ECLI:NL:RBUTR:2010:BO4961

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
12 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600772-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak en diefstal van twee auto's in vereniging met veroordeling tot gevangenisstraf

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 12 november 2010, is de verdachte veroordeeld voor woninginbraak en diefstal van twee auto's in vereniging. De rechtbank oordeelt dat de verdachte, samen met een onbekende mededader, op 6 augustus 2010 te Woerden heeft ingebroken in een woning en daarbij autosleutels en een laptop heeft gestolen. Vervolgens heeft hij met de gestolen sleutels twee voertuigen, een Volkswagen Golf en een Mercedes-Benz, weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte kort na de inbraak in een van de gestolen voertuigen werd aangetroffen, wat leidde tot de conclusie dat hij betrokken was bij de gepleegde feiten.

De rechtbank heeft de verdachte, die al eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld, een gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij bijzondere voorwaarden gesteld, waaronder deelname aan een reclasseringstraject en opname in een verslavingskliniek. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn leven wil beteren en hulp heeft gezocht bij maatschappelijk werk. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 1.606,07 voor materiële schade. De rechtbank heeft de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat deze geen rechtstreeks belanghebbende was in deze zaak.

De uitspraak benadrukt de ernst van woninginbraken en de impact daarvan op de slachtoffers, evenals de noodzaak voor de verdachte om hulp te zoeken voor zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft de verdachte ook de verplichting opgelegd om zich te houden aan de voorwaarden die door de reclassering worden gesteld, om zo recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600772-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 november 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1972] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in Penitentiair Ziekenhuis (unit 5) te ‘s-Gravenhage
raadsvrouw mr. E.D. van Elst, advocaat te Utrecht.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 29 oktober 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: heeft ingebroken in een woning;
Feit 2 primair: twee auto’s heeft gestolen door middel van bij die woninginbraak weggenomen autosleutels.
Feit 2 subsidiair: die twee auto’s heeft geheeld.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen, waaruit blijkt dat verdachte kort na de woninginbraak in een met bij de woninginbraak weggenomen autosleutels gestolen personenauto van aangeefster wordt aangetroffen, alsmede het feit dat verdachte hiervoor geen geloofwaardige verklaring geeft.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten nu in het dossier geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte bij deze feiten betrokken is geweest.
De verdediging heeft gesteld dat de rechtbank de onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde schuldheling bewezen kan verklaren.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van de bewezenverklaring als volgt:
Genoemde bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt tot bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 primair:
Aangeefster [aangever 1] verklaarde bij de politie dat er op 6 augustus 2010 tussen 01.30 uur en 03.30 uur was ingebroken in haar woning aan de [adres] te Woerden. Het keukenraam stond open en de hor die voor het raam zat was kapotgesneden. Het raam was vergrendeld met diverse pinnen. Aan de buitenzijde van het raam zaten lichte braaksporen. Bij de inbraak waren een vest, autosleutels van een Volkswagen Golf, autosleutels van een Mercedes en een laptop van het merk Toshiba weggenomen. Ook werden de grijze Volkswagen Golf en de zwarte Mercedes Benz, type ML 320 , kenteken [kenteken], die voor de woning van aangeefster stonden, weggenomen.
Uit het door de politie opgemaakte proces-verbaal van bevindingen volgt dat de politie op 6 augustus 2010 om 03.30 uur een melding kreeg dat er op de [adres] in Woerden een voertuig twee geparkeerde voertuigen aangereden zou hebben en doorgereden zou zijn. Buurtbewoners hadden een bestuurder in een donkerkleurig voertuig, gelijkend op een SUV model, zien wegrijden. Een andere buurtbewoner zei na de klap op hoge snelheid een grijze Volkswagen Golf te hebben zien wegrijden.
Om 03.35 uur volgde de melding dat op de A12 een auto over de kop was geslagen. Dit voertuig, met het kenteken 33-HB-DN, was zojuist weggenomen op de [adres] in Woerden. De bestuurder van de auto bleek verdachte [verdachte] te zijn.
Verdachte verklaarde ter terechtzitting dat hij zich niet meer kon herinneren wat er was gebeurd op 6 augustus 2010. Verdachte wist nog wel dat hij die nacht een jongen van vroeger was tegengekomen en dat die jongen hem vroeg om de auto, waar verdachte later in werd aangetroffen, mee te nemen. Verdachte ontkende iets met de woninginbraak of met het stelen van de auto’s te maken te hebben.
Gezien het tijdstip van de melding over het wegrijden vanaf de [adres] van de twee auto’s die aan het signalement van de gestolen auto’s voldoen, kan als vaststaand worden aangenomen dat de diefstal van de auto’s korte tijd voor 3.30 uur heeft plaatsgevonden. Er bestaat voorts geen enkele aanleiding te veronderstellen dat tussen de diefstal van de sleutels bij de inbraak en het wegnemen van de auto’s veel tijd gelegen is geweest.
