ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ0893
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling in het strafrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 11 februari 2011 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een aan de veroordeelde opgelegde maatregel. De vordering was ingediend door de officier van justitie onder parketnummer 16/600880-10. De veroordeelde was bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.A. Weijzen, en de reclassering was vertegenwoordigd door R.C. Boon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde na zijn laatste veroordeling geen contact heeft gehad met de reclassering, wat in beginsel aanleiding gaf om de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen. Echter, de veroordeelde heeft ter zitting verklaard dat hij wel degelijk geprobeerd heeft contact te leggen, maar dat dit niet is gelukt. Hij heeft op 3 februari 2011 contact opgenomen met de reclassering en is op 7 februari 2011 verschenen op een afspraak.
De officier van justitie heeft ter zitting aangegeven de veroordeelde een allerlaatste kans te willen geven en heeft verzocht de vordering af te wijzen. De rechtbank heeft overwogen dat het aan de veroordeelde zelf is om het contact met de reclassering te onderhouden, en dat hij deze verantwoordelijkheid onvoldoende serieus heeft genomen. Desondanks lijkt de veroordeelde nu gemotiveerd om mee te werken aan de reclasseringsbegeleiding. De rechtbank heeft daarom besloten om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, maar heeft de veroordeelde wel gewaarschuwd dat hem hiermee een allerlaatste kans wordt geboden om de opgelegde voorwaarden na te leven.
De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. M.C. Oostendorp en de rechters mr. A.G. van Doorn en mr. D.A.C. Koster, in aanwezigheid van griffier mr. M.E.J. Sprakel. De uitspraak is gedaan in het openbaar.