parketnummers: 16/711106-10; 16/440640-10 en 06/460621-08 (TUL) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 november 2010
[verdachte]
geboren op [1986] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein
raadsman mr. R.W. van Faasen, advocaat te Zwolle
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 31 augustus 2010 en 2 november 2010, waarbij de officier van justitie, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer en zijn overeenkomstig artikel 285 van het wetboek van strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/711106-10
t.a.v. feit 1 primair: met anderen een overval op een woning heeft gepleegd, waarbij de bewoner werd bedreigd met een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp en waarbij de bewoner geweld is aangedaan;
t.a.v. feit 1 subsidiair: met anderen gepoogd heeft een overval op een woning te plegen, waarbij de bewoner werd bedreigd met een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp en waarbij de bewoner geweld is aangedaan;
t.a.v. feit 2: in het bezit is geweest van een gasdrukpistool, merk Walther;
16/440640-10
t.a.v. feit 1 primair: een auto heeft gestolen door een gestolen autosleutel te gebruiken;
t.a.v. feit 1 subsidiair: samen met een ander of anderen een auto heeft geheeld;
t.a.v. feit 2 primair: een sleutelpasje van een contactslot van een auto en een replica van een Spaans wapen heeft gestolen;
t.a.v. feit 2 subsidiair: een sleutelpasje van een contactslot van een auto en een replica van een Spaans wapen heeft geheeld;
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht met betrekking tot parketnummer 16/711106-10 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de overval, zoals hem is ten laste gelegd onder feit 1 primair, heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de aangifte, de verklaring van verdachte zoals afgelegd bij de politie en ter terechtzitting en de verklaringen van de medeverdachten.
Daarnaast acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 2 heeft gepleegd, op basis van hetgeen tijdens de doorzoeking in zijn woning is aangetroffen en de bekennende verklaring van verdachte.
Voorts is naar de mening van de officier van justitie sprake van schuldheling van de auto, welk feit hem onder feit 1 subsidiair (parketnummer 16/440640-10) is ten laste gelegd. Ten aanzien van feit 2 subsidiair op die dagvaarding is naar de mening van de officier van justitie sprake van opzetheling ten aanzien van de autosleutel, maar niet van de replica van het Spaanse wapen, gelet op de verklaring van verdachte. Van de replica dient verdachte te worden vrijgesproken.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is met betrekking tot parketnummer 16/7111060-10 van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1 primair en wijst daarbij op het ontbreken van bewijs voor het opzet voor het toegepaste geweld en het opzet op het wegnemen van de sieraden. Verdachte had de opzet om een groot geldbedrag weg te nemen, samen met drie anderen. Verdachte kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor het geweld dat zij hebben toegepast op aangever. Ook kan hem niet worden verweten dat iemand anders uit de groep sieraden heeft weg genomen. Hierop was zijn opzet immers niet gericht.
Ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair is de raadsman van mening dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het geweldselement.
Voorts heeft de raadsman met betrekking tot parketnummer 16/440640-10 bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van zowel de diefstal als van de schuldheling van de Seat Ibiza, hetgeen verdachte bij separate dagvaarding onder feit 1 primair en 1 subsidiair is ten laste gelegd, wegens het ontbreken van bewijs.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd, en sluit zich aan bij het voorstel van de officier van justitie omtrent de replica van het Spaanse wapen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 16/440640-10
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de Seat Ibiza. Dit geldt eveneens voor de diefstal van de contactsleutel/-pasje en de replica van het Spaanse wapen.
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte die feiten die hem onder 1 en 2 primair zijn ten laste gelegd.
Zij zal hem dan ook van die feiten vrijspreken.
Dit ligt anders ten aanzien van de overige feiten. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met anderen het in de zaak parketnummer 16/711106-10 onder 1 primair ten laste gelegde heeft gepleegd, het onder 2 ten laste gelegde heeft gepleegd en tevens de feiten 1 subsidiair en 2 subsidiair van het parketnummer 16/440640-10 heeft gepleegd.
De rechtbank is bij zijn beoordeling uitgegaan van de volgende, door de daarbij genoemde wettige bewijsmiddelen onderbouwde, feiten en omstandigheden:
parketnummer 16/711106-10
Onderstaande voetnoten verwijzen steeds naar het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van politie met nummer 2010072749 C, welk proces-verbaal doorlopend is genummerd tot en met pagina 1255.