Kort na 3.30 uur wordt verdachte in één van de weggenomen auto’s aangetroffen op de A12. Het tijdsverloop tussen de woninginbraak en het aantreffen van verdachte in één van de weggenomen auto’s bedraagt aldus luttele ogenblikken. Dit past zeer wel bij de korte afstand tussen de [adres] en de plaats van het ongeval. Hoewel de politie mogelijk onderzoek naar een aantal sporen heeft laten liggen acht de rechtbank, gelet op de korte tijdspanne tussen de woninginbraak en het aantreffen van verdachte in een bij die inbraak weggenomen auto, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte bij de woninginbraak en het wegnemen van de twee personenauto’s betrokken is geweest.
De rechtbank overweegt voorts dat het een feit van algemene bekendheid is dat het stelen van twee auto’s door (ten minste) twee personen moet worden gedaan. Gelet hierop kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte beide feiten met ten minste één ander onbekend gebleven persoon heeft gepleegd.
Voor zover verdachte ter terechtzitting een alternatief scenario heeft willen schetsen voor wat er die nacht is gebeurd is de rechtbank van oordeel dat hetgeen verdachte daartoe feitelijk heeft aangevoerd volstrekt onvolledig en zodanig vaag en oncontroleerbaar is dat het bestaan van een dergelijk alternatief scenario geenszins aannemelijk is te achten.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 6 augustus 2010 te Woerden, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning gelegen aan de [adres], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de
wil van de rechthebbende bevond, heeft weggenomen
- autosleutels en
- een laptop (merk Toshiba),
toebehorende aan [aangever 1] of [bedrijf 2] of [bedrijf 1], waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak op een keukenraam en een hor;
2.
op 6 augustus 2010 te Woerden tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een personenauto (merk Volkswagen, type Golf) en
- een personenauto (merk Mercedes-Benz, type ML320),
toebehorende aan [aangever 1] of [bedrijf 2] of [bedrijf 1], waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse, immers eerder gestolen, sleutels.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee jaar en met verplicht reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt dat verdachte moet meewerken aan een plaatsing bij Stichting Horeb, als bijzondere voorwaarde.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de door de benadeelde partij [benadeelde 1] ingediende vordering tot schadevergoeding voor de posten huissloten, alarminstallatie en laptop (tot € 679,00) toe te wijzen tot een bedrag van € 1.533,38, en de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
De officier van justitie heeft ten slotte gevorderd de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk te verklaren, nu deze benadeelde partij als verzekeraar geen rechtstreeks belanghebbende in deze zaak is.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft in geval van bewezenverklaring aangevoerd dat een gevangenisstraf van langere duur dan het voorarrest voor problemen zal zorgen op het gebied van woonruimte en financiën. Daarnaast ondervindt verdachte nog steeds de ernstige lichamelijke gevolgen van het ongeval, dat hij met de weggenomen auto heeft gehad en moet hij nog een keer worden geopereerd. Verdachte wil deze operatie graag in een regulier ziekenhuis ondergaan, nu de kwaliteit van de medische zorg en de revalidatiemogelijkheden daar beter zijn dan in het penitentiaire ziekenhuis.
De verdediging heeft aangegeven dat verdachte geen behoefte heeft aan verplicht contact met de reclassering, omdat hij zelf alles aan het regelen is via maatschappelijk werk.
De verdediging heeft verzocht de door de benadeelde partijen ingediende vorderingen af te wijzen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met een ander een woninginbraak gepleegd en zij hebben daarbij onder meer twee auto’s weggenomen. Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke spullen heeft doorzocht. Het is algemeen bekend dat mensen nog lange tijd gevoelens van onrust en onveiligheid hiervan ondervinden.
Verdachte is in de gestolen auto gaan rijden ondanks dat hij duidelijk niet tot het deugdelijk besturen van een auto in staat was. Verdachte heeft grote schade aan andere auto’s veroorzaakt en een gevaarlijke situatie gecreëerd voor anderen. De gevolgen van het gevaarzettende gedrag van verdachte heeft verdachte volledig over zichzelf afgeroepen en aan zichzelf te wijten. De rechtbank ziet in het feit dat verdachte zelf gewond is geraakt dan ook geen reden voor strafvermindering.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 30 augustus 2010 volgt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van woninginbraken tot werkstraffen en gevangenisstraffen. Verdachte is voor het laatst veroordeeld voor een woninginbraak op 11 november 2009 tot een gevangenisstraf van drie maanden. Bij die uitspraak is tevens de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van drie maanden toegewezen. Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte op 30 juli 2010 na het uitzitten van deze straffen uit detentie is gekomen, derhalve was verdachte net een week vrij toen hij de onderhavige strafbare feiten pleegde.
