ECLI:NL:RBUTR:2010:BO9848

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
30 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/440540-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan het kweken van hennep en diefstal van elektriciteit

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 30 november 2010, stond de verdachte terecht voor het medeplichtig zijn aan het kweken van hennep en de diefstal van elektriciteit. De verdachte heeft verklaard dat hij in de weken voorafgaand aan zijn aanhouding meerdere keren plastic vaten met water vulde in een pand te Vianen, waar hij een hennepkwekerij aantrof. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van diefstal van elektriciteit, maar dat de verdachte wel medeplichtig was aan het kweken van hennep. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde medeplegen, maar achtte het subsidiaire feit van medeplichtigheid bewezen. De rechtbank legde een werkstraf van 180 uren op, rekening houdend met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De benadeelde partij, Stedin Netbeheer B.V., werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/440540-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 november 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
raadsvrouwe mr. M.P. Bos, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 16 november 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair en subsidiair: zich in vereniging schuldig heeft gemaakt aan het kweken van hennep, dan wel het aanwezig hebben van die hennep;
Feit 2: diefstal van elektriciteit in vereniging door middel van braak heeft gepleegd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit, te weten het medeplichtig zijn aan het kweken van hennep in een periode van ten minste 3 tot 4 weken, en baseert zich daarbij op het volgende. Verdachte heeft verklaard dat hij voor een onbekende, die hij eerder in het café had ontmoet, watertonnen heeft gevuld in het pand aan de [adres] te Vianen. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij van verdachte de opdracht kreeg kleine wietplantjes in een pot te doen. Verdachte is op heterdaad aangehouden door de politie, die ter plaatse een zeer grote en professioneel opgezette kwekerij aantrof. De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van elektriciteit.
De officier van justitie voert aan dat uit het procesdossier blijkt dat op het moment van binnentreden van het pand een voldoende verdenking aanwezig was. Indien de rechtbank mocht oordelen dat wel sprake is van een vormverzuim, dan geldt volgens de officier van justitie dat verdachte niet is geschonden in zijn (huis)recht, nu verdachte niet de eigenaar of bewoner van de loods was. Bovendien geldt dat de aan de rechtbank toekomende bevoegdheid – niet zijnde een verplichting – om bewijs uit te sluiten pas aan de orde komt indien sprake is van een ernstig vormverzuim en daarvan is nu geen sprake.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat er een onvoldoende verdenking bestond om tot binnentreden van het pand te Vianen over te gaan. Dit maakt dat het binnentreden onrechtmatig is geweest en dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim op grond waarvan het verkregen bewijs dient te worden uitgesloten.
Subsidiair voert de verdediging enerzijds aan dat bewezen kan worden het onder 1 primair tenlastegelegde feit, te weten het medeplegen, en baseert zich daarbij op het volgende. Verdachte heeft verklaard dat hij viermaal in het pand te Vianen is geweest om containers met water te vullen. Hiervoor ontving verdachte tweemaal EUR 250,00 per week. Pas bij de derde keer dat verdachte de containers vulde met water, zag hij dat het ging om een hennepkwekerij. Door het vullen van de containers met water heeft verdachte meegeholpen aan het telen van de hennep. Bewatering is één van de essentiële onderdelen van het grootbrengen van de plantjes. Ook heeft verdachte meegedeeld in de winst. Hij kreeg immers best wat geld voor het enkel om de dag vullen van een container met water. Anderzijds stelt de verdediging dat de rol van verdachte enkel is het vullen van containers met water en er geen aanleiding is om uit te gaan van een grotere rol. Verdachte ontkent dat hij aan medeverdachte [medeverdachte] opdracht heeft gegeven om plantjes in potten te zetten.
Verdachte wist niet van de diefstal van elektriciteit. Van dit feit dient verdachte dan ook te worden vrijgesproken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat een voldoende verdenking bestond om het pand te Vianen te betreden. Deze verdenking is in de eerste plaats gestoeld op de anonieme melding gedaan op 27 februari 2009 inhoudende het vermoeden van de melder dat het pand mogelijk voor criminele activiteiten gebruikt zou gaan worden, waarbij melder dacht aan het opzetten van een hennepplantage. Daarnaast is op 9 april 2009 door een verbalisant op het terrein voor het betreffende pand een oplegger aangetroffen. Uit onderzoek bleek dat die oplegger was ingericht als kwekerij voor vermoedelijk hennep. In de oplegger lagen enkele resten van hennepplanten. Deze omstandigheden, in samenhang bezien met het feit dat ook in 2006 in het pand aan de [adres] in Vianen een hennepkwekerij is aangetroffen leiden tot een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit in de zin van artikel 27 en 55 van het Wetboek van Strafvordering. Het verweer van de verdediging moet dan ook worden verworpen.