Daar waar gesproken wordt over aanvullende of andersoortige processen-verbaal wordt dit vermeld.
Feit 1
Op 22 maart 2010 wordt door de buurvrouw van aangever [slachtoffer] opgemerkt dat er geen beweging is in het huis van aangever. Uiteindelijk belt mevrouw [A] de politie . Deze gaan met behulp van de reservesleutel die zij in bezit heeft bij aangever [slachtoffer] naar binnen. Zij treffen de heer [slachtoffer] liggend op zijn buik op de grond van zijn slaapkamer aan. Zijn handen en voeten zijn gebonden en hij ligt met zijn gezicht in een kussen. Ook is om zijn hoofd en mond een doek met tape gewikkeld. Zijn gezicht vertoont veel aangezichtsletsel. De politie ziet ook dat de woning overhoop is gehaald .
Aangever heeft verklaard dat er op zondagochtend werd aangebeld. Toen hij opendeed zag hij dat er jongens aan de deur stonden die hem beet pakten en aan de kant duwden. Eén van de mannen had een revolver in zijn hand. Zij hebben hem op het bed neergegooid en er werd iets voor zijn mond gedaan, zodat hij niet kon schreeuwen. Door de andere persoon werden zijn benen vastgebonden. Ook werd hij door een van de jongens geslagen. Achteraf mist hij € 60,= uit zijn portemonnee. .
Als gevolg van de overval heeft het slachtoffer het navolgende lichamelijke letsel opgelopen:
- ernstige onderkoelingsverschijnselen;
- zware hersenschudding;
- diverse bloeduitstortingen/kneuzingen/zwellingen in/aan het gelaat;
- diverse bloeduitstortingen/zwellingen aan/op zijn lichaam;
- gekneusde ribben;
- pijnlijke rechterheup;
- diverse ontvellingen aan zijn bovenlichaam.
Verdachte [verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij inderdaad één van de overvallers is geweest en dat hij daadwerkelijk in de woning is geweest en daar heeft gezocht naar de grote zak/tas met geld. Hij had de tip gekregen van [B] op een verjaardag. Later kreeg hij van Wolf het exacte adres. Ook heeft verdachte [verdachte] bekend dat hij één dag van tevoren met medeverdachte [medeverdachte 1] de situatie heeft voorverkend. In de nacht voor de overval is hij naar de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] gegaan, waar medeverdachte [medeverdachte 3] ook aanwezig was. Daar heeft [verdachte] heeft hen over het geld verteld, opdat zij het samen konden weghalen.
Hij heeft voorts verklaard dat hij als eerste samen met [medeverdachte 3] naar binnen is gegaan en dat hij geen pistool bij zich had. De tape bevond zich al in de auto en was dus niet speciaal voor deze overval meegenomen. Wel is de tape meegenomen het huis in met het doel de bewoner vast te tapen zodat hij, indien aanwezig, na de overval niet de politie zou kunnen bellen. De voordeur had hij op een kier gezet, zodat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ook naar binnen konden. In het huis heeft hij gezocht naar geld, maar dat was er niet. Niet veel later na zijn binnenkomst heeft verdachte [verdachte] de woning weer verlaten, hij was bang geworden; de hele situatie zoals die was ontstaan sprak hem niet aan. Hij heeft in de auto gewacht op de anderen. Tijdens het wachten heeft hij [B] een sms-bericht gestuurd dat het niet was gelukt. Verdachte [verdachte] verklaarde ook dat hij geen revolver heeft gezien bij de medeverdachten .
Bij de politie heeft verdachte [verdachte] verklaard dat [B] hem op een verjaardag in Oldebroek heeft verteld dat bij zijn opa geld lag. Hij had hem ook gezegd dat als er iets zou gebeuren, hij wilde meedelen in de opbrengst. [B] is [B] en zijn stiefopa is de heer [slachtoffer]. [B] kon zelf niet meedoen, omdat hij zijn kinderen dat weekend thuis had. Hij verklaart dat hij de voorverkenning met medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gedaan. Er is niet gesproken over tapen, maar het werd wel meegenomen en daarom was hij ervan uitgegaan dat het slachtoffer zou worden getaped. Hij had na de overval in de auto [B] een sms gestuurd met de tekst dat het niet gelukt was [B] had er niet op gereageerd .
Deze verklaring wordt gedeeltelijk ondersteund door de verklaringen van de medeverdachten.