In het voorlichtingsrapport van Centrum Maliebaan d.d. 25 oktober 2010, opgemaakt door E.R. Jap-A-Joe, reclasseringswerker, wordt gerapporteerd dat verdachte al langere tijd harddrugs gebruikt, waaronder cocaïne. Van tijd tot tijd lukt het hem om abstinent te blijven. Verdachte is steeds meer alcohol gaan drinken naarmate het cocaïnegebruik op de achtergrond raakte. Verdachte heeft een enigszins pro-criminele houding en neemt normaal gesproken een gevangenisstraf op de koop toe. Hij maakt telkens weer dezelfde fout. Door het feit dat verdachte betrokken raakte bij het verkeersongeval, waarbij hij een versplinterd bovenbeen opliep, zegt verdachte meer dan ooit tot het besef te zijn gekomen dat het zo niet verder kan. Met hulp van buitenaf wil verdachte streven naar persoonlijk en maatschappelijk herstel.
Hulpverlening heeft tot nu toe niet tot het gewenste resultaat geleid, omdat verdachte telkens in detentie raakte. Volgens de reclassering zijn er mogelijkheden voor gedragsbeïnvloeding.
Het recidivegedrag in combinatie met het drugs- en alcoholgebruik en het feit dat verdachte van huisvesting verstoken is maakt de kans op recidive in tegenstelling tot een jaar voorheen thans veel hoger.
De reclassering adviseert aan verdachte op te leggen een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf met een meldingsgebod, deelname aan een Leefstijltraining en opname in een verslavingskliniek van Centrum Maliebaan voor een gemiddelde duur van zes tot negen maanden als bijzondere voorwaarden.
Verdachte verklaarde ter terechtzitting dat hij door het ongeval op een keerpunt is gekomen in zijn leven en dat hij zijn problemen nu voorgoed wil oplossen. Verdachte gaf aan contact te hebben opgenomen met maatschappelijk werk om hem te helpen zijn leven op de rit te krijgen.
De heer A. van der Maas, maatschappelijk werker gevangenenzorg, heeft ter terechtzitting verklaard dat verdachte in mei jl. contact met hen had gezocht. Van der Maas gaf aan dat Stichting Horeb, een instelling gericht op verslavingszorg, bereid is gevonden om verdachte op te nemen. De opname duurt, afhankelijk van de persoon, gemiddeld negen maanden tot een jaar.
De heer Jap-A-Joe, als reclasseringswerker verbonden aan Centrum Maliebaan, heeft ter terechtzitting aangegeven dat het van belang is dat verdachte eerst door een klinische opname aan zijn verslaving werkt en dat pas daarna aan andere problemen, bijvoorbeeld op het gebied van huisvesting, wordt gewerkt. De verslavingskliniek van Centrum Maliebaan is een passende instelling voor verdachte om aan zijn verslavingsproblematiek te werken, maar de door Van der Maas naar voren gebrachte instelling zou een alternatief kunnen zijn.
Gelet op de ernst van de feiten, het uitgebreide strafblad van verdachte en hetgeen over de persoonlijke omstandigheden van verdachte is gebleken is de rechtbank van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur onder de na te melden bijzondere voorwaarden passend is. De rechtbank komt -gelet op deze omstandigheden- daarbij tot een hogere straf dan door de officier van justitie is geëist.
7. De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 2.052,28 voor
feit 1 ter zake van materiële schade.
Het gevorderde is tot een bedrag van € 1.606,07 voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Dit betreft de kosten voor een vervangende laptop tot een bedrag van € 570,59 (exclusief BTW), de Garmin Carkitset, de huissloten, de vouwkratten en de zonnebril.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de voor de alarminstallatie gevorderde kosten schade betreft welke rechtstreeks door dit feit is toegebracht. De aanschaf van de alarminstallatie betreft een verbetering van de situatie van voor het delict, waarvan de kosten niet voor vergoeding in het strafgeding in aanmerking komen. Voor wat betreft de schadeposten pocket toolset, leren handschoenen en leesbril is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde feit nu deze goederen niet in de goederenbijlage bij de aangifte staan vermeld en ook anderszins in het dossier niet is gebleken dat deze goederen bij dit feit zijn weggenomen.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard ten aanzien van de hiervoor genoemde delen van haar vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van
€ 3.569,44 voor feit 2.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat [benadeelde 2], als vertegenwoordiger van de verzekeringsmaatschappij, rechtstreeks schade heeft geleden door dit feit. [benadeelde 2] kan zich daarom niet als benadeelde partij voegen in het strafproces. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en bepalen dat deze vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
8. Het beslag
8.1. De teruggave aan rechthebbende
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan [bedrijf 2], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
8.2. De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en deze onder verdachte in beslag zijn genomen.
9. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: Diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2: Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Centrum Maliebaan, ook als dat inhoudt dat verdachte moet deelnemen aan een Leefstijltraining en ook als dat inhoudt een opname en een klinische behandeling voor een periode van maximaal negen maanden bij een kliniek van Centrum Maliebaan of een soortgelijke instelling (Stichting Horeb);
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 1.606,07, ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1], € 1.606,07 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 26 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
Beslag
- gelast de teruggave aan [bedrijf 2] van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
- personenauto, Mercedes Benz ML 320 2001, kleur zwart;
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- de telefoon, Sony Ericsson T303, kleur zilver,
- handschoen, kleur zwart,
- schroevendraaier, rood handvat.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, mr. A.G. van Doorn en
mr. M.A.A.T. Engbers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 oktober 2010.