ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ0891
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 11 februari 2011 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De vordering was ingediend door de officier van justitie onder parketnummer 16/601187-09. De veroordeelde was bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.A. Weijzen, en de reclassering was vertegenwoordigd door R.C. Boon. De rechtbank heeft de vordering afgewezen, ondanks dat de veroordeelde in het verleden niet aan de bijzondere voorwaarden had voldaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde na de toevoeging van de bijzondere voorwaarde op 22 november 2010 geen contact heeft gehad met de reclassering. De veroordeelde heeft echter verklaard dat hij wel degelijk geprobeerd heeft contact te leggen, maar dat dit niet is gelukt. Op 3 februari 2011 heeft hij uiteindelijk contact gelegd met de reclassering en is hij op 7 februari 2011 verschenen op een afspraak. De officier van justitie heeft ter zitting aangegeven de veroordeelde een allerlaatste kans te willen geven en heeft verzocht de vordering af te wijzen.
De rechtbank heeft overwogen dat het aan de veroordeelde zelf is om het contact met de reclassering te onderhouden. Hoewel de rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde deze verantwoordelijkheid niet serieus heeft genomen, heeft zij ook opgemerkt dat de veroordeelde nu gemotiveerd lijkt om mee te werken aan de reclasseringsbegeleiding. De rechtbank heeft daarom besloten om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, maar heeft de veroordeelde wel gewaarschuwd dat dit zijn laatste kans is om de opgelegde voorwaarden na te leven.