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft het volgende verklaard.
In de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] is over de overval gesproken. Toen besloten was om er heen te gaan, is [medeverdachte 3] eerst langs huis gereden om een pistool te halen, om daarmee te dreigen. De anderen waren daarvan op de hoogte. Volgens hem was er van tevoren weinig afgesproken. [verdachte] en hij gingen als eersten naar de woning, ter plaatse bedachten hij en [verdachte] de rolverdeling, [verdachte] zou het wapen op de buik van de man zetten en hij zou de man dan de woning in duwen. Daarna zou hij, [medeverdachte 3], de man tapen. Het wapen van [verdachte] was geladen het pistool van [medeverdachte 3] niet. [verdachte] heeft de man met zijn pistool tegen het hoofd getikt. De tape lag in de auto van [verdachte] en was meegenomen uit de woning van [medeverdachte 2]. De bruine tape kwam uit de woning van de man. De man werd door verdachte [medeverdachte 3] de slaapkamer in gedreven en op zijn bed gelegd. De man werd echter niet rustig en beiden vielen tussen de bedden op de grond. Omdat de man niet rustig werd heeft [medeverdachte 3] hem gezegd dat hij hem zou omleggen. [medeverdachte 2] heeft de man vervolgens met zijn hoofd op de grond geslagen, waarna de man door [medeverdachte 2] en hem werd getaped. De mond, handen en voeten van de man werden door hen getaped. Op dat moment werd de woning door de anderen doorzocht. Toen zij de woning verlieten dacht [medeverdachte 3] dat zij de man voor dood achter hadden gelaten. Verdachte [medeverdachte 3] heeft sieraden meegenomen .
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft als volgt verklaard.
Op 20 maart 2010 heeft hij de situatie ter plekke met medeverdachte [verdachte] verkend. De volgende ochtend zijn zij er weer naar toe gegaan, samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. Er zou € 75.000,= in het huis aanwezig zijn. Volgens hem was er geen duidelijk plan. [verdachte] had een wapen. De man is met grijze tape vastgebonden. Deze rol lag in de auto van [verdachte]. [medeverdachte 1] heeft gezien dat [medeverdachte 3] met zijn knie op de nek van de man zat, om de man rustig te krijgen. Hij heeft niet gezien wie de man het letsel heeft toegebracht .
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft het volgende verklaard.
Met zijn vieren zijn zij in de woning van de man geweest. Er zou daar een groot geldbedrag in de meterkast liggen. Hij is samen met [medeverdachte 1] naar binnen gegaan. [medeverdachte 3] had een pistool bij zich en die was de hele tijd bij de man bij het bed. [medeverdachte 3] heeft de man ook vastgetaped. Ook [medeverdachte 1] had een pistool bij zich, waarmee hij de man ook heeft geslagen. [medeverdachte 1] zat bovenop de man en beukte in op die man met zijn handen. Ook heeft hij [medeverdachte 1] met bruin tape gezien. Ook sloeg [medeverdachte 1] de man met zijn handen op zijn hoofd. [medeverdachte 2] verklaart voorts dat de degene die eerder door hem als [medeverdachte 1] werd aangeduid verdachte [medeverdachte 1] is en dat hij zelf de man niet heeft aangeraakt. Hij heeft in de woning rond gekeken en zag in de keuken een portemonnee met daarin kleingeld en passen. Hij heeft de portemonnee en de inhoud ervan laten liggen. Hij is naar buiten gelopen en heeft met [verdachte] in de auto gewacht op de anderen .
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij van [medeverdachte 2] heeft gehoord dat [medeverdachte 2] in de woning is geweest met [verdachte], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1]. [verdachte] en [medeverdachte 3] hadden aangebeld bij de woning. De bedden waren door de worsteling uit elkaar geschoven en de man was er tussen gevallen. Later zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] naar binnen gegaan. [medeverdachte 2] had man met zijn hoofd op het beton geslagen, om te weten te komen waar het geld zou liggen, omdat zij het geld niet konden vinden in de woning. Volgens [medeverdachte 2] had een ander een kussen op het hoofd van de man gedrukt. Dit was [verdachte]. De man was vastgetaped met bruine tape uit de woning en het huis was doorzocht. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hadden flink liggen worstelen met de man, en [medeverdachte 3] had de man een klap gegeven. [verdachte] had als eerste de woning verlaten omdat hij het niet meer aan kon. [medeverdachte 2] had een tip gekregen. De vader van die tipgever was een kennis of aangetrouwde familie van de man .
