ECLI:NL:RBUTR:2010:BO9648

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
30 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-711202-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met een vuurwapen gericht op een prostituee

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 30 november 2010 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte heeft op 10 april 2009 te Utrecht, samen met anderen, een prostituee bedreigd door vanuit een stilstaande of langzaam rijdende auto een jachtgeweer op haar te richten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, passend was. De rechtbank overwoog dat het bewezenverklaarde feit een ernstig strafbaar feit was dat een grote impact had op het slachtoffer, dat zich in een kwetsbare positie bevond. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder begeleiding door de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet bewezen konden worden. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 30 november 2010.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/711202-09
verkort vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 november 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats, postadres te [postadres].
1 Het onderzoek ter terechtzitting
De politierechter heeft op 17 maart 2010 de zaak naar deze kamer verwezen. Het onderzoek ter terechtzitting heeft laatstelijk, na zittingen op 11 juni 2010 en 31 augustus 2010 op
16 november 2010 plaatsgevonden. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van de standpunten door de raadsman van verdachte en door verdachte zelf naar voren gebracht.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen [slachtoffer] heeft bedreigd door een jachtgeweer op haar te richten.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis wordt gehecht.
4.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 10 april 2009 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (vanuit een stilstaande, danwel stapvoets rijdende auto) een zogenaamd(e)
jachtgeweer/'shotgun', op die [slachtoffer] gericht.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft zich over de persoon van verdachte laten voorlichten door drs. F.C.P. Zuidhof, justitieel forensisch GZ-psycholoog, die een rapport gedateerd 15 mei 2010 heeft uitgebracht. Uit dit rapport volgt dat bij verdachte geen persoonlijkheidsstoornis is vastgesteld. De rechtbank neemt deze conclusie over en houdt het er dientengevolge voor dat het feit volledig aan verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde, ook indien dit behandeling bij Exodus inhoudt.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat, indien een straf wordt opgelegd deze gelijk moet zijn aan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is een ernstig strafbaar feit dat een grote impact heeft gehad op het slachtoffer, dat met een misdrijf tegen haar leven is bedreigd. De bedreiging heeft op de openbare weg plaatsgevonden, waardoor het getoonde wapen niet alleen waarneembaar was voor het beoogde slachtoffer, maar ook voor tenminste één ander. Daarbij was het slachtoffer ten tijde van de bedreiging werkzaam als prostituee in een tippelzone, waardoor zij zich toch al in een kwetsbare positie bevond. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij blijkbaar bereid was zich te laten inhuren door tegen betaling een ander te bedreigen met een vuurwapen. Aldus heeft hij zich gemengd in een conflict waar hij zelf part noch deel aan had. Verdachte heeft daarbij enkel aan zijn eigen financieel gewin gedacht, en zich geen enkele rekenschap gegeven van de gevolgen die zijn daad zou hebben voor het slachtoffer. De rechtbank overweegt voorts nog dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens risico’s en gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich brengt.
Een dergelijk misdrijf rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden noodzakelijk is. Een gedeelte van deze straf, te weten 2 maanden, zal de rechtbank echter voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Tevens maakt dit begeleiding door de reclassering mogelijk.
De rechtbank deelt de conclusie van de reclassering, zoals verwoord in het rapport d.d. 4 november 2010, dat voortzetting van begeleiding door de reclassering noodzakelijk is inclusief de daaraan verbonden bijzondere voorwaarden. In de duur van het onvoorwaardelijke gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf wil de rechtbank tot uitdrukking brengen dat verdachte naar haar oordeel zo spoedig mogelijk dient te worden begeleid zodat de voorzichtige positieve wending van verdachtes leven kan worden voortgezet en bestendigd.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47 en 285 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.2 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5.1 genoemde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, hetgeen onder meer zal inhouden:
- deelname aan een Cognitieve Vaardigheidstraining, danwel een andere door de reclassering aan te wijzen gedragsinterventie;
- verblijf bij de Stichting Exodus, danwel in een andere door de reclassering aan te wijzen (begeleide) woonvorm;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopig hechtenis met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mr. I. Bruna en
mr. D.A.C. Koster, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 30 november 2010.