat hij als bestuurder van de Mercedes is opgetreden kan op basis hiervan worden vastgesteld dat [verdachte] zich ten tijde van de overval in [woonplaats] bevond. [verdachte] heeft ter zitting van 22 april 2011, alwaar hij ook als getuige in de zaken van zijn medeverdachten is gehoord, ook erkend dat hij op de dag van de overval in [woonplaats] was en op die dag ook in de woning van aangeefsters is geweest, zij het dat dit volgens hem enkele uren eerder zou zijn geweest dan dat de overval volgens aangeefsters heeft plaatsgevonden. Het tijdstip dat [verdachte] noemt klopt echter niet met de track en trace gegevens van de Mercedes en ook niet met de verklaringen van verschillende buren. Daaruit blijkt namelijk dat [verdachte] niet enkele uren voor de overval, maar tijdens de overval in [woonplaats] was.
Dit in combinatie met de herkenningen van aangeefsters van [verdachte] als een van de daders, en wel degene die zij als de eerste man met het pistool aanduiden, maakt dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat [verdachte] een van de daders is van de overval. Dit wordt nog ondersteund door het feit dat in de woning van [verdachte] inderdaad een vuurwapen is aangetroffen en dat dit vuurwapen door [benadeelde 4] is herkend als het wapen dat hij tijdens de overval heeft gezien.
Voorts duidt de aanwezigheid van de telefoons van [medeverdachte 1] en van [medeverdachte 2] in [woonplaats] er op dat ook [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zelf zich ten tijde van de overval in [woonplaats] bevonden. Dit wordt verder ondersteund door de route die de Mercedes heeft gereden, dat wil zeggen zowel op de heen- en terugreis via de woonplaats van [medeverdachte 2] te [woonplaats]. Op de terugweg stopt de Mercedes bij de Putsebocht in [woonplaats], in welke straat de toenmalige woning van [medeverdachte 1] lag, waarna deze doorrijdt via [woonplaats] en vervolgens weer terugkeert naar Rotterdam. Dit past bij het scenario dat [verdachte] en [medeverdachte 1] op de heenreis [medeverdachte 2] in zijn woonplaats hebben opgehaald, waarna zij allen naar [woonplaats] zijn gegaan en dat op de terugweg [verdachte] eerst [medeverdachte 1] thuis heeft afgezet bij haar woning, waarna [verdachte] ook [medeverdachte 2] heeft thuisgebracht.
Dat het niet slechts de telefoons van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn geweest maar ook [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zelf die met [verdachte] in [woonplaats] zijn geweest wordt ondersteund door de resultaten van de foslo’s zoals hierboven vermeld (zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] zijn herkend), de resultaten van het DNA-onderzoek ([medeverdachte 2]) en door de verklaringen van de buren dat drie mannen en één vrouw bij de Mercedes zijn gesignaleerd. Uit die verklaringen van de buren volgt ook dat het door [verdachte] geschetste scenario, dat hij slechts samen met één vrouw, niet zijnde [medeverdachte 1], in [woonplaats] is geweest, niet klopt.
Wat betreft [medeverdachte 1] kan hier nog aan worden toegevoegd dat vanaf haar telefoon op 11 mei 2010 in de vroege middag een sms-bericht wordt gezonden naar de telefoon van [medeverdachte 2], met de tekst: “We zijn al in [woonplaats], bijna bij jou, moet naar het toilet, ik kom gauw even binnenschieten”. Deze sms maakt het scenario dat [medeverdachte 1] haar telefoon bij haar zuster, de toenmalige vriendin van [medeverdachte 2], zou hebben achtergelaten, waardoor deze telefoon zich per ongeluk op 11 mei 2010 in [woonplaats] bevond, niet erg waarschijnlijk. Haar telefoon blijft diezelfde avond, nadat de Mercedes vanuit [woonplaats] was teruggekeerd naar Rotterdam ook in haar woonplaats en deze reist niet met de Mercedes mee verder als deze zijn reis verder vervolgt naar het Zandpad in Utrecht. Ook dit sluit een toevallige en door een ieder onopgemerkte aanwezigheid van de telefoon van [medeverdachte 1] in de Mercedes van [verdachte] uit.
