ECLI:NL:RBUTR:2011:1166

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
4 mei 2011
Publicatiedatum
29 april 2013
Zaaknummer
SBR 11-1335
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende maatschappelijke ondersteuning en bijstandsuitkering

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht op 4 mei 2011 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die opvang en een uitkering op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet werk en bijstand (Wwb) had aangevraagd. De verzoeker had eerder, op 2 september 2010, een weigering van opvang door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht ontvangen, evenals een afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering op 24 september 2010. Na het indienen van bezwaar en een verzoek om voorlopige voorziening, dat op 9 december 2010 werd afgewezen, heeft de verzoeker op 17 december 2010 opnieuw een verzoek ingediend. Dit verzoek werd op 17 februari 2011 toegewezen, waarbij de voorzieningenrechter verweerder opdroeg om aan verzoeker noodopvang of een uitkering te verlenen.

Op 26 april 2011 heeft verzoeker opnieuw verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij hij verwees naar een brief van zijn psychiater die stelde dat de Daklozenopvang ongeschikt was voor hem. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek opgevat als een verzoek tot wijziging van de eerder toegewezen voorlopige voorziening. Verweerder heeft in reactie op dit verzoek aangegeven dat hij niet in staat was om de door de psychiater geïndiceerde eigen ruimte te bieden. De voorzieningenrechter heeft vervolgens besloten de voorlopige voorziening te wijzigen, zodat verzoeker een maandelijkse voorziening zou ontvangen ter hoogte van de beslagvrije voet bij een bijstandsuitkering, tot zes weken na de uitspraak in het bodemgeding.

De voorzieningenrechter heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van verzoeker en heeft bepaald dat het betaalde griffierecht van € 41,- aan verzoeker moet worden vergoed. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT

Sector bestuursrecht
zaaknummer: SBR 11/1335

uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening van

[verzoeker], te Utrecht, verzoeker,

gemachtigde: mr. E.C. Cerezo-Weijsenfeld, advocaat te Haarlem,
over een besluit van

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Inleiding

1.1 Bij besluit van 2 september 2010 heeft verweerder verzoeker opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) geweigerd.
1.2 Bij besluit van 24 september 2010 heeft verweerder verzoekers aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb) afgewezen.
1.3 Verzoeker heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat verweerder (met het Centrum Indicatiestelling Zorg, dat geweigerd had aan verzoeker een indicatie in het kader van de AWBZ te verstrekken voor verblijf) de hulpvraag van verzoeker coördineert in het licht van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) met als resultaat dat per direct aan verzoeker hulp wordt geboden. Bij uitspraak van 9 december 2010 heeft de voorzieningenrechter dit verzoek afgewezen.
1.4 Op 17 december 2010 heeft verzoeker opnieuw de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat verweerder de coördinatie van de hulp ter hand neemt en er voor zorgt dat op korte termijn geschikte opvang wordt geboden.
1.5 Bij besluit van 14 december 2010, verzonden op 17 december 2010, heeft verweerder verzoekers bezwaren ongegrond verklaard. Verzoeker heeft hiertegen beroep bij deze rechtbank ingesteld. Verzoeker heeft het verzoek om voorlopige voorziening gehandhaafd, thans connex aan het beroep. Het verzoek heeft ook betrekking op de weigering hem een uitkering ingevolge de Wwb te verlenen.
1.6 Bij uitspraak van 17 februari 2011 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen.
1.7 Op 26 april 2011 heeft verzoeker opnieuw verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

2.1 Ingevolge artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder dat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2.2 Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
2.3 De voorzieningenrechter heeft bij uitspraak van 17 februari 2011 het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening met kenmerk SBR 10/4265 toegewezen in die zin dat verweerder aan verzoeker naar keuze van verweerder enige vorm van noodopvang ingevolge de Wmo of een uitkering ingevolge de Wwb dient te verlenen naar de norm voor een alleenstaande ter hoogte van het bedrag van de beslagvrije voet.
2.4 Verzoeker heeft de voorzieningenrechter bij brief van 26 april 2011 verzocht te bepalen dat verweerder aan verzoeker, rekening houdend met zijn psychische beperkingen, adequate opvang biedt, dan wel zoveel uitkering verstrekt dat eiser zelf iets kan huren en in zijn eerste levensbehoeften kan voorzien. Verzoeker heeft verwezen naar de brief van de heer S.K. Boerboom, psychiater, van 25 april 2011. In die brief concludeert de heer Boerboom dat eiser in de Daklozenopvang geen veiligheid zal ervaren en geen regie kan nemen, zodat het medisch onverantwoord is om hem in de Daklozenopvang te laten verblijven. De Daklozenopvang is absoluut ongeschikt voor een man met het klachtenpatroon van eiser, aldus de heer Boerboom. De voorzieningenrechter vat het verzoek op als een verzoek tot wijziging van de voorlopige voorziening, zoals toegewezen bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 februari 2011.
2.5 Verweerder heeft bij brief van 2 mei 2011 gereageerd op de brief van verzoeker van 26 april 2011 en de daarbij gevoegde brief van de heer Boerboom. Verweerder heeft verklaard dat een contra-expertise van zijn kant niet aangewezen wordt geacht. Onder die omstandigheden gaat de voorzieningenrechter uit van de juistheid van de conclusies in de brief van de heer Boerboom, zoals hiervoor vermeld. Aan verzoeker kan geen opvang worden geboden in de vorm van Daklozenopvang. Verweerder heeft bij brief van 2 mei 2011 tevens verklaard dat hij niet in de gelegenheid is om een – door de psychiater geïndiceerde – eigen ruimte voor verzoeker gedurende een korte periode aan te bieden. Het ligt daarom in de rede de eerder bij uitspraak van 17 februari 2011 getroffen voorlopige voorziening te wijzigen, in die zin dat aan verzoeker bij voorlopige voorziening wordt toegekend een bedrag ter hoogte van de beslagvrije voet bij een bijstandsuitkering op grond van de Wwb naar de norm van een alleenstaande. De voorzieningenrechter kent deze voorziening toe tot zes weken na verzending van de uitspraak op het beroep met kenmerk SBR 11/116 dat op 26 mei 2011 ter zitting zal worden behandeld.
2.6 De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
2.7 De voorzieningenrechter ziet verder aanleiding om te bepalen dat verweerder aan verzoeker het betaalde griffierecht ten bedrage van € 41,- vergoedt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
wijzigt de bij de uitspraak van 17 februari 2011 (SBR 10/4265) getroffen voorlopige voorziening in die zin dat aan verzoeker een maandelijkse voorziening wordt verstrekt ter hoogte van een bedrag gelijk aan de beslagvrije voet bij een bijstandsuitkering op grond van de Wwb naar de norm van een alleenstaande tot zes weken na het verzenden van de uitspraak in het bodemgeding (SBR 11/116);
bepaalt dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht van € 41,- vergoedt;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 437,- te betalen aan verzoeker.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.Verburg en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2011.
De griffier: De voorzieningenrechter:
mr. K.S. Smits mr. D.A.Verburg
afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.