Getuige [getuige 2] geeft, omdat zijn naam rondging als mogelijke dader, de politie ongevraagd informatie, inhoudende dat hij van [verdachte], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] heeft gehoord dat zij in de woning waren geweest, samen met iemand waarvan hij de naam niet kent. Eerst gingen twee van de vier mannen naar binnen en later zouden de twee afgewisseld hebben met de twee die aanvankelijk in de auto - op de uitkijk - bleven wachten. [verdachte] of [medeverdachte 3] heeft de man met een pistool geslagen. De man zouden zij op zijn buik hebben gegooid, waarbij iemand een been in de nek van de man hield. [medeverdachte 3] heeft de man getaped. De man zou flinke weerstand hebben geboden en er zou geen leven meer in de man hebben gezeten, op het moment dat zij de woning verlieten. Hij weet dat [B] een van de naasten is van het slachtoffer. [B] had hem de uitzending van tv op zijn laptop laten zien .
Uit het hiervoor weergegeven bewijs volgt dat verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] tezamen een overval hebben gepleegd, die werd vergezeld van grof geweld tegen het slachtoffer. Gezien de voorverkenning, de voorbespreking bij [medeverdachte 2] thuis, de wetenschap bij de deelnemers met welk doel zij 21 maart 2010 samen op pad gingen, de wijze waarop de overval is gepleegd en zij tezamen weer huiswaarts keerden, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten en dat dit kan worden geduid als het “medeplegen” van die overval.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de (voorwaardelijke) opzet was gericht op het gebruik van geweld. Immers, verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] hielden er rekening mee dat het slachtoffer thuis was - wat gezien de dag en het tijdstip van de overval ook voor de hand lag - en zij namen wapens en tape mee om daarmee geweld tegen het slachtoffer te gebruiken dan wel met het gebruik daarvan te dreigen. Zij hebben daarmee allen de kans op de koop toe genomen dat zijzelf en/of hun mededaders daarbij ook geweld zouden gebruiken. Eenmaal in de woning is vervolgens grof geweld gebruikt tegen het slachtoffer. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte zich op geen enkel moment heeft gedistantieerd van het handelen van zijn mededader(s) of heeft getracht deze(n) te weerhouden van het verdere gebruik van geweld. Nu sprake is van medeplegen, zijn verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] allen verantwoordelijk voor dit geweld en rekent de rechtbank dit geweld alle vier deze verdachten even zwaar aan.
Ten aanzien van het betoog van de verdediging dat de bewezenverklaring slechts kan strekken tot de poging, ten laste gelegd onder feit 1 subsidiair, overweegt de rechtbank het volgende. Betoogd is dat verdachte geen geld heeft meegenomen, er mogelijk zelfs in het geheel geen geld is weggenomen, en voor zover de medeverdachten dit hebben meegenomen uit de woning van het slachtoffer, dit verdachte niet kan worden verweten.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] hebben allen verklaard dat zij kwamen om een flink bedrag te stelen. Dat zij niet konden vinden waarvoor zij waren gekomen en één van hen het mindere heeft meegenomen, maakt nog niet dat de opzet hierop niet aanwezig is geweest en dat hetgeen is voorgevallen slechts kan worden geduid als een poging tot diefstal met geweld. Voorts ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van aangever dat hij € 60,= mist. Het dossier biedt echter geen aanknopingspunten om meer geld bewezen te verklaren.
Feit 2
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte [verdachte] werd een wapen aangetroffen . Dit wapen was van het merk Walther . Verdachte heeft bekend dat hij dit wapen had . Op grond hiervan acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte werd op 16 april 2010 aangetroffen in een Seat Ibiza in Zwolle, met op de bijrijdersstoel een vuurwapen , die hij van [C] even in bruikleen had. Tijdens het rijden in de auto ontdekte verdachte dat er in het dashboardkastje van de auto een pistool lag, deze heeft hij uit het dashboardkastje gehaald en naast zich op de stoel neergelegd . Dit wapen betrof een pistool van het merk Colt . In een tasje van verdachte werd aangetroffen een sleutelpasje van een Renault Megane . De Seat Ibiza bleek gestolen te zijn en hiervan werd aangifte gedaan door de heer [benadeelde 1] op 14 april 2010 .