Wat betreft [medeverdachte 2] wordt aan het voorgaande nog toegevoegd dat de verklaring van aangeefster [benadeelde 3] dat de man die als eerste binnenkwam, rond 21.30 uur, een mobiele telefoon pakte en zei dat hij zijn collega moest bellen, wordt ondersteund door het gegeven dat op 11 mei 2010 tussen 21.41.38 uur en 21.42.00 uur het nummer van verdachte [verdachte] contact heeft met de gsm van medeverdachte [medeverdachte 2] via een mast in [woonplaats].
Op basis van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] allen daders zijn van de overval in [woonplaats]. Op basis van de verklaringen van de aangevers en de resultaten van de fotoconfrontaties stelt de rechtbank vast dat de eerste man, zijnde de man met het vuurwapen, verdachte [verdachte] is. Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte [medeverdachte 2] de als vermoedelijk Poolse man omschreven man is. Medeverdachte [medeverdachte 1] is de door aangevers genoemde vrouw.
4.3.2 feit 2:
Op 26 augustus 2010 wordt tijdens een doorzoeking van de woning aan de [adres] te [woonplaats] een vuurwapen, merk FN aangetroffen. Blijkens het proces-verbaal van de Forensische Opsporing van de politie Utrecht is dit vuurwapen een pistool van het merk FN (Fabrique Nationale d’Armes de Guerre), model 1922, kaliber 7,65 mm. Het wapen is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie. In de houder van het wapen bevonden zich 4 patronen. Dit betreft munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
De vier slachtoffers hebben allen verklaard dat de man die op 11 mei 2010 als eerste de woning in [woonplaats] binnenkwam een vuurwapen heeft getoond.
Aangever [benadeelde 4] wijst bij het tonen van een fotoselectie bestaande uit negen foto’s van vuurwapens, de in de selectie opgenomen foto van het onder verdachte [verdachte] in beslag genomen vuurwapen aan.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het wapen en de bijbehorende munitie, welke zijn aangetroffen bij de doorzoeking van de door hem gebruikte woning aan de [adres] te [woonplaats], van hem zijn.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 11 mei 2010 tot en met 26 augustus 2010 een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1:
op 11 mei 2010 te [woonplaats], gemeente Breukelen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld en sieraden en een Sony Playstation, toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en sieraden en drie computers (laptops) en zeven telefoons, toebehorende aan die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij en/of zijn mededaders
- die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] meermalen heeft/hebben bedreigd met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (pistool), getoond en
- dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (pistool), op het hoofd van die [benadeelde 2] heeft gezet/gehouden en daarbij gezegd: "ik ga jou vermoorden en dan ga ik naar boven en dan ga ik de rest ook vermoorden" en/of "als jij je geld niet afgeeft dan loop ik naar boven en schiet ik ze allemaal dood", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en
- die [benadeelde 2] heeft/hebben meegenomen naar een aparte kamer en wederom een vuurwapen (pistool), getoond en heeft/hebben gezegd "als je geen geld hebt moet je me maar betalen met sex", althans woorden van gelijke aard en strekking, en "als jij je geld niet afgeeft dan loop ik naar boven en schiet ik ze allemaal dood" en
- die [benadeelde 3] heeft/hebben meegenomen naar een aparte kamer en vervolgens die [benadeelde 3] heeft/hebben gedwongen/opgedragen zich uit te kleden en/of (daarbij/vervolgens) heeft/hebben gezegd: "do you want me to fuck you in your ass", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en "ik zal je slachten", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en vervolgens die [benadeelde 3] de gezamelijke ruimte in heeft/hebben geduwd (terwijl zij nog naakt was) en vervolgens tegen die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] heeft/hebben gezegd: "wij beginnen bij haar en dan gaan we jullie om de beurt allemaal nemen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- die [benadeelde 1] meermalen heeft/hebben geslagen in haar gezicht en tegen die [benadeelde 1] heeft/hebben gezegd/geroepen: "waar is het geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en
- die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en [benadeelde 4] hebben vastgebonden en die [benadeelde 4] een shawl voor de mond hebben gebonden en
