ECLI:NL:RBUTR:2010:BR6209

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
12 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/604021-09 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot brandstichting in flatwoning met levensgevaar voor anderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 12 november 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 december 2008 heeft geprobeerd brand te stichten in haar woning door de gaskraan van het gasfornuis open te draaien. De verdachte, die zich in een psychisch kwetsbare situatie bevond door huwelijksproblemen, had de intentie om zichzelf van het leven te beroven. Tijdens de zitting op 29 oktober 2010 zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de aanmerkelijke kans op een explosie en brand had aanvaard door de gaspitten open te draaien, ondanks dat zij zich niet volledig bewust was van de gevolgen van haar handelen. De rechtbank achtte niet bewezen dat de verdachte meer of anders had gepleegd dan de poging tot brandstichting. De officier van justitie had een gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank besloot tot een voorwaardelijke werkstraf van 60 uren met een proeftijd van één jaar, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds het delict. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen en verklaarde haar strafbaar, maar legde geen onvoorwaardelijke straf op.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/604021-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 november 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1983] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsvrouwe: mr. S.A. Splinter, advocaat te Rotterdam
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 29 oktober 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 14 december 2010 heeft geprobeerd brand te stichten in haar woning door het opendraaien van de gaskraan van het gasfornuis, waarbij levensgevaar danwel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan voor personen en gemeen gevaar voor die woning en de zich in de nabijheid daarvan bevindende woningen en de goederen daarin.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn tot schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gepoogd opzettelijk brand te stichten in haar woning en baseert zich daarbij op de uitvoeringshandelingen van verdachte. Zij heeft bewust de gaspitten van het gasfornuis opengezet en daarbij bewust de kans aanvaard dat brand zou ontstaan. De officier van justitie acht het een feit van algemene bekendheid dat wanneer in een woning veel gas uitstroomt dit vaak leidt tot een ontploffing met brand als gevolg. Voorts wijst de officier van justitie op de verklaring van de brandweer dat zij bij binnenkomst in de woning van verdachte een hoog explosief gasmengsel heeft gemeten. Van vrijwillige terugtred is in casu geen sprake, nu verdachte pas de voordeur van haar woning heeft geopend toen de brandweer kenbaar maakte dat verdachte de voordeur van haar flatwoning moest openen en de kans bestond dat de voordeur geforceerd zou worden.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het ontbreken van opzet bij verdachte. Verdachte wilde enkel een einde aan haar leven maken door verstikking. Daartoe heeft zij twee gaspitten van haar fornuis opengedraaid. Verdachte was op dat moment niet in staat helder na te denken en zij heeft totaal niet nagedacht over de eventuele gevolgen van haar daad. Het enige dat zij wilde was een einde aan haar leven maken door verstikking.
Ook was er geen levensgevaar voor personen of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten nu uit het rapport van de brandweer is gebleken dat er, direct bij binnenkomst een meting is verricht waaruit blijkt dat er geen explosief gasmengsel in de woning is gemeten door de brandweer.
Verdachte heeft, alvorens de gaspitten open te draaien, haar zoontje ondergebracht bij haar buurvrouw. Hieruit blijkt eveneens dat verdachte zich niet bewust is geweest dat er mogelijk gevaar zou kunnen ontstaan. Zij zou haar zoontje immers niet in een dergelijke gevaarlijke situatie hebben willen brengen.
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat verdachte geen uitvoeringshandelingen voor brandstichting heeft gepleegd. Daartoe is immers vereist dat eerst open vuur in aanraking wordt gebracht met iets dat daarvoor niet bestemd is. Uit de verklaring van verdachte blijkt echter dat zij zich zelf wilde vergassen en er niet eens aan heeft gedacht om het gas met vuur in aanraking te brengen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 14 december 2008 werd de politie gezonden naar het adres [adres] te [woonplaats] in verband met een melding dat een vrouw de gaskraan in haar woning had opengedraaid om zichzelf van het leven te beroven. De melding was afkomstig van de echtgenoot van deze vrouw.
Het perceel [adres] maakt deel uit van een flatgebouw .
Na een eerste verkenning door de brandweer werd overgegaan tot ontruiming van het flatgebouw in verband met het dreigende gevaar van de geopende gaskraan.
Nadat de brandweer de vrouw uit de woning had gehaald, is de woning gecontroleerd en geventileerd, waarna na enkele minuten het sein “veilig” werd gegeven.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij vanwege huwelijksproblemen geen andere uitweg zag dan het plegen van zelfmoord. Daartoe had zij twee gaspitten in de keuken opengedraaid en het raam en de deur van de keuken dichtgedaan .
In een telefoongesprek met een agente van de politie werd aan verdachte gezegd dat zij de gaskranen dicht moest draaien. Dit heeft verdachte echter niet gedaan. Vervolgens heeft verdachte de sleutel van de voordeur in het slot van de voordeur gedaan om te voorkomen dat via de voordeur kon worden binnengetreden .
Uit het dienstrapport van de brandweer van 15 december 2008 blijkt dat bij binnenkomst in de woning de explosiemeter in alarm ging en een alarmwaarde van 41% LEL (Lower Eplosive Level) aangaf. Hierop is de woning geventileerd met als resultaat dat geen explosief gasmengsel meer werd gemeten .