De Renault bleek op naam te staan van [bedrijf] bv te [vestigingsplaats] . [benadeelde 2] had aangifte gedaan op 29 maart 2010 van een inbraak waarbij onder meer een jas was weggenomen, waarin deze sleutelpas zich bevond .
Verdachte heeft verklaard dat hij het sleutelpasje in bewaring heeft gekregen, maar hij wenst niet te verklaren van wie hij deze heeft gekregen .
Heling van de Seat Ibiza en van het vuurwapen
Verdachte verklaart niet te weten dat de Seat Ibiza was gestolen en volgens zijn raadsman had hij dit ook niet hoeven weten. Hierover overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft verklaard dat hij de auto van [C], een vriend uit het milieu van gebruikers van verdovende middelen, waarin hij toen verkeerde, heeft geleend . De politie kan deze [C] niet traceren. Het feit dat die [C] een vriend uit het door verdachte omschreven milieu is, geeft naar het oordeel van de rechtbank weer dat het niet altijd heldere zaken waren waarmee die [C] zich bezighield. Verdachte was kennelijk van het milieu op de hoogte en had zich dan ook moeten vergewissen van het feit dat de auto waarin hij mocht rijden bijvoorbeeld niet gestolen was. Hij heeft geen kentekenpapieren erbij gekregen toen hij de auto in bruikleen onder zich had. Nu verdachte dit heeft nagelaten, heeft hij zich daarmee schuldig gemaakt aan schuldheling.
Opzetheling van de sleutelpas
Verdachte heeft deze sleutelpas in bewaring gekregen van iemand wiens naam verdachte niet wenst te noemen. Nu verdachte hierover geen openheid van zaken geeft en uit het dossier het tegendeel niet blijkt, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.
Verdachte heeft het onder parketnummer 16/440640-10 onder 1 vermelde ad informandum vermelde feit bekend. Het onder 2 vermelde ad informandum vermelde feit op dezelfde dagvaarding niet.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hij op 21 maart 2010 te Hoogland, gemeente Amersfoort,
tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld en
sieraden, toebehorende aan [slachtoffer],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van
voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat
verdachte en/of zijn mededader(s):
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op die [slachtoffer] heeft/hebben
gericht en tegen de buik van die [slachtoffer] heeft/hebben gedrukt, en
- die [slachtoffer] naar de slaapkamer heeft/hebben geduwd, en
- het hoofd en/of de haren van die [slachtoffer] heeft/hebben beetgepakt en het
hoofd van die [slachtoffer] tegen de vloer heeft/hebben geslagen, en
- de handen en de voeten van die [slachtoffer] heeft/hebben vastgebonden, en
- een doek en tape rond de mond en het hoofd van die [slachtoffer]
heeft/hebben gedaan, en
- die [slachtoffer], heeft/hebben geslagen en/of gestompt;
hij op 27 mei 2010 te Hattem, een wapen van categorie I, te weten een gasdrukpistool, merk Walther, voorhanden heeft gehad;
hij in de periode van 14 april 2010 tot en met 16 april 2010 te
Zwolle, een auto (merk Seat Ibiza) heeft verworven,
voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door
misdrijf verkregen goed betrof;
hij in de periode van 28 maart 2010 tot en met 16 april 2010 te Zwolle, een contactsleutel/pasje van een Renault Megane heeft verworven en voorhanden heeft
gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemd goed wist, dat het een door misdrijf verkregen goederen betrof;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
16/711106-10
Feit 1 primair:
Medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
16/440640-10
Feit 1 subsidiair:
Schuldheling;
Feit 2 subsidiair:
Opzetheling
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar en 6 maanden, met aftrek van het voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft op grond van hetgeen hij denkt dat bewezen verklaard kan worden en op grond van de persoonlijke omstandigheden van verdachte, voorgesteld een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van maximale duur op te leggen. Door oplegging van een forse voorwaardelijke gevangenisstraf wordt het de verdachte mogelijk gemaakt om aan zijn persoonlijkheidsproblematiek te werken, aldus de raadsman.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Bewezen is verklaard dat de verdachte op 21 maart 2010 samen met anderen een gewelddadige, gewapende overval heeft gepleegd. De overval vond plaats in de woning van het slachtoffer. Hiermee is een ernstige inbreuk gemaakt op de privacy en integriteit van het slachtoffer. Verdachte en de medeverdachten zijn, nadat het slachtoffer nietsvermoedend de deur had geopend, de woning binnengedrongen, waarbij zij een vuurwapen op die persoon hadden gericht. Het slachtoffer werd bedreigd met de dood als hij niet rustig zou blijven. Ook hebben de verdachten het slachtoffer met zijn hoofd op de grond geslagen, waardoor hij ernstig letsel heeft bekomen, daarbij is het slachtoffer ook nog vastgetaped. De daders hebben het slachtoffer in vreselijke omstandigheden achtergelaten en geld en sieraden uit de woning meegenomen.