Met betrekking tot de tenlastegelegde feiten overweegt de rechtbank het navolgende.
Op 11 augustus 2009 is verdachte aangehouden in een loods aan de [adres] te Vianen, waar een hennepkwekerij werd aangetroffen met 2400 planten. Na onderzoek is gebleken dat de aangetroffen planten hennepplanten waren van het geslacht cannabis. Gelet op onder meer het aantreffen van kluiten van eerdere planten in de kweekpotten, het aantreffen van deels gedroogde plantenresten, de vervuilde koolstoffilters, de kalkafzetting op de afvoergoten en het stof op de lichtkappen van de zogenaamde assimilatielampen kan de conclusie worden getrokken dat in ieder geval sprake is geweest van één eerdere oogst. Tevens kan van een kweekcyclus van tien weken worden uitgegaan , zodat vastgesteld kan worden dat in ieder geval in de periode van 2 juni 2009 tot en met 11 augustus 2009 er hennep is gekweekt in de loods aan de [adres] in Vianen.
Verdachte heeft verklaard dat hij ongeveer twee tot drie keer per week een stuk of vier plastic vaten in het betreffende pand heeft gevuld met water. Verdachte heeft tevens verklaard dat hij hiermee is begonnen ongeveer twee of drie weken voordat hij werd aangehouden. Ten slotte heeft verdachte verklaard dat hij de voorlaatste keer dat hij in het pand aanwezig was vóórdat hij werd aangehouden, heeft gezien dat een hennepkwekerij in het pand aanwezig was.
Gelet op deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het kweken van de hennep. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat verdachte een grotere rol, in de zin van een nauwe en bewuste samenwerking met deze onbekend gebleven personen, kan worden verweten. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair tenlastegelegde medeplegen van het kweken van hennep. De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen het subsidiaire tenlastegelegde feit, te weten het medeplichtig zijn aan het kweken van hennep.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte de tenlastegelegde diefstal van elektriciteit heeft gepleegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat
Feit 1 subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen op een of meer tijdstippen in de periode van 2 juni 2009 tot en met 11 augustus 2009 te Vianen, met elkaar, opzettelijk hebben geteeld en bereid en bewerkt, in een pand gelegen aan de [adres] aldaar een hoeveelheid van in totaal ongeveer 2400 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op tijdstippen in de periode van 2 juni 2009 tot en met 11 augustus 2009 te Vianen opzettelijk behulpzaam is geweest, door voor die onbekend gebleven persoon/personen werkzaamheden ten behoeve van de teelt/het kweken van hennepplanten te verrichten.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Feit 1 subsidiair: medeplichtig zijn aan het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden dient te worden met de geringe rol van verdachte bij het plegen van het strafbare feit.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft werkzaamheden verricht ten behoeve van een organisatie die zich op betrekkelijk grote schaal bezighield met het illegaal kweken van hennep.
Het spreekt voor zich dat het kweken van een softdrug als hennep, zeker in een omvang als hier sprake van is, een strafbaar feit is dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Softdrugs zijn immers stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Verdachte heeft zich kennelijk om al deze gevolgen niet bekommerd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte hiervoor bestraft moet worden en zij acht een werkstraf voor de duur van 180 uren passend en geboden. Bij het bepalen van deze straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de grootte van de aangetroffen hennepplantage, de omstandigheden waaronder verdachte dit feit heeft begaan en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft bij haar keuze om verdachte een werkstraf op te leggen met name rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte nog niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij Stedin Netbeheer B.V. vordert een schadevergoeding van
€ 14.060,83 voor feit 2. Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
8 Het beslag
8.1 De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde alarminstallatie is vatbaar voor verbeurdverklaring.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a en 48 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder feit 1 primair en onder feit 2 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Feit 1 subsidiair: medeplichtig zijn aan het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
* 1.00 STK Alarminstallatie Kl: grijs, merk:GSM met een afstandsbediening en 2 sensoren;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij Stedin Netbeheer B.V. niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wassing, voorzitter, mr. J. Ebbens en mr. S. Wijna, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Reitsma, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 30 november 2010.