- die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en [benadeelde 4] hebben opgesloten;
ten aanzien van feit 2:
in periode van 11 mei 2010 tot en met 26 augustus 2010 te [woonplaats], gemeente Breukelen en Rotterdam, een wapen van categorie III, te weten een pistool (FN model 1922), en munitie van categorie III, te weten scherpe patronen (kaliber .32, merk CBC), voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feiten op:
feit 1: diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.;
feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en munitie van categorie III;
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 4 jaar en 9 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit verdachte vrij te spreken van het onder 1 tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit heeft de verdediging verzocht om verdachte een gevangenisstraf van maximaal drie maanden op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Bewezen is verklaard dat de verdachte op 11 mei 2010 samen met anderen een gewelddadige, gewapende overval heeft gepleegd en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan een zeer ernstig delict. De overval vond laat op de avond plaats in de woning van de vier slachtoffers, een plaats waar zij zich bij uitstek veilig zouden moeten voelen. Onder de slachtoffers was ook een 13 jarig kind, dat alles van dichtbij heeft moeten meemaken. Verdachte en de medeverdachten zijn, nadat een van de slachtoffers nietsvermoedend de deur had geopend, de woning binnengedrongen, waarna zij een vuurwapen hebben getoond. De slachtoffers zijn bedreigd en de drie vrouwen zijn een voor een apart genomen en hebben onder bedreiging van geweld geld en sieraden af moeten geven. In die dreigende en gewelddadige sfeer hebben verdachten ook diverse andere spullen gepakt en meegenomen.
Eén van de slachtoffers werd bij dit alles gedwongen zich te ontkleden en werd naakt weer bij de andere slachtoffers gezet. Dit is voor het betrokken slachtoffer zeer vernederend geweest. Vervolgens zijn de slachtoffers vastgebonden, gekneveld en opgesloten in de badkamer. Door de verdachten zijn sieraden, geld en andere voorwerpen uit de woning meegenomen.
Het is algemeen bekend dat gebeurtenissen als hiervoor omschreven grote emotionele impact hebben op de slachtoffers. De impact die de overval op hen heeft gehad blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaringen. De verdachten hebben zich kennelijk laten leiden door de zucht naar financieel gewin zonder stil te staan bij de gevolgen van hun handelen voor de slachtoffers. De rechtbank overweegt dat een dergelijk feit de rechtsorde schokt en bijdraagt aan algemene gevoelens van onveiligheid.
Voorts heeft verdachte een vuurwapen met bijbehorende munitie in zijn bezit gehad. Vuurwapens worden vaak gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een groot gevaar en een aanzienlijke bedreiging voor een veilige samenleving en het voorhanden hebben daarvan maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens met de daarbij behorende munitie. Deze feiten worden verdachte dan ook zwaar aangerekend.
De rechtbank rekent het de verdachte voorts zwaar aan, dat hij geen enkele verantwoordelijkheid wenst te nemen voor wat hij heeft aangericht.
De rechtbank houdt voorts rekening met het feit dat verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, tijdens de overval een grotere rol heeft gespeeld dan zijn medeverdachten. Verdachte had een leidende rol, heeft voor transport gezorgd en was voorts in het bezit van een vuurwapen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van de verdachte betreffende uittreksels uit de justitiële documentatie, d.d. 29 december 2010 (Nederland) en d.d. 13 september 2010 (Duitsland), waaruit blijkt dat de verdachte meermalen voor het plegen van strafbare feiten is veroordeeld. Hij is onder meer veroordeeld door de politierechter op 17 oktober 2006, waarbij aan verdachte ondermeer een voorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige delicten te plegen.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte bieden naar het oordeel van de rechtbank geen ruimte voor enige strafvermindering.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de ernst van dit gehele feitencomplex een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Gelet op de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 4 jaar passend en geboden is.
7 De benadeelde partijen
7.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de vorderingen van de benadeelde partijen in zijn geheel hoofdelijk toe te wijzen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2 Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de verdediging gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen, gelet op de bepleite vrijspraak, afgewezen dienen te worden.
Subsidiair stelt de verdediging dat de vordering dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet ontvankelijk verklaard dienen te worden. De materiële schade is onvoldoende onderbouwd en voorts is niet gebleken van psychische schade, gelet op het ontbreken van emoties en letsel bij de slachtoffers.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 9.682,96, waarvan
€ 3.500,00 ter zake van immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 7.522,90 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 6.022,90 ter zake van materiële schade en € 1.500,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen alsmede de wettelijke rente over dat bedrag.
Van het gevorderde bedrag acht de rechtbank een bedrag van € 160,00 (te weten de posten stofzuiger en vaas) voor materiële schade en een bedrag van € 2.000,00 voor immateriële schade niet toewijsbaar. Dat gedeelte van de vordering zou een nadere behandeling en bewijsvoering vergen, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 5.375,00, waarvan
€ 3.500,00 ter zake van immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 3.375,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 1.875,00 ter zake van materiële schade en € 1.500,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen alsmede de wettelijke rente over dat bedrag.
Van het gevorderde bedrag voor immateriële schade acht de rechtbank een bedrag van
€ 2.000,00 niet toewijsbaar. Dat gedeelte van de vordering zou een nadere behandeling en bewijsvoering vergen, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert een schadevergoeding van € 6.205,00, waarvan
€ 4.500,00 ter zake van immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 3.705,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 1.705,00 ter zake van materiële schade en € 2.000,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen alsmede de wettelijke rente over dat bedrag.
Van het gevorderde bedrag voor immateriële schade acht de rechtbank een bedrag van
€ 2.500,00 niet toewijsbaar. Dat gedeelte van de vordering zou een nadere behandeling en bewijsvoering vergen, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij [benadeelde 4] vordert een schadevergoeding van € 3.054,35, waarvan € 2.500,00 ter zake van immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 2.054,35 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 554,35 ter zake van materiële schade en € 1.500,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen alsmede de wettelijke rente over dat bedrag.
Van het gevorderde bedrag voor immateriële schade acht de rechtbank een bedrag van
€ 1.000,00 niet toewijsbaar. Dat gedeelte van de vordering zou een nadere behandeling en bewijsvoering vergen, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 Het beslag
8.1 De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het feit is begaan met betrekking tot het voorwerp.
Verder is het voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
8.2 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36b, 36c, 36f, 47, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
- feit 1: diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en munitie van categorie III;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
- een vuurwapen, merk FN, kleur zwart;
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- een telefoon, merk Nokia, kleur zwart;
- een telefoon, merk Nokia, kleur grijs;
- 2 sleutels;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 7.522,90, ter zake van € 6.022,90 materiële schade en € 1.500,00 immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 11 mei 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 3.375,00, ter zake van € 1.875,00 materiële schade en € 1.500,00 immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 11 mei 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] van € 3.705,00, ter zake van € 1.705,00 materiële schade en € 2.000,00 immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 11 mei 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 4] van
€ 2.054,35, ter zake van € 554,35 materiële schade en € 1.500,00 immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 11 mei 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
- benadeelde partij [benadeelde 2], € 7.522,90, 72 dagen hechtenis,
- benadeelde partij [benadeelde 1] € 3.375,00, 43 dagen hechtenis,
- benadeelde partij [benadeelde 3], € 3.705,00, 47 dagen hechtenis,
- benadeelde partij [benadeelde 4] € 2.054,45, 30 dagen hechtenis,
met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover deze bedragen door één of meer mededaders zijn betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, mr. M.C. Oostendorp en mr. M.A.A.T. Engbers, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 mei 2011.