Het is algemeen bekend dat gebeurtenissen als hiervoor omschreven ernstige en langdurige psychische schade aanrichten bij de slachtoffers. Het slachtoffer heeft nadien niet meer zelfstandig kunnen en durven wonen, het heeft dus zeer veel impact op hem gehad, zoals hij ook heeft verwoord in zijn schriftelijke slachtofferverklaring. De verdachten hebben zich kennelijk laten leiden door de zucht naar financieel gewin zonder stil te staan bij de mogelijke ernstige gevolgen van hun handelen voor het slachtoffer.
De rechtbank overweegt dat een dergelijk feit de rechtsorde schokt en bijdraagt aan algemene gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank rekent het verdachte zeer zwaar aan dat hij na de overval op geen enkele wijze getracht heeft de man hulp te bieden, bijvoorbeeld door een anoniem telefoontje naar 112.
Op een dergelijk feit kan niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Daarnaast heeft verdachte zich meermalen schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit.
Het ongecontroleerde bezit van wapens kan in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengen en een gevoel van onveiligheid in de maatschappij veroorzaken.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldheling van een auto en opzetheling van een sleutelpasje van een andere auto.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 5 oktober 2010, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld ter zake van onder meer geweldsdelicten, vermogensdelicten en overtreding van de Wet wapens en munitie.
In het advies van de Reclassering van Tactus verslavingszorg d.d. 28 oktober 2010 wordt voorgesteld om verdachte het NFIP, nader onderzoek te laten doen omtrent de psychische gesteldheid van verdachte teneinde een passend hulpverleningstraject voor verdachte op te stellen. De rechtbank ziet daartoe, gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf, geen aanleiding.
De rechtbank rekent het verdachte voorts zwaar aan dat hij zich, blijkens voornoemd uittreksel, binnen een jaar na oplegging van een voorwaardelijke straf zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. Tevens neemt zij in het nadeel van verdachte in haar straf mee dat het lang heeft geduurd voordat verdachte openheid van zaken heeft willen geven.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel, daarbij aansluiting zoekend bij de straffen die door deze rechtbank doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd, dat een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren en zes maanden passend en geboden is.
6.4 De ad informandum gevoegde feiten
De rechtbank heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met het volgende door verdachte bekende en ad informandum op de dagvaarding onder parketnummer 16/440640-10 onder 1 vermelde strafbare feit: het op 16 april 2010 in Zwolle voorhanden hebben van een pistool, zijnde een wapen van categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
Hetgeen onder 2 op dezelfde dagvaarding ad informandum is aangeboden is buiten beschouwing gebleven, nu verdachte dit feit ter zitting heeft ontkend te hebben gepleegd.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 16.065,= voor
feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 15.875,= een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 2.375,= ter zake van materiële schade en € 13.500,= ter zake van immateriële schade, en acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
8.1 De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het feit is begaan met betrekking tot één van deze voorwerpen.
Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan
in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
9 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 60 dagen gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 14 april 2009 ten uitvoer zal worden gelegd.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
10 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14g, 24c, 36b, 36c, 36f, 47, 57, 312, 416 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht en het artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder parketnummer 16/440640-10 onder 1 primair en
2 primair tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
16/711106-10
Feit 1 primair:
Medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
16/440640-10
Feit 1 subsidiair:
Schuldheling;
Feit 2 subsidiair:
Opzetheling
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 7 jaar en 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 14 april 2009 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 06/460621-08 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf van 60 dagen;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 15.875,=, waarvan € 2.375,= ter zake van materiële schade en € 13.500,= ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], € 15.875,= te betalen, bij niet betaling te vervangen door 114 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.E. Bernini, voorzitter, mr. A. Wassing en mr. S. Wijna, rechters, in tegenwoordigheid van C. Lith-van den Brink, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 16 november 2010.