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van opzet in voorwaardelijke zin. Met het openzetten van twee gaspitten van het gasfornuis heeft verdachte de aanmerkelijk kans aanvaard dat tengevolge hiervan een explosie zou kunnen plaatsvinden en brand zou kunnen uitbreken. Verdachte heeft aangegeven dat zij zich dit niet heeft gerealiseerd. Het is echter een feit van algemene bekendheid dat het laten uitstromen van gas in een afgesloten ruimte, in casu de afgesloten keuken, makkelijk kan leiden tot een explosie met brand als gevolg. Een klein vonkje van bijvoorbeeld het omzetten van een lichtschakelaar, kan hiervoor al voldoende zijn. Dit had verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank moeten en kunnen realiseren. Uit hetgeen zij over haar psychische gesteldheid ten tijde van het delict heeft aangevoerd volgt immers niet dat haar ieder inzicht in de reikwijdte van haar gedraging en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken en daar zijn ook anderszins geen aanwijzingen voor. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op een explosie met brand als gevolg heeft aanvaard.
Mede gelet op het feit dat politie en brandweer het nodig achtten de flat te ontruimen, is de rechtbank van oordeel dat in voldoende mate vaststaat dat zich gevaar heeft voorgedaan voor deze woningen in het flatgebouw en de zich daarin bevindende goederen alsmede levensgevaar danwel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen, te weten de brandweerlieden die de woning van verdachte betraden.
Ook is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een poging. Het openzetten van de gaspitten is immers een begin van uitvoering van brandstichting. Er is nog slechts één handeling nodig om te komen tot het voltooien van het tenlaste gelegde delict, de brandstichting. Het is daarbij, naar het oordeel van de rechtbank, niet nodig dat verdachte zelf ook de ontbrekende handeling verricht. Deze kan ook liggen in een van buiten komende oorzaak zoals bijvoorbeeld een vonk uit een lichtschakeling of uit een elektrisch apparaat.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 14 december 2008 te Utrecht, ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in de woning aan de [adres] nummer [nummer] te [woonplaats], deel uitmakende van een flat, met dat opzet meerdere gaskranen, te weten 2 gaspitten, open heeft laten staan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning en zich in de nabijheid van die woning bevindende woningen en goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de aanwijzingen van Reclassering Nederland.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, verdachte niet te straffen voor de wijze waarop zij heeft geprobeerd zichzelf van het leven te beroven.
De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat verdachte haar leven weer op de rails heeft en weer positief in het leven staat. Verdachte gaat spoedig scheiden van haar man, die de veroorzaker is geweest van het impulsieve gedrag van verdachte. De verdediging heeft verzocht om bij een bewezenverklaring verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot brandstichting door in haar woning twee gaspitten van het gasfornuis open te draaien, waardoor een opeenhoping van gas in de afgesloten ruimte is opgetreden. Hiermee heeft verdachte groot gevaar veroorzaakt voor de in de nabijheid van haar woning gelegen andere woningen en de zich daarin bevindende goederen, alsmede voor de brandweerlieden die haar woning betraden.
Dat deze gevaren zich niet hebben verwezenlijkt en dat het slechts bij een poging is gebleven is niet aan enig handelen van verdachte te danken, doch enkel aan het feit dat de gewaarschuwde politie en brandweer tijdig hebben kunnen ingrijpen. De rechtbank rekent verdachte dit handelen zwaar aan.
De rechtbank houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte ten tijde van het plegen van het delict. Zij had te maken met huwelijkse problemen en wilde zich als gevolg daarvan van het leven beroven. Verdachte lijkt thans haar leven weer op de rails te hebben staan. Zij wil weer gaan beginnen met een opleiding en gaan werken.
Ook heeft verdachte inmiddels een echtscheidingsprocedure aanhangig gemaakt en heeft haar echtgenoot de echtelijke woning verlaten. Daarmee lijkt verdachte de aan het delict ten grondslag liggende problematiek onder controle te hebben.
Door de reclassering wordt het recidiverisico als laag ingeschat. De rechtbank neemt deze inschatting over met name op grond van de omstandigheid dat verdachte de aan het delict ten grondslag liggende problematiek, de problemen in haar relatie, onder controle lijkt te hebben.
De rechtbank houdt voorts in het voordeel van verdachte rekening met haar blanco strafblad en het tijdsverloop in deze zaak. Het bewezenverklaarde delict is bijna twee jaar geleden gepleegd.
Op grond van het gevaarzettende karakter van het gepleegde delict is de rechtbank van oordeel dat niet volstaan kan worden met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf, zoals door de verdediging is verzocht. Vanwege de hiervoor geschetste omstandigheden, het blanco strafblad van verdachte en het tijdsverloop in deze zaak, maar met name ook vanwege het feit dat verdachte thans haar leven weer onder controle lijkt te hebben, ziet de rechtbank redenen om aan verdachte een geheel voorwaardelijk werkstraf van na te melden duur op te leggen.
De rechtbank zal aan deze voorwaardelijke werkstraf een proeftijd verbinden van één jaar wegens het tijdsverloop in deze zaak. Reclasseringsbegeleiding is naar het oordeel van de rechtbank niet geboden nu er zich sinds het delict geen bijzondere omstandigheden meer hebben voorgedaan en verdachte met het beëindigen van haar relatie een mogelijk kans op herhaling afdoende heeft verkleind.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen;
- bepaalt dat deze werkstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A.T. Engbers, voorzitter, mr. D.A.C. Koster en mr. A.G. van Doorn, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Nieboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 